vrijdag 19 april 2024

Volksverhalen Almanak


De arme man en de drie wijsheden


Er was eens een heel, heel arme man. Hij zei tegen zijn vrouw: "Het is niet goed voor een mens om zo te pinaren, ik kan er niet meer tegen om zo arm te zijn. Ik ga werk zoeken." Toen is hij stroomafwaarts gegaan - hij woonde aan de bovenloop van de rivier - tot hij bij Afobaka kwam waar ze een stuwdam aan het bouwen waren. Daar zag hij een blanke man. "Heeft u geen mensen nodig om voor u te werken, meneer?" vroeg hij. "Jawel," zei de blanke man. Toen gaf die meneer die arme man werk. Twaalf jaar werkte die arme man bij die meneer en toen zei hij: "Ik ga weer terug naar huis." - "Ja, dat is goed," zei die meneer, "je kunt gaan."
De man maakte zich.klaar en nam afscheid van die meneer. De meneer zei: "Wacht even," en hij haalde driehonderd gulden uìt zijn zak. "Dit is voor iou en ik geef je nog drie broden voor onderweg." - "Kan ik nu weggaan?" vroeg de man. "Ja," zei de meneer, "ik heb niets meer voor je." Toen ging de man weg. Intussen zat de meneer voor de deur van zijn huis en keek de man na. Plotseling riep hij hem en de arme man keerde terug.
"Laat me je wat wijsheid meegeven, dan betaal je me daar honderd gulden voor," zei de meneer. "Dat is goed," zei de man. "Ik luister naar u, vertelt u maar." - "Je moet niet gulzig zijn met eten. Betaal me maar." - "Bent u klaar?" vroeg de man. "Ja," zei de meneer. Toen nam de arme man honderd gulden en gaf die aan de meneer. Daarna ging hij weer op weg, maar hij was nog niet ver gekomen of de meneer riep hem voor de tweede maal. Hé, hier was ik net ook, dacht de arme man, zo kom ik nooit thuis. Maar omdat hij nieuwsgierig was, liep hij terug en weer zei de meneer: "Laat me je wat wijsheid geven, dan betaal je me daar honderd gulden voor." - "Dat is goed," zei de man, "ik luister naar u." - "Horen, zien en zwijgen," zei de meneer. "Betaal me maar." - "Bent u klaar?" vroeg de man. "Ja," zei de meneer.
De arme man nam weer honderd gulden en gaf die aan de meneer. Weer ging hij op weg en weer werd hij op dezelfde plaats teruggeroepen. "Ik heb nog meer wijsheid om je mee te geven. Kost ook honderd gulden." Wat zal ik doen? dacht de man. De meneer wilde zijn laatste honderd gulden hebben! Maar wijsheid is belangrijk, wist de arme man en hij zei dan ook: "Goed, ik luister nog eens naar u." Toen zei de meneer tegen hem: "Wat je het liefste wilt doen, dat moet je laten. Betaal me nu maar." - "Bent u klaar?" - "Ja."
En zo vertrok de arme man zonder een cent op zak. Hij liep en hij liep tot hij honger kreeg. Hij ging bij een kreek zitten en pakte zijn grootste brood. Wacht even, zei hij opeens tegen zichzelf, ik heb voor driehonderd gulden wijsheid gekocht en de eerste keer zei die meneer dat ik niet gulzig met eten mag zijn. En wat wilde ik doen: het grootste brood opsmikkelen!
De arme man stopte het grootste brood weg en nam een van de kleine broden en brak dat ook nog doormidden. Dat halve kleine broodje at hij op en daarna ging hij weer verder tot het donker werd. Omdat hij liever niet buiten in het bos wilde slapen, liep hij door tot hij bij een dorp kwam. De mensen van dat dorp vonden het goed dat hij daar bleef overnachten en zeiden tegen hem: "Ga maar in dat huis daar."
De arme man opende de deur van het huis en... werd bedolven onder geraamten! Hij wilde schreeuwen maar plotseling dacht hij aan de tweede wijsheid die hij voor honderd gulden had gekocht: horen, zien en zwijgen. Hij wreef eens over zijn hoofd - de geraamten hadden harde botten! - en schopte een aantal beenderen in een hoek. Hij dacht nog: Zouden het echt mensengeraamten zijn... maar hij zei niets, hij ging gewoon slapen. De volgende morgen groette hij iedereen en vertrok.
De mensen van het dorp waren stomverbaasd: niemand was ooit dat huis binnengegaan en er levend uitgekomen! Iedereen wist dat er een grote val in het huis stond en als je vroeg: "Wat zijn dat voor geraamten?" dan zei de val: "Ha, ik heb je!" en maakte je dood. En geen dorpeling haalde het in zijn hoofd om je uit dat huis te halen om je te begraven. Je bleef er liggen tot je een geraamte was. Daarom lagen er zoveel geraamten in dat huis!
De arme wijze man liep de hele dag door tot hij bij het dorp kwam waar hij woonde. In de verte zag hij zijn vrouw voor de deur van hun huis staan. Hij wilde roepen dat hij weer thuis was, maar daar kwam een man aan, een heel grote man, die naar zijn vrouw liep en haar omhelsde! Hij gaf haar ook nog een zoen! De arme man zei tegen zichzelf: Ik heb het met mijn eigen ogen gezien, en hij richtte zijn geweer om de andere man dood te schieten.
Toen dacht hij opeens aan de derde wijsheid die hij had gekocht van zijn laatste honderd gulden: Wat je het liefst wilt doen, moet je laten. Hij keek hoe de andere man in het bos verdween en liep toen naar zijn vrouw toe. Wat was die blij! Ze omhelsde haar man, die nog steeds kwaad was om wat hij had gezien. "Waar is onze zoon?" wilde hij weten. "Hij maakt het goed," zei de vrouw. "Hij is groot geworden! Je zult hem bijna niet herkennen. Nog geen minuut geleden is hij weggegaan. Om vier uur komt hij terug." Hoei, dacht de man, bijna had ik mijn eigen jongen gedood. Wat een geluk dat ik ook de laatste wijsheid heb gekocht.
De arme man was zo moe van de reis, dat hij zijn hangmat opzocht en tot vier uur sliep. Toen zijn zoon thuiskwam, zei zijn vrouw: "Hij in de hangmat is je vader." De jongen rende naar zijn vader, die verbaasd uitriep: "Ben jij zo groot geworden?" - "Ja, vader," zei de jongen.
De vader moest er niet aan denken dat hij zijn zoon bijna had doodgeschoten. Ze gingen die avond vroeg slapen en de volgende ochtend zei de man tegen zijn vrouw en zoon: "Zo mensen, ik was weggegaan en ik ben weer teruggekomen. Ik heb niets meegenomen, maar dat kan ik ook niet helpen. Ik heb hard gewerkt, maar ik kom toch met lege handen thuis. De meneer bij wie ik heb gewerkt heeft me driehonderd gulden gegeven, maar daarmee heb ik wijsheid gekocht. Het enige wat ik met jullie kan delen is dit..." De man pakte het grote brood, het kleine brood en het halve kleine brood. "Dat is goed," zeiden zijn vrouw en zijn zoon en zijn vrouw voegde eraan toe: "Ik heb nog wat cacao in huis, zullen we dat drinken en alle mensen van het dorp uitnodigen om je thuiskomst te vieren?" - "Dat is goed," zei de man.
De mensen van het dorp kwamen om cacao te drinken en de man nam het grootste brood en begon te snijden. Maar amper had hij het mes in het brood gezet of er rolde geld uit... Tientallen muntstukken rolden op tafel, over de grond, het ging maar door, het waren er wel honderden! Het hele huis werd met geld gevuld. Toen haalden de mensen drieduizend vaten en de gehele dag hebben ze gewerkt om al het geld op te rapen en in de vaten te doen. Toen ze klaar waren, rolden ze de vaten aan de kant en eindelijk konden ze genieten van de cacao en de kleine broden. Daarna gingen de mensen weg. "Ik ben erg verbaasd," zei de man tegen zijn vrouw en zijn zoon. "Ik dacht dat ik twaalf jaar voor niets had gewerkt." - "Ik ben blij dat je weer thuis bent," zeiden de vrouw en zijn zoon. En hier eindigt het verhaal van de arme man.
*   *   *
Samenvatting
Een volksverhaal uit Suriname. Een man werkt twaalf jaar voor een blanke baas. Wanneer de man naar huis terugkeert, krijgt hij driehonderd gulden. Maar de blanke verkoopt hem gelijk drie wijsheden voor die 300 gulden. Zonder geld keert de man dus naar huis. Gelukkig blijken de wijsheden heel goed van pas te komen.
Toelichting
Melville J. en Frances S. Herskovits vertellen in Suriname Folklore, New York 1936/1969, dat een man bijna zijn zoon doodschiet, maar dat hij zich gelukkig op tijd de raad van zijn werkgever herinnert: "Verberg je boosheid tot morgen en zeg niet alles wat je ogen zien." Het is dus een oude vertelling, die steeds wordt aangepast.
Het verhaal zoals hier verteld is van de Saramakaners Metson Sane en Abeli Bapa en staat in Koontu köndë oto (Fantasieverhalen), Paramaribo 1976.
Het leeft eveneens bij de Aukaners, een andere grote Marron- ofwel Bosnegerstam van Suriname. Evert D. Koanting vertelt het in 'A Pinaman anga den dii Koni', Paramaribo 1988. De arme man komt uit een dorp dat de naam draagt 'Iedereen voor zichzelf en God voor ons allen'. Ook volgens Koanting is het heel lang geleden gebeurd, terwijl de Saramakaners er actuele gebeurtenissen bijhalen: de bouw van de stuwdam door Amerikanen (1960-1965). Koanting zegt dat er vroeger alleen maar arme mensen waren. Bij hem heet de man Da Msabi, de vrouw Sa Oseina en de zoon Adusuu. De man ontmoet een blanke op Stoelmanseiland, voor wie hij twaalf jaar werkt.
Een Nederlandse versie van dit thema is Een goede raad in drieën
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen