Startpagina Leesidee Stichting EchelonStichting Beleven
 
VERHAAL
print ⇒
GROEP
7-8
THEMA
Filosoferen, straffen, onrechtvaardigheid, poëzie en de feiten
SAMENVATTING
Dit verhaal laat zien dat de Hodja al op jonge leeftijd onnavolgbaar was in zijn logica en woordgebruik. In plaats van zijn les te leren vertelt hij verhaaltjes. Dat wordt niet door iedereen begrepen. Hij wordt er zelfs voor gestraft.
WERKVORMEN
- kringgesprek
- gedichtje maken (een elfje)
- brief schrijven
LESOPZET
a. Vertel het verhaal.
b. Kringgesprek met de vragen: Waarom krijgt Nasreddin straf? Vind je dat terecht? Waarom? Heb je dat wel eens meegemaakt dat jij of iemand die je kent ten onrechte straf heeft gekregen? Wat vond je daarvan? Waarom worden mensen die er "maar op los fantaseren" of voor hun eigen mening uitkomen nog wel eens gestraft? Wat zou je kunnen doen om iemand te helpen die ten onrechte straf heeft gekregen? (bij deze vraag is het van belang dat de kinderen zich realiseren dat vaak de anderen hun mond houden. Meestal uit angst, verlegenheid, en/of onmacht. Nu komt het erop aan dat ze, liefst met meerderen daar iets van zeggen).
c. Brieven schrijven voor Amnesty International! (http://www.youngamnesty.nl/kids). Geef de kinderen de opdracht een brief te schrijven aan een regering die bijvoorbeeld kunstenaars of politieke gevangenen heeft. (Leerkracht moet daarvoor dan wel even contact hebben gehad met Amnesty International).
d. Iedereen heeft wel eens bij helder weer een prachtige sterrenhemel gezien. Als je al die sterren ziet, wat denk je dan? En wat vind je van het verhaal van Nasreddin? (Laat de fantasie eens de vrije loop.) Opdracht: maak een elfje waarin je begint met iets gewoons en het dan in het gedichtje een andere betekenis geeft.
DOELSTELLING
- Kinderen weten dat er terechte én onterechte straffen bestaan.
- Kinderen denken na over de functie van straffen.
- Kinderen denken na hoe je iemand kan helpen die ten onrechte wordt gestraft.
- Kinderen ervaren dat je de werkelijkheid op verschillende manieren kunt waarnemen.
- Kinderen weten dat ze hun fantasie kunnen gebruiken.
BIJZONDERHEDEN
- Elfen zijn korte gedichten van vijf regels. De regels bestaan uit: één woord, twee woorden, drie woorden, vier woorden en één woord. De eerste regel is bijvoorbeeld een naam of een kleur, de tweede regel zegt iets over de eerste regel, de derde over de tweede, de vierde over de derde en in de vijfde regel wordt het bovenstaande samengevat in één woord.

NASREDDIN HODJA - HET MYSTERIE VAN DE MAAN
Toen Hodja nog geen hodja was, maar gewoon Nasreddin heette, ging hij net als alle kinderen van nu naar school. In de tijd van Hodja was dat minder vanzelfsprekend dan nu. Wie naar school gaat, leert daar schrijven en dat beschouwde men toen als een soort toverkunst. Alle dingen die je kan aanraken, een bloem, een paard, een huis en zelfs de onstoffelijke zinnen uit je mond, die kortstondig in de lucht blijven leven, kan je zomaar in zwarte tekens op papier gevangen nemen. En die tekens vertonen geen enkele gelijkenis met een écht huis of paard of bloem. Heel anders dan de stenen bloemen boven de ingang van de moskee, die er wél als echte bloemen uitzien. En toch weet de schrijver later, dat het ene teken een huis, het andere een paard en weer een ander een bloem voorstelt. Zelfs in het geval dat een ander het teken geschreven heeft, iemand die misschien allang gestorven is.

Lezen en schrijven behoefde je in de tijd van Nasreddin alléén te leren, als je arts, hoogwaardigheidsbekleder of hodja wilde worden. Als je boer werd of smid, dan kon je dat vak maar het beste bij je vader leren. Die was allang blij met een paar extra handen, zelfs al waren ze maar klein.

De vader van Nasreddin was hodja, zodat iedereen het vanzelfsprekend vond, dat hij wél naar school ging en later ook hodja zou worden.

Als je nu een Turkse school bekijkt, dan zie je een streng gebouw, lange gangen, hoge klaslokalen met in het midden de brandende kachel, muren met landkaarten en een portret van Atatürk.

Vroeger was de school niet meer dan een klein vervallen gebouwtje, dat als een oude man tegen de moskee leunde.

Men geloofde in die dagen, dat het leren beter ging als je het geheugen af en toe prikkelde met een flink pak slaag. Ouders die hun kinderen voor het eerst naar school brachten, zeiden plechtig tegen de meester: Vanaf vandaag behoort het vlees van mijn kind u toe."

De kinderen leerden snel genoeg wat dit betekende. Wie op school straf verdiende, kreeg te maken met de falakka. Je moest op je rug gaan liggen met de ontblote voeten omhoog. Met een soepel wilgetakje werd er dan op de voetzolen geslagen. Net zo lang tot zij brandden als vuur.

Er bestonden nog geen schoolbanken; in een kring zaten de kinderen op het tapijt met opgevouwen benen achter een laag boekentafeltje. Het foutloos uit het hoofd kunnen zingen van de soeras, de verzen uit het heilige boek de koran, vormde een belangrijk onderdeel van de lessen. Later kregen zij Arabische literatuur en poëzie, en zelfs sterrenkunde. Dit laatste was een moeilijk vak, dat slechts weinigen begrepen. Bij deze lessen moest Nasreddin zich erg inspannen, maar hij deed liever zijn hersens pijn dan zijn voetzolen. Meestal slaagde hij er tot grote vreugde van zijn voeten in, zich deze nodeloze kwelling te besparen.

Op een dag ging het over de maan en Nasreddin vertelde vol trots, dat hij de maan gered had. "Gisteravond," begon hij, "moest ik water halen. Ik wilde het putemmertje laten zakken, toen ik op de bodem van de put de maan zag liggen. Ik aarzelde geen moment en gooide een touw met een haak naar beneden. "Pak het goed vast en ik trek je eruit!" riep ik haar toe.

De maan was erg zwaar, ik trok en trok, maar tenslotte gaf zij mee en viel ik op mijn rug! Toen ik omhoog keek, zag ik de maan gelukkig weer aan de hemel staan. Het was een zwaar karwei geweest, maar beslist de moeite waard. De maan bedankte me en vol schaamte over haar domheid verstopte ze zich achter een voorbijgaande wolk."

Na dit verhaal vroeg de meester hem: "Nasreddin, vertel nu eens, wat is belangrijker voor ons: de zon of de maan?" - "Natuurlijk is de maan belangrijker," antwoordde Nasreddin zonder aarzelen, "de zon verschijnt overdag als het licht is, maar de maan komt s nachts om licht te brengen in de duisternis. Pas de duisternis leert ons wat gebrek aan licht betekent en dan is er de maan die ons met haar licht van hoop vervult."

Tevreden over dit meer filosofische dan natuurkundige antwoord ging de meester verder: "Je weet dat er elke maand een nieuwe maan komt; wat gebeurt er met de oude?" - "Die breken ze in stukjes en strooien ze door het heelal, zodat we bij heldere hemel kunnen genieten van al dat getwinkel. En ons bewust worden van onze eigen nietigheid."

De meester, die toch liever zag dat ook Nasreddin zich aan de feiten hield, legde hem geduldig het verschil uit tussen wetenschap en poëzie.

Toen enkele dagen later Nasreddin zijn les weer eens niet geleerd had en hij zijn gebrek aan kennis opnieuw met een mooi verhaal wilde verhullen, besloot de meester dat Nasreddin nu toch echt de falakka verdiend had.

Nasreddin, kwaad over deze straf, zei: "Alleen dwazen geloven dat de dorst naar kennis opgewekt kan worden door slaag. Een brandend hart is vol verlangen naar wijsheid; brandende voeten verlangen slechts naar koud water."
HERKOMST
Turkije
BRON
"Nasreddin Hodja: achterstevoren tóch de goede kant op" verteld en getekend door Ufuk Kobas. Aldus Uitgevers, 's-Hertogenbosch, 1987 / Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, Novib's, Gravenhage. ISBN: 90-70545-15-2.
Leesidee + verhaal afdrukken

 
Leesidee is een gezamenlijk project van Stichting Echelon en Stichting Beleven