vrijdag 19 april 2024

Volksverhalen Almanak


De wildplasser van Loosduinen


Waar de bureaucratie het weligst tiert, is meestal weinig groen te vinden: nergens in Nederland zit je zover bij de vrije natuur vandaan als in het centrum van Den Haag. Bestuurlijke groeistuipen hebben hier geleid tot gigantische verstening: alle randdorpen zijn Randstad geworden.
Eén van deze van oorsprong zelfstandige gemeenten is Loosduinen. Ooit een natuurrijk gebied, waar naar hartenlust gewandeld, gejaagd en wildgekampeerd kon worden. Tegenwoordig een kruiswoordpuzzel van straten, waar je van noord naar zuid en van oost naar west de namen van componisten en andere cultuurdragers moet volgen om bij hokjes van vrienden en bekenden terecht te komen.
De wildplasser van LoosduinenWubbe Groen had de ontluistering van zijn dorp persoonlijk meegemaakt. Het oude, maar prachtig gelegen huis, waarin hij na de dood van zijn ouders nog twintig jaar van een vrijstaand leven genoten had, was onteigend. In het rijtjeshuis dat hem ter compensatie aangeboden was, had hij wel gewoond, maar niet geleefd.
Snoeihout in je achtertuin verbranden? Strikt verboden! Het stoken van hout leidde tot ongewenste luchtverontreiniging. Materiaalverbranding mocht alleen nog collectief geschieden, in de uit belastingopbrengsten gefinancierde vuilverbrandingcentrale, onder het toeziend oog van eveneens met gemeenschapsgelden bezoldigde milieuambtenaren. Een prunusje omhakken op je eigen erf? Daar besliste de gemeente over! Eerst een vergunning aanvragen dus, ook al had je het boompje eigenhandig geplant. Kamperen in het vrije veld? Nee, zo vrij was het veld nu ook weer niet. De natuur was van iedereen, dus daar mocht niemand zomaar gebruik van maken.
Wubbe werd er wel eens balorig van. Vorig jaar had hij, zonder zich van Gemeente en gebod iets aan te trekken, een kippenhok op zijn erf gebouwd. Binnen een week was een ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht bij hem langsgekomen, die hem beleefd maar onverbiddelijk te kennen gaf dat hij het onderdak voor zijn pluimvee terstond diende af te breken. En een week geleden nog was hij bekeurd omdat zijn Kudelstaartse keeshond niet officieel geregistreerd stond. Ook dat kostte weer de nodige penningen.
"Hoeveel vrijheid hebben we eigenlijk nog in dit land?" vroeg Wubbe de cafébaas van zijn stamkroeg, die hem op een zatte zomeravond, op een tijdstip waarvan de gemeente had verordonneerd dat het sluitingstijd was, met zachte hand de zaak probeerde uit te duwen.
"Vrijheid?" reageerde de kastelein. "Kom op, Wubbe, je hebt de hete avond vrijheid van drinken gehad, en naar mijn idee heb je daar overvloedig gebruik van gemaakt. Tijd om je bed op te zoeken, jongen Morgen is er weer een dag. En denk eraan, niet wateren onderweg want je weet dat je daar een boete voor kunt krijgen tegenwoordig. Na sluitingstijd lopen er altijd een paar extra dienders te surveilleren."
De aandrang van de kroegbaas had op Wubbe echter minder effect dan die van zijn blaas. De twintig pilsjes die hij achterover had geslagen noopten hem reeds bij de Abdijkerk tot een lozing.
Om elf uur die ochtend ontwaakte Wubbe met een dubbele kater. De eerste werd veroorzaakt door de naweeën van de alcohol, de tweede door pijn in zijn portemonnee. De boete van 50 euro die zijn kerkgang hem had gekost, maakte hem ontzettend pissig. Altijd weer die wetjes die regeltjes, die geldstraffen. Trots en koppigheid, reeds eeuwen twee dominante trekken in het geslacht Groen, staken hun kop op.
"Het is mooi geweest," concludeerde Wubbe. "Ik laat me niet meer ringeloren. Ik ga vechten voor mijn vrijheid. Voor de rechten van het individu tegenover de bureaucratie. Natuur tegenover cultuur. Voortaan plas ik principieel alleen nog maar in het wild. Boetes betaal ik niet meer. Ze kunnen de pot op! Dienstweigeren uit gewetensbezwaar is toegestaan. Uit principe in je blote kont rondlopen mag ook, zolang je dat binnen bepaalde perken doet. Waarom dan niet netjes achter een boom de natuur zijn vrije loop laten?"
Het was een keuze die zijn gemoed goed deed.
"Wubbe de Wildplasser," grinnikte hij. "Mijn geuzennaam zal het zijn. Mijn watergeuzennaam, mag ik wel zeggen!"
Jan Peter Blauw was een man van normen en waarden. Vol overtuiging had hij zich bij het politiekorps van Loosduinen gemeld om zijn steentje bij te dragen aan de handhaving van orde en gezag. Waar groen verdween en grijs verscheen, ontstonden gemakkelijk randstadverschijnse-len als vervuiling, agressie en vandalisme. Plichtsgetrouw surveilleerde hij dagelijks door de straten van de stad die hij in de loop der jaren had zien uitgroeien tot een sterk staaltje van Hollandse bouwnijverheid. Hier was orde in de chaos geschapen! Loosduinen was niet langer woest en ledig. Menselijk vernuft had hier beschaving en welvaart gebracht.
Als kind had Jan Peter weinig buiten gespeeld: liever dan aan vuurtjes stoken, vissen of voetballen had hij zijn tijd besteed aan het invullen van kruiswoordraadsels. Jan Peter was een probleemoplosser: doelgericht, vasthoudend en rechtlijnig.
Tevreden blikte hij rond vanuit zijn witte patrouillewagen. De Burgemeester Hovylaan, de Lisztstraat, de Symphoniestraat...
Een schitterend samenspel van beleid en cultuur. En bovendien een schone stad: geen graffiti, geen zwerfvuil te zien.
De zomerzon brandde op het dak van zijn auto. Jan Peter draaide het raampje open, en beantwoordde een groet van een passerende wijkbewoner. Hij reed in de richting van de oude molen. Een mooi plekje om even de benen te strekken, en te mijmeren over de zin van zijn bestaan.
De Korenaer! Symbool van de Loosduinse strijd tegen vijandige elementen. Wieken die wind en water in goede banen leidden. Jan Peter kuierde naar de onderkant van het bouwwerk. Als je hiervandaan omhoog keek, leek het allemaal nog hoger, nog indrukwekkender.
Zijn dagdroom werd verstoord door een klaterend geluid dat vanachter het historische bouwwerk leek te komen. Jan Peter verstarde. Dit geluid had hij vannacht ook bij de Abdijkerk gehoord.
"Zo zo," sprak hij op bestraffende toon, "een recidivist! Eerst de kerk bezoedelen, en nu de molen! Vannacht drong het niet helemaal tot u door geloof ik, maar laat ik u er nogmaals op wijzen dat u handelt in strijd met het Wetboek van Strafrecht. Artikel 387, lid 8, om precies te zijn."
"Lid acht?" herhaalde Wubbe. "Man, sta niet te zemelen! Wie zijn lid acht, laat het af en toe eens luchten in de wind. Zou je ook eens moeten proberen. Je hebt geen idee hoe lekker dat voelt!"
Hij schudde de laatste druppels af en onttrok zijn plasser aan het oog van de agent.
"Het zou een mooie bende worden als iedereen maar toegaf aan zijn impulsen," sprak de bewaker van de wet. "Dan zou de stank in ons mooie Loosduinen net zo onverdraaglijk worden als in de Brabantse zwijnerij."
"Niemand verbiedt de boeren daar om varkens te houden," wierp de vrijheidsstrijder tegen.
"En niemand kan mij beletten om te wateren waar ik wil."
"Om te beginnen valt wildpiassen onder exhibitionisme." De overheidsdienaar bewandelde onverstoorbaar de formele weg. "Schennis van de openbare eerbaarheid."
"Heb je nooit van naturisme gehoord?" stoof de wildplasser op. "Dat is een overtuiging, weet je, en geen overtreding. Lekker dat ene stukje van je lijf dat altijd onder textiel verstopt moet blijven, een keertje op frisse buitenlucht trakteren."
"U kunt toch ook het wc-raampje wat wijder openzetten als u urineert?" suggereerde de probleemoplosser.
"Doe niet zo kleinzielig," riep de natuurliefhebber. "Ga boeven vangen man, maar laat mij met rust."
"In de tweede plaats overtreedt u het verbod op het lozen van schadelijke stoffen," vervolgde de misdaadbestrijder zijn betoog.
"Ik zal jou eens wat vertellen," brieste de vrijbuiter. "Mijn vader piste altijd tegen de kastanjeboom die hij zelf op zijn erf geplant had. En ik kan je verzekeren dat dat een kerel van een boom geworden is. Die is niet aan zijn eind gekomen door vergiftiging, maar door de botte bijl van de gemeente, die er zo nodig een verkeersweg dwars doorheen wilde laten lopen."
De handhaver van de openbare orde krabde zich achter een bezweet oor. 'Communicatie is het halve werk' leerde je tijdens de opleiding. Maar dit dreigde toch wel een heel moeizame discussie te worden. Misschien hielp het als hij eens wat bedragen noemde.
"Vijfenzeventig euro staat erop," legde hij de ernst van de situatie uit, "omdat het de tweede keer is. Bij een derde overtreding volgt inhechtenisneming."
"Vijfenzeventig euro?" lachte de vrijwateraar. "Vijfenzeventig euro voor een onschuldig plasje?"
"Tja, bij de toiletjuffrouw is het goedkoper," gaf de beroepsbekeurder toe. "Betaalt u contant, of wilt u de rekening thuisgestuurd krijgen?"
"Verreken het maar met de rioolbelasting die ik niet meer hoef te betalen," riep Wubbe. "En verder zal ik je niet langer van je werk afhouden Je hebt vast nog een heleboel nuttige dingen te doen vandaag. O ja; voor ik het vergeet, ik zag daarnet een teckeltje zijn poot oplichten bij. die hazelaars daar links. Als je snel bent, haal je hem misschien nog in. Aju!"
De dagen daarna surveilleerde Jan Peter voor de zekerheid samen met een collega. Per slot van rekening wist je maar nooit hoe wild zo'n wateraar kon worden.
Het duurde niet lang voor ze Wubbe opnieuw op natterdaad betrapten. Aanvankelijk bood de wildplasser enig verzet, maar met vereende krachten wisten de agenten hem in de boeien te sluiten.
"We zullen hem eerst maar eens een nachtje laten afkoelen in de cel," besloot Jan Peter. "Morgen praten we wel verder."
Maar er was meer voor nodig om Wubbe tot bedaren te brengen. Na een week was hij nog steeds niet voor hun rede vatbaar.
"Komt vanzelf," grijnsde Jan Peter tegen Frits, zijn collega. "De tijd heelt alle zonden."
Frits had daar echter zo zijn eigen gedachten over: vanuit zijn kantoor, dat uitzicht bood op het raam van Wubbes cel, kon hij zien dat er op gezette tijden met een wijde boog door het traliewerk gewaterd werd.
*   *   *
Samenvatting
Een toekomstig volksverhaal over een opstandige vrijheidsstrijder. Nederland gaat gebukt onder regeltjes, wetten, bureaucratie en verstening. Wubbe Groen vraagt zich af waar de vrijheid is gebleven en komt in opstand: "Ik laat me niet meer ringeloren. Ik ga vechten voor mijn vrijheid. Voor de rechten van het individu tegenover de bureaucratie. Natuur tegenover cultuur. Voortaan plas ik principieel alleen nog maar in het wild. Boetes betaal ik niet meer. Ze kunnen de pot op!"
Toelichting
Hoe zullen toekomstige generaties terugkijken op het Nederland van nu? Op bezuinigingswoede, bureaucratie, criminaliteit, probleemjeugd, bejaardenoverschot, overgewicht en andere zaken waar wij ons dik over maken? Welke sagen en legenden uit het 'Plastic Tijdperk' zullen ons nageslacht vermaak bieden?
Wim Meyles loopt op de geschiedenis vooruit met een verzameling humoristische volksverhalen uit alle delen van ons land. Geniet van de avonturen van een bonte stoet helden en antihelden, zoals Jan de Witwasser, Egbert Ego, Gijs en Kobus Plukker, Liflaf en Vads. Ontdek waarin een klein volk groot en een groot volk klein kan zijn...
Wim Meyles verwierf landelijke bekendheid met zijn woordspelingen in de jaren tachtig en zijn satirische sprookjesbundels 'De Pitbull en de Zeven Geitjes' en 'Schrans en Frietje' in de jaren negentig.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen