vrijdag 29 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De prinses op het eiland


Er was in Engeland eens een koning en die koning had een zoon. Op een goeie dag kreeg de jonge prins een portret van de Deense prinses te zien en van dat moment af had hij geen rust meer; haar en niemand anders wilde hij tot vrouw hebben. Toen ging hij naar zijn vader en zei hem, dat hij de Deense prinses boven alles lief had en haar tot vrouw wilde hebben. Zijn vader had hier niets op tegen. "Als Engeland en Denemarken één worden, dan bestaat er geen macht ter wereld die ons de baas kan," zei hij.
En meteen schreef hij een brief aan de Deense koning en verlangde diens dochter als bruid voor zijn zoon, die na hem koning van Engeland zou worden. Maar de Deense koning schreef terug dat zijn dochter nog niet volwassen was en ook nooit koningin van Engeland zou worden. Toen werd de Engelse koning toornig en hij schreef terug dat de Deense prinses de bruid van zijn zoon zou worden, al moest het bloed kosten. Daarop antwoordde de Deense koning dat dit niet zou gebeuren zolang een Deen nog een druppel bloed in zijn lijf zou hebben.
Toen kwam het tot een oorlog. De Engelse prins reed met een groot leger naar Denemarken en belegerde de hoofdstad. De Deense koning zond toen zijn dochter ver weg naar een eiland. Hij gaf haar zeven dienstmeisjes mee, een kleine hond en etensvoorraad voor zeven jaren. Daarna liet hij het kasteel op het eiland stevig dichtmetselen zodat niemand er binnen kon dringen.
Toen de zeven jaren voorbij waren had de Engelse prins de stad ingenomen en de koning verslagen; en hij nam zijn intrek in het paleis. Hij liep door alle kamers en kwam ook in de vertrekken van de prinses terecht. Daar stond een weefstoel van ivoor met roodgouden spijlen. Er waren vogels, vissen en allerlei dieren op geweven, maar het kleed was nog niet af.
Nadat nu de prins lang en vergeefs naar de prinses had laten zoeken en speuren, liet hij in het hele land een boodschap bekend maken: diegene die het kleed af kon maken, zou zijn koningin worden. Hij dacht namelijk, dat de Deense prinses zich wel zou melden als ze zag dat ze nergens bang voor hoefde te zijn.
Nu woonde er in het land een hertog wiens dochter erg op de verdwenen prinses leek en die een grote vaardigheid had in het weven. Hij liet haar naar het paleis toegaan om een poging te wagen, maar ook voor haar was het weefsel te kunstig en alles wat ze weefde werd verkeerd.
Intussen had de prinses met haar zeven dienstmeisjes en de kleine hond ver weg op het eiland in het dichtgemetselde kasteel geleefd. Ze hadden de voorraad van zeven jaren opgemaakt en begonnen honger te lijden. Daarom probeerden ze door de muur heen te breken, maar dat ging zeer langzaam en ze waren de hongerdood nabij. Toen zei een van de meisjes dat ze niet veel waarde hechtte aan het leven en ze verzocht de prinses en de anderen haar te doden en op te eten. Ze moesten het voorstel wel aannemen of allemaal samen van honger omkomen en dus namen ze het voorstel aan.
Maar toen het meisje was opgegeten, waren ze nog steeds niet door de muur heen en toen bood het tweede meisje hetzelfde aan als het eerste. En zo ging het verder tot alleen nog maar de prinses en de hond over waren. Toen slachtte de prinses de hond en at hem op. En toen ook die op was, kwamen er steeds meer ratten en muizen. Die ving de prinses en vilde ze; de vellen hing ze aan draadjes en het vlees peuzelde ze op.
Al die tijd werkte ze door aan de muur en eindelijk lukte het haar er doorheen te breken. Ze ging naar buiten en ver weg op zee zag ze een schip. Ze zwaaide met een doek en toen stuurde het schip op het eiland aan en nam haar aan boord. Bij het paleis van haar vader werd ze aan land gezet. Hier trok ze haar prachtige gewaden uit en kleedde zich in lompen. Toen ging ze naar de keuken om te vragen of ze daar een meisje voor de vaat konden gebruiken. De dochter van de hertog vond haar een goede indruk maken en nam haar in dienst.
Zo stond de Deense prinses in de keuken van haar vaderlijk paleis en verrichtte daar de nederigste arbeid. Op haar rustdag moest ze, als meisje voor de vaat, water naar de weefkamer brengen. Toen ze daar naar het kunstige weefsel stond te kijken zei de dochter van de hertog tegen haar dat zij nog nooit zo'n moeilijk kleed had kunnen weven. Toen zei het spoelmeisje dat ze het weefsel wel af zou kunnen maken. "Ja, als je dat kunt, dan zal ik je honderd daalders geven en dan word je mijn kamermeisje," zei de dochter van de hertog. De prinses haalde alles, wat de dochter van de hertog fout had gedaan weer uit en daarna ging het snel.
Het geluid van de weefstoel, dat in het hele paleis hoorbaar was, bereikte ook de oren van de prins en na enkele dagen bracht men hem de boodschap dat het kleed af was. Toen kwam de prins kijken. Hij inspecteerde het weefsel zorgvuldig en had er niets op aan te merken. Hij moest zijn woord houden en de dochter van de hertog tot vrouw nemen, al twijfelde hij er erg aan of zij wel de echte prinses was.
De Deense prinses had vroeger een paard gehad dat Blanka heette. In de zeven oorlogsjaren was het aan zijn lot overgelaten en daardoor zo wild geworden, dat er twee mannen met sterke ijzeren staven voor nodig waren om het naar de drinkplaats te brengen.
Zondags zou de bruiloft zijn en de prins had besloten dat zijn bruid op Blanka naar de kerk moest rijden, want hij wist heel goed dat niemand anders dan de Deense prinses Blanka kon berijden. Maar dat durfde de dochter van de hertog niet. Ze zei tegen de prinses, die intussen kamermeisje was geworden, dat ze haar lelijke kleren uit moest trekken, zich moest laten kleden in het toilet van de bruid en in haar plaats met de prins naar de kerk toe rijden. Daarvoor zou zij haar nog eens honderd daalders geven.
De prins kwam en nam de echte prinses mee. Al gauw kwamen ze bij een brug die onheilspellend kraakte. Toen zei de prinses:
"Bruggetje breek niet onder de bruid!
Mijn vader de koning gaf geld voor jou uit!"
Meteen lag de brug stil. "Wat heb je gezegd, mijn hart?" vroeg de prins. "Niets heer," antwoordde de prinses. Toen kwamen ze bij een hek en voor dat hek lag een hond. Hij blafte en gromde Toen zei de prinses:
"Blaf niet hond en laat mij gaan!
Mijn vader de koning heeft jou goed gedaan!"
Toen was de hond gekalmeerd. "Wat heb je gezegd, mijn hart?" zei de prins weer. "Niets heer," gaf de prinses ten antwoord. Ze gingen verder en kwamen bij de dijk. De prinses zei:
"Hier achter deze groene dijk,
Hebben de vrolijke vissen hun rijk!
Als ik met goud brood had kunnen kopen voor mijn mond,
Dan had ik niet gegeten zeven meisjes en een hond!"
"Wat heb je gezegd, mijn hartje?" vroeg de prins. "Niets heer," gaf de prinses hem ten antwoord. En weer gingen ze verder. Ver weg in zee kon de prinses het eiland zien liggen waar ze zeven jaren had vastgezeten. En ze zei:
"Daar hangen de grijze vellen van muizen,
Afschuw daarvoor blijft in mij huizen!
Als ik niet was geweest in hongersnood,
Had ik geen rat gegeten in plaats van brood!"
"Wat heb je gezegd, mijn hartje?" vroeg de prins. "Niets heer," antwoordde de prinses hem. Tenslotte kwamen ze bij Blanka. Het paard sloeg en steigerde en was ontembaar. Toen zei de prinses:
"Blanka, Blanka, kniel voor mij!
Geen enkele edelvrouw droeg jij
behalve mij!"
Nauwelijks had het paard de stem van de prinses herkend of het knielde neer, zodat ze op kon stijgen. "Wat heb je gezegd, mijn hart?" vroeg de prins. "Niets heer," zei de prinses weer. Maar de prins was blij, want hij wist nu dat niemand anders dan de Deense prinses aan zijn zijde reed. Toen ze bij de kerk kwamen, trok de prins zijn gouden handschoenen uit en gaf ze aan de prinses; ze moest hem zweren dat zij en niemand anders hem de handschoenen terug zou geven, als hij erom vroeg.
Daarna werden ze in de echt verbonden en uit de kerk reden ze weer naar het paleis om zich om te kleden. De prinses ging naar de weefkamer en daar nam de dochter van de hertog haar plaats weer in. De mensen rekenden op een groot feest met vele gasten, maar de prins zei dat hij die dag niet erg in stemming was en dat de gasten de volgende dag maar terug moesten komen om de bruiloft te vieren.
Toen het avond werd gingen de prins en de dochter van de hertog naar de bruidskamer. Daar vroeg de prins haar te herhalen wat ze op de brug had gezegd. Ze zei dat ze zich vandaag zo vreemd had gevoeld en alles vergeten was; maar dat ze een kamermeisje had aan wie ze alles had verteld wat ze vandaag gezegd had en dat die het nog wel zou weten. Ze zou het gaan vragen. En met die woorden liep de onechte bruid naar de prinses en vroeg haar: "Luister, dwaas kind, wat heb je bij de brug gezegd?" De prinses herhaalde haar woorden en de dochter van de hertog liep terug naar de prins en zei:
"Bruggetje breek niet onder de bruid!
Mijn vader de koning gaf geld voor jou uit!"
"Ja, dat was het," zei de prins, en zij meende dat de vragenstellerij nu wel afgelopen zou zijn. Maar de prins vroeg ook naar de woorden die ze tegen de hond had gezegd. Ze antwoordde dat ze uit liefde voor de prins helemaal uit haar doen was en niets kon onthouden; ze zou meteen naar het kamermeisje gaan om het na te vragen. Bij de prinses aangekomen zei ze dat haar hoofd helemaal in de war raakte van al die gesprekken die de prinses onderweg had gevoerd. "Wat heb je tegen die hond gezegd?" De prinses herhaalde wat ze had gezegd en terug bij de prins zei de dochter van de hertog:
"Blaf niet hond en laat mij gaan!
Mijn vader de koning heeft jou goed gedaan!"
"Ja, dat was het," zei de prins, "jouw kamermeisje is geweldig." Ze dacht dat de prins haar nu wel met rust zou laten. Maar hij wilde ook weten welke woorden ze bij de dijk had gesproken. Weer moest de dochter van de hertog naar de prinses en teruggekomen bij de prins zei ze:
"Hier achter deze groene dijk,
Hebben de vrolijke vissen hun rijk!
Als ik met goud brood had kunnen kopen voor mijn mond,
Dan had ik niet gegeten zeven meisjes en een hond!"
De prins zei haar dat het kamermeisje een zeer goed geheugen had. Maar toen wilde hij ook nog weten wat ze had gezegd, toen ze het eiland ver in zee had gezien. En weer moest ze naar de prinses lopen. Ze was erg boos over het voortdurende heen en weer geloop en vroeg: "Wat heb je gezegd, kletskous, toen je dat eiland in zee zag?" De manier waarop ze werd aangesproken beviel de prinses niet maar ze liet het rustig over zich heen gaan en herhaalde haar woorden. En toen de dochter van de hertog weer bij de prins terug kwam, was haar weer te binnen geschoten wat ze gezegd had:
"Daar hangen de grijze vellen van muizen,
Afschuw daarvoor blijft in mij huizen!
Als ik niet was geweest in hongersnood,
Had ik geen rat gegeten in plaats van brood!"
"Ja, dat was het," zei de prins en nu dacht ze dat hij eindelijk wel tevreden zou zijn. Maar de prins wilde zelfs nog weten wat ze tegen Blanka had gezegd. Dat was ze ook helemaal vergeten, maar het kamermeisje zou het zich beslist nog wel herinneren, want aan haar had ze alles verteld toen ze uit de kerk kwam. En weer rende ze naar de prinses en als ze niet al verschrikkelijk kwaad was, dan werd ze het nu wel: wat hadden al die verhaaltjes die ze de prins onderweg had opgedist te betekenen? Men zou kunnen denken dat ze niets anders te doen had dan op en neer lopen! "Zeg me meteen wat voor onzin je verteld hebt toen je Blanka besteeg?" De prinses bleef rustig en vertelde haar precies wat ze wilde weten. En toen de dochter van de hertog het antwoord wist liep ze naar de prins en zei tegen hem:
"Blanka, Blanka kniel voor mij
Geen enkele edelvrouw droeg jij
behalve mij!"
"Ja, dat was het," zei de prins. "Jouw kamermeisje heeft een geheugen voor jullie allebei." En nu dacht de dochter van de hertog dat ze rust zou krijgen. Maar toen verlangde de prins dat ze hem de handschoenen teruggaf die hij haar in bewaring had gegeven. Ze zei dat die in haar kamer lagen en dat ze ze meteen zou halen. Toen ze ditmaal bij de prinses kwam, was ze beleefder dan de vorige keren en vroeg haar om de handschoenen. Maar de prinses zei 'nee'. Zij had een dure eed gezworen dat zij en niemand anders de handschoenen zou teruggeven. De dochter van de hertog wrong wanhopig haar handen en wist niet meer wat ze moest doen. Toen bedacht de prinses dat ze samen naar de bruidskamer zouden kunnen gaan; zij zou dan binnengaan, de lichten uitdoen en de prins zijn handschoenen teruggeven. Daarna zou ze zich terugtrekken en dan kon de dochter van de hertog bij de prins blijven. Hij zou zeker niets van de verwisseling merken.
En samen liepen ze naar de bruidskamer terug. De prinses trad binnen, deed de lichten uit en liep met de handschoenen naar de prins. Ze wilde meteen weer wegglippen maar de prins hield haar vast bij haar arm en zei dat ze bij hem moest blijven. Iedereen die nog in het vertrek was kreeg bevel zich terug te trekken. De volgende morgen werd de dochter van de hertog naar haar vader teruggestuurd, maar op het paleis vierde men de bruiloft van de Engelse prins en de Deense prinses.
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje over een Engelse prins en een Deense prinses. De Engelse prins wil dolgraag met de dochter van de Deense koning trouwen. Deze weigert en er ontstaat een zeven jaar durende oorlog die door de Engelsen gewonnen wordt. De verliefde prins probeert de Deense prinses naar zich toe te lokken, maar daar komen ook andere gegadigden op af...
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen