zaterdag 20 april 2024

Volksverhalen Almanak


De dagdief en de nachtdief


Op een vroege morgen slenterde een man door de straten van Caïro en kwam langs een koffiehuis waar al iemand zat. Hij groette hem: "Assalam alaikum!" De ander beantwoordde zijn groet en nodigde hem uit voor een kopje koffie. Hij liet zich dat geen tweemaal zeggen, stapte naar binnen en ging naast hem zitten. Degene die hem had uitgenodigd, bestelde een mokka voor hem. Toen vroeg hij zijn gast: "Vertel eens broeder, wat doe je voor de kost?" - "Mijn beroep," antwoordde de ander, "kan beter maar niet genoemd worden."
De gastheer werd nieuwsgierig en vroeg verder: "Waarom kan het beter maar niet genoemd worden? Allah behoede je, broeder, maar ben je soms een koppelaar of een handelaar in meisjes?" - "Bij al wat me lief is, nee!" verzekerde de ander. "Maar waarom wil je dan je beroep niet zeggen?" ging de eerste door met vragen. "Koppelaar en handelaar zijn de enige beroepen, die niet eervol zijn." De ander voelde zich in het nauw gedreven en sprak: "Ik ben, Allah behoede je, broeder, van beroep een dief." - "Is dat alles?" vroeg de eerste lachend, "ik ben zelf een dief!" En hij verduidelijkte: "Een nachtdief." - "Ik ben daarentegen een dagdief," verklaarde de ander. "Prachtig!" verheugde zich de nachtdief, "dan zijn we dus collega's. Kom laten we opstaan en ga met mij mee naar huis."
Ze verlieten het koffiehuis en liepen door verschillende wijken van Caïro, tot ze bij een zijstraatje kwamen, waar ook de andere dief woonde. Het was namelijk zo, dat zij beiden, zonder het te weten, met dezelfde vrouw waren getrouwd. Maar ze hadden elkaar nooit gezien, want de ene kwam 's nachts thuis en de andere overdag. Nu dacht de man die was uitgenodigd: "Hoe komt het dat hij me bij hem thuis uitnodigt en dan naar mijn huis gaat? Hoe weet hij trouwens dat ik hier woon, en hoe is het mogelijk dat hij mij bij hem thuis uitnodigt en ik bij mijn eigen huis terechtkom?" Tenslotte zei hij bij zichzelf: "Ik ga met hem mee en zie wel wat er gebeurt." Dus volgde hij hem, tot ze bij hun huis aankwamen. De eerste klopte aan zijn deur. De vrouw deed open en zag haar twee mannen voor de deur staan. Ze stond sprakeloos en bleef daar ongesluierd staan. Eén van de beide mannen zei: "Bedek je gezicht toch als er een vreemde komt."
"Voor wie moet ze het dan bedekken?" vroeg de ander, "voor jou of voor mij?" - "Voor jou natuurlijk," antwoordde de ander. "Waarom dan," wilde de ander weten, "ze is mijn vrouw!" - "O nee, broeder, ze is mijn vrouw!" beweerde de ander en ze begonnen ruzie te maken. Opeens hield een van hen op en sprak tot de vrouw: "Goede vrouw, wie is jouw man?" Zij antwoordde: "Jullie zijn allebei mijn man." En de ander vroeg: "In welke wet staat dat dat is toegestaan?"
"Wij zijn een slim stel," merkte de een op, "deze vrouw is met ons allebei getrouwd, zonder dat we het van elkaar wisten, en de een is 's nachts bij haar en de ander overdag, en ze weet niet eens dat ze in strijd met de wet handelt." Toen stelde hij voor: "Broeder, laten we allebei een list uitbroeden. Degene die wint, krijgt zowel de vrouw als het huis." De ander stemde met dit voorstel in.
Omdat het midden op de dag was, moest de dagdief met zijn streek beginnen. Hij sprak tot de nachtdief: "Goed, kom met me mee." Hij liep met zijn collega door de straten van Caïro, totdat ze bij een van de grootste stadspoorten kwamen, en daar gingen zij zitten.
Nu belanden we in ons verhaal bij een Turkse soldaat, die voor zichzelf en zijn huishouden inkopen wilde doen op de markt. Nadat hij zijn mokka had opgedronken en zijn uniform had aangetrokken, sprak hij tot zijn vrouw: "Fatima, stop een geldbuidel met goudstukken in mijn broekzak, zodat ik inkopen kan doen." - "Goed, zoals je wilt," zei Fatima en stopte een geldbeurs in zijn broekzak. Zijn dienaren brachten hem zijn paard en hij klom erop. Toen reed hij naar de markt, terwijl zijn dienaren voor hem uit liepen, en zijn weg leidde langs de stadspoort. De dagdief - scherpzinnig als hij was - ontdekte onmiddellijk de geldbuidel in de zak van de Turkse soldaat. Hij volgde hem onopvallend, tot aan de met matten beklede kraam van een groente- en fruithandelaar, stal van hem een komkommer en sloop de soldaat achterna, tot ze op een zeer druk plein kwamen, waar hij zich in het gedrang meester maakte van de geldbuidel en daarvoor in de plaats de komkommer in de zak van de soldaat stopte. Toen ging hij terug naar zijn collega bij de stadspoort en ging bij hem zitten.
De Turkse soldaat kwam bij de bazaar en ging de zaak van een stoffenkoopman binnen. "Heb je dit en dat?" vroeg hij. "Natuurlijk, hoge heer," antwoordde de koopman en toonde hem verscheidene balen stof. Hij nam er één van en vroeg naar andere soorten stof en zocht uit wat hem aanstond, totdat hij ongeveer 10 tot 15 balen voor zich had liggen. Toen stak hij zijn hand in zijn broekzak, om de geldbuidel te pakken, en wat kwam tevoorschijn? - de komkommer. Woedend riep hij: "Bij Allah, wat is dat nu?!" - "Wat is er aan de hand, genadige heer?" vroeg de koopman en de soldaat antwoordde: "Bewaar deze pakken even voor me! Ik moet naar huis terugrijden, want ik heb mijn geldbuidel vergeten." Hij reed dus terug, en de dienaren gingen voor hem uit.
Toen hij langs de stadspoort reed, zag de dagdief dat de ogen van de Turk fonkelden van woede en dat hij van plan was thuis amok te maken. Hij volgde hem dus weer, en op een druk plein verwisselde hij de komkommer voor de geldbuidel. En terwijl de dagdief terugging naar zijn collega, reed de soldaat naar huis, betrad zijn woning en riep toornig: "Fatima, ik zal je deze streek betaald zetten, kreng! Ik gaf je opdracht een buidel met goudstukken in mijn zak te stoppen en geen komkommer." - "Ik zweer bij Allah, mijn gebieder," sprak zij, "dat ik gedaan heb wat jij beval en een buidel met goudstukken in je zak heb gestoken." - "Maar toen ik de koopman wilde betalen, vond ik slechts een komkommer. Hoe verklaar je dat?" vroeg hij ongeduldig. Ze ging naar hem toe, stak haar hand in zijn zak en trok er de buidel met goudstukken uit. "Is dat nu een geldbuidel of een komkommer?" zei ze. "Allah zij dank!" riep de Turk opgelucht uit en beval: "Stop hem weer in mijn zak, Fatima!" En hij reed terug naar de markt, terwijl zijn dienaren voor hem uit liepen.
Toen hij bij de stadspoort kwam, verwisselde de dief de buidel weer voor de komkommer en nietsvermoedend reed de Turk naar de koopman toe. Daar aangekomen groette hij hem en sprak: "Overigens, Aboe Hassan, ik heb die en die stof vergeten," en hij kocht nog vier of vijf andere balen, liet die inpakken en bij de andere pakken leggen. Maar toen hij zijn geldbuidel tevoorschijn wilde halen om te betalen, hield hij weer de komkommer in zijn hand en van verontwaardiging steeg het bloed hem naar het hoofd. Tot de koopman sprak hij: "Neem me niet kwalijk, Aboe Hassan, maar ik geloof dat het geld dat ik bij me heb niet genoeg is voor al deze goederen. Ik zal ze nog een keer hier moeten laten liggen, om meer geld te gaan halen." - "Zoals u wenst," antwoordde de koopman, en de Turk liet hem alleen.
Bij de stadspoort zag de dagdief hem aankomen, volgde hem ongemerkt en ruilde de geldbuidel weer om met de komkommer. De Turk ging zijn huis binnen, trok zijn zwaard en ging daarmee op zijn vrouw af, terwijl hij schreeuwde: "Hoe vaak heb ik je nu al niet gezegd dat je mijn geldbuidel in mijn zak moet stoppen!" Zij antwoordde: "Ik zweer je bij Allah, mijn gebieder, dat ik je een buidel met goudstukken heb gegeven. Alleen een dief kan zo'n streek met je uithalen!" Hij stak zelf zijn hand in zijn broekzak en haalde de geldbuidel te voorschijn. "Wat heeft dat te betekenen?" sprak hij verward. Toen liet hij zijn dienaren komen en vroeg hen: "Wie van jullie neemt deze buidel met goud onder zijn hoede en houdt hem bij zich tot we bij de winkel van de koopman zijn? Als beloning zal ik daar voor hem een hemd, een broek, een bovenkleed en een fez kopen." Hadsji Abbas trad naar voren en sprak: "Geeft u maar hier, heer!" De dienaar stak de buidel in zijn zak en ze begaven zich voor de derde maal op weg naar de winkel van de koopman. Uit angst hield de dienaar de heIe tijd zijn hand op de zak waarin het goud zat.
Toen ze langs de stadspoort kwamen, zag de scherpzinnige dagdief onmiddellijk dat de geldbuidel van eigenaar was gewisseld en aan een dienaar was toevertrouwd: Hij volgde hen, totdat ze op een druk plein kwamen. Een ogenblik lang dacht Hadsji Abbas niet aan de geldbuidel, maar duwde met zijn hand de mensenmassa opzij om ruimte te maken voor zijn meester. Op dat moment sloeg de dief zijn slag; hij maakte zich meester van de geldbuidel en stopte daarvoor in de plaats de komkommer in de zak van de dienaar. Toen sprak hij tot zijn collega de nachtdief: "Kom, laten we naar de koopman gaan en kijken wat er gebeurt."
De dienaar had onmiddellijk nadat ze het gewoel achter zich hadden gelaten, zijn hand weer op de zak met de vermeende geldbuidel gelegd. Zo kwamen ze aan bij de winkel van de koopman. De Turkse soldaat groette hem voor de derde maal met de vredesgroet "Vrede zij met u" en bestelde nog een paar kleinigheden: "Broeder, breng mij nog tien handdoeken, tien zakdoeken en tien vrouwensluiers."
Nadat de koopman alles gehaald had en er een derde pak van had gemaakt, riep de Turk: "Hadsji Abbas, reik mij de geldbuidel!" - "Bij uw welzijn, meester," sprak de dienaar aarzelend, "ik geef hem u niet voordat u besteld hebt wat u mij beloofd hebt." - "Je zult je beloning hebben," zei de soldaat welwillend en beval de koopman: "Breng nog een hemd, een broek, een bovenkleed en een fez." De koopman bracht hen het gevraagde en pakte het in. Toen tastte de dienaar in zijn zak om de geldbuidel te voorschijn te halen - en in zijn hand hield hij de komkommer. Toen de Turkse soldaat die zag, raakte hij buiten zinnen. Hij wilde zich met zijn zwaard op de dienaar storten toen de dief verscheen, die hem de geldbuidel liet zien en riep: "De dienaar is onschuldig, heer, hier is je goud!" - "Houd de dief!" riep de soldaat. Maar toen de mensen hem wilden grijpen, was hij spoorloos verdwenen.
De dagdief stak de buidel met geldstukken in zijn zak en sprak tot zijn collega: "Dat was mijn streek, beste broeder. Heb jij een betere dan ik?"
"Wacht maar tot het nacht wordt," antwoordde de nachtdief. En zij wachtten tot het vierde uur waarop alle mensen in Caïro slapen. Toen nam de nachtdief de dagdief bij de hand en zij liepen door de donkere, verlaten straten, tot ze bij een paleis kwamen. Dit paleis was van de shabandar, de opperste koopman van Caïro. Hij was gestorven en had al zijn bezittingen nagelaten aan zijn enige zoon.
De nachtdief haalde een touwladder uit zijn zak en wierp een uiteinde over een hoek van het dakterras van het paleis. Het andere uiteinde pinde hij vast in de grond, zodat de ladder van boven tot onder gespannen stond. "Klim jij maar als eerste naar boven!" zei de dagdief tot zijn collega; die klom op het dakterras van het paleis en de ander volgde hem. Toen liepen ze voorzichtig over het dak en daalden af tot aan de verdieping die bewoond was. Ze keken naar binnen in een helverlichte ruimte en zagen de zoon van de koopman in de salon van het vrouwenappartement zitten, omgeven door vier blanke slavinnen, zo mooi als de maan; voor hen stonden wijnvaten waaruit zij dronken en terwijl hij at, zongen de slavinnen.
De nachtdief sloeg dit alles nauwlettend gade en ontdekte onder een staande lamp de sleutel van de schatkamer. Hij betrad voorzichtig de kamer, ging op zijn buik liggen en kroop als een hond naar de staande lamp, terwijl de aanwezigen zich vol overgave bezighielden met zingen, drinken en eten. Bliksemsnel greep hij de sleutel, stopte hem in zijn hemd en kroop, zoals hij was gekomen, weer de salon uit. Hij kwam terug bij zijn collega zonder dat iemand hem had bemerkt. Beiden gingen naar de schatkamer, waar het geld werd bewaard. Hij deed de deur open en ze gingen naar binnen. Zij vonden daar veertig kisten die naast elkaar stonden, en op iedere kist lag de bijpassende sleutel. De nachtdief nam de eerste sleutel en opende daarmee de eerste kist, telde de inhoud en stelde vast dat er veertig buidels met 500 piaster in zaten. Hij nam er een buidel met 500 piaster uit, deed de kist weer op slot en legde de sleutel op precies dezelfde plaats. Dat deed hij bij alle veertig kisten en uit elke kist nam hij een enkele buidel.
Nadat ze de schatkamer hadden verlaten en de deur hadden afgesloten, gaf hij de dagdief de veertig buidels en fluisterde hem toe: "Wacht hier op mij." Hij ging de
salon binnen, kroop weer als een hond naar de lamp en legde de sleutel op dezelfde plaats als hij hem had weggenomen, zonder dat iemand hem bemerkte. Toen kwam hij weer bij zijn collega en ze slopen weg. Tenslotte klommen ze de touwladder af; de nachtdief rolde hem op en stopte hem in zijn zak. "Was dat jouw streek?" vroeg de dagdief hem, en zijn collega antwoordde: "Geduld, broeder. Mijn streek zal pas overdag worden afgemaakt." Zij bleven de rest van de nacht bij elkaar. 's Ochtends trok de nachtdief enige kostbare gewaden aan, de een over de ander, en daarover droeg hij een met gouddraad bestikt lang vest met als gordel een sjaal van kasjmier, terwijl hij van een andere sjaal een tulband maakte. Om zijn schouders legde hij een cape en in zijn gordel stak hij een horloge. Toen haalde hij een snelle ezelin en een paar slaven, die hem begeleidden; een van hen droeg voor hem een lange pijp en de andere allerlei bagage. Zo kwamen ze bij de zaak van de koopmanszoon, die hij de vorige nacht had bestolen.
De nachtdief begroette de jonge koopman vriendelijk, steeg van zijn ezelin en ging de winkel in. Men bracht hem iets om op te zitten en nodigde hem uit plaats te nemen. De koopmanszoon liet hem een mokka brengen. Zijn slaaf vulde op zijn bevel zijn pijp en reikte hem die aan. Zo zat hij anderhalf tot twee uur in de winkel. Toen wendde hij zich tot de koopmanszoon en sprak: "Zeg eens, Mohammed, komt je vader niet altijd om deze tijd in de winkel?" - "Wiens vader?" vroeg de koopmanszoon. "Ik bedoet de shabandar, de opperste koopman van Caïro," antwoordde de verklede dief.
"Waarvandaan zou hij dan moeten komen?" wilde de koopmanszoon weten, en zijn gast informeerde bezorgd: "Hoezo, is hij soms op reis? Kan ik hem niet spreken?" Toen vertelde de koopmanszoon hem: "Mijn vader - Allah schenke hem vrede - is al twee jaar dood."
Toen de nachtdief dat hoorde, sprong hij op, brak de pijp doormidden, die hij in zijn handen hield, trok de tulband van zijn hoofd en wierp die op de grond. Toen begon hij luid te klagen: "O weh, o weh, mijn hele bezit en het goed van andere mensen verloren!" De kooplui uit de naburige winkels en werkplaatsen en de klanten verzamelden zich allemaal om hem heen en vroegen: "Wat is er gebeurd, edele heer?" Hij vertelde hen: "Een paar jaar geleden heb ik zijn vader, de grote shabandar - Allah schenke hem vrede - mijn bezit en het goed van vele mensen toevertrouwd."
Dit bericht kwam ook de kadi ter ore en die stuurde een agent naar de markt om de beide mannen te halen. Toen de koopmanszoon en de nachtdief voor de kadi stonden, gaf hij hen allebei opdracht hem het verhaal te vertellen. De verklede nachtdief begon: "Ik ben hier een keer heen gekomen met veertig geldkisten; in iedere kist zaten 39 buidels met ieder 500 piaster, en die heb ik zijn vader toevertrouwd."
"Wat heb je daarop te zeggen, Mohammed?" vroeg de kadi. En de koopmanszoon vertelde: "In mijn huis staan 40 geldkisten, het bezit van mijn vader, maar in elke geldkist zitten geen 39, maar precies 40 buidels."
Beide verhalen werden met getuigen erbij opgeschreven. Toen sprak de kadi: "Wij moeten nu naar je huis, Mohammed, om de feiten te controleren." Dus gingen de kadi, de getuigen en een agent naar het huis van de shabandar. Zij gingen de schatkamer in, openden de kisten en telden de inhoud. Zij vonden in alle kisten slechts 39 buidels en concludeerden daaruit dat het geld van de nachtdief was. De kadi verkondigde daarom in de rechtszaal: "Vastgesteld is dat het geld in het huis van de shabandar toebehoort aan deze heer! Haal kamelen en laat hem de kisten opladen en meenemen." Hij kreeg alle veertig kisten en de koopmanszoon hield niets meer over. De nachtdief gaf de kadi een kist en een kist aan de agent en de overige 38 behield hij zelf.
Toen sprak hij tot zijn collega, de dagdief: "Nu, broeder, welke streek is beter, die van jou of die van mij?" - "Ik zweer bij Allah," antwoordde de dagdief, "jouw streek was de beste." - "Neem de buidels," sprak de nachtdief. "Moge Allah daarmee je ziel tot rust brengen, want de vrouw en het huis zijn voor mij."
*   *   *
Samenvatting
Een Egyptisch sprookje: wie heeft de beste list?. Twee dieven zijn - zonder het van elkaar te weten - getrouwd met dezelfde vrouw. Beiden leveren een streek om te laten zien wie van hen de beste dief is: een Turkse soldaat en een rijke koopmanszoon worden bestolen.
Toelichting
Afkomstig uit: Green, Arthur Octavius - Modern Arabic Stories, z.j.
Kadi: sinds de tijd van de Abbasieden is de rechterlijke macht, die oorspronkelijk samen met de uitvoerende macht bij de kalief berustte, overgegaan in handen van de kadi. Voorwaarden voor het uitoefenen van het ambt van rechter waren een onbesproken gedrag en kennis van de koran en de soenna.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen