dinsdag 23 april 2024

Volksverhalen Almanak


De witte en de zwarte bruid


Er was eens een vrouw, en die ging met haar dochter en haar stiefdochter naar de akker om voer te snijden. Toen kwam Onze Lieve Heer als een arme man naar haar toe en vroeg: "Waar is de weg naar 't dorp?" - "Als je die weten wil," zei de moeder, "zoek hem dan zelf maar," en de dochter voegde er nog aan toe: "Als je bang bent, dat je hem niet vindt, neem dan een wegwijzer mee." Toen werd Onze Lieve Heer woedend op de moeder en de dochter, keerde hun de rug toe en verwenste hen, zodat ze zwart zouden worden als de nacht en lelijk als de zonde. Maar voor de arme stiefdochter was onze Heer genadig en hij liep met haar mee, en toen ze dicht bij het dorp waren, gaf hij haar de zegen mee en sprak: "Kies drie dingen en ze zullen gebeuren." Toen zei het meisje: "Ik zou graag zo mooi en zo zuiver worden als de zon," en meteen was ze blank en mooi als de dag. "En dan zou ik graag een geldtas hebben die nooit leeg was," en dat gaf Onze Lieve Heer haar ook, maar hij zei: "Vergeet nu het beste niet." En ze zei: "Maar in de derde plaats wens ik mij na mijn dood het eeuwige leven." Ook dat werd haar toegestaan, en toen bleef ze alleen.
Toen haar stiefmoeder met haar eigen dochter thuiskwam, en zag dat ze allebei koolzwart waren geworden, maar haar stiefdochter mooi en blank, werd ze woedend, nog erger dan eerst, en het enige wat ze nog bedacht was, om haar verdriet te doen. Nu had de stiefdochter nog een broer en die heette Reinier, en ze hield heel veel van hem en vertelde hem alles, wat er gebeurd was. Eens op een keer zei hij tegen haar: "Zusjelief, ik wil je portret schilderen, dan kan ik altijd naar je kijken, want ik houd zoveel van je, dat ik je altijd zou willen aankijken." Toen antwoordde ze: "Maar laat het dan aan niemand zien!" Nu schilderde hij zijn zuster en hing het in zijn kamer op; maar hij woonde in het slot van de koning, want hij was daar koetsier. Elke dag ging hij voor haar portret staan en dankte God voor het geluk, zo'n lieve zuster te hebben. Maar nu was de vrouw van de koning bij wie hij in dienst was, juist gestorven, en die was zó mooi geweest, dat men nooit iemand, die net zo mooi was als zij, had kunnen vinden, en de koning treurde nog altijd over haar. Nu merkten de bedienden van het hof, dat de koetsier altijd voor dat schilderij stond, en ze vertelden dat aan de koning. Hij liet het schilderij bij zich brengen, en toen hij zag dat het in alles leek op zijn overleden vrouw, alleen, ze was nog mooier, raakte hij er dodelijk verliefd op. Hij liet de koetsier bij zich komen, en vroeg, wie daar was afgebeeld. De koetsier zei, dat het zijn zuster was, en de koning besloot om niemand anders dan haar als vrouw te nemen, en hij gaf hem een koets en paarden en gouden gewaden en hij zond hem naar haar toe om haar te halen. Reinier kwam met de boodschap, en z'n zuster was heel blij, maar de zwarte was razend jaloers, ergerde zich verschrikkelijk en zei tegen haar moeder: "Wat helpen al uw toverkunsten nu, als u me toch zo'n geluk niet kunt geven." - "Wees maar stil," zei de moeder. "Ik zal 't jou wel bezorgen." En door haar toverij behekste ze de ogen van de koetsier, zodat hij bijna blind was, en de blanke stopte ze de oren dicht, zodat ze half doof was. Toen bestegen ze de koets. Eerst de bruid met de heerlijkste kleren aan, dan de stiefmoeder met haar dochter, en Reinier op de bok. Toen ze een poosje gereden hadden riep de koetsier:
Zuster, 't regent in de wagen,
snel de mantel omgeslagen,
zodat je droog en zonder stof,
aankomt op de koningshof!
De bruid vroeg: "Wat zegt mijn broer?" - "Och," zei de moeder, "hij zei dat je je gouden mantel moest uittrekken en aan je zuster geven." Toen trok ze die uit en deed hem de zwarte zuster om, en die gaf haar daarvoor in de plaats een grijze jas. Ze reden verder, na een poosje riep haar broeder nog eens:
Zuster, 't regent in de wagen,
snel de mantel omgeslagen,
zodat je droog en zonder stof,
aankomt op de koningshof!
De bruid vroeg: "Wat zegt mijn broer?" - "Och!" zei de moeder, "hij zei dat je je gouden kap af moest doen en aan je zuster geven." Ze nam toen haar kap af en deed ze de zwarte zuster op en zat met haar blote hoofd. Zo reden ze verder; en na een poosje riep haar broer nog eens:
Zuster, 't regent in de wagen,
snel de mantel omgeslagen,
zodat je droog en zonder stof,
aankomt op de koningshof!
De bruid vroeg: "Wat zegt mijn broer?" - "Och," zei de moeder, "hij zei, dat je eens uit het rijtuig moest kijken." Maar ze reden juist over een brug, die over een diepe rivier lag. Toen nu de bruid opstond en zich uit de koets boog, duwden de twee anderen haar eruit, zodat ze in 't water viel. Toen ze onder was, kwam op 't zelfde ogenblik een witte eend boven de waterspiegel, en zwom de rivier af. De broer had er niets van gemerkt en reed verder tot ze bij het kasteel kwamen. Nu leidde hij de zwarte naar de koning alsof zij zijn zuster was, en hij dacht het ook echt, omdat het hem voor de ogen schemerde, en hij toch in elk geval de gouden kleren zag blinken. Toen de koning de grondeloze lelijkheid van zijn bruid zag, werd hij heel boos en gebood dat de koetsier in een kuil zou worden geworpen, die vol otters was en slangen. Maar de oude heks zag toch kans, de koning te betoveren en hem de ogen te verblinden zo, dat hij haar en haar dochter bij zich hield en dat hij haar nogal tamelijk geschikt vond, en hij werkelijk nog met haar trouwde ook.
Eens op een avond, terwijl de zwarte bruid bij de koning op schoot zat, kwam er een witte eend door de gootsteen in de keuken gezwommen en die zei tegen de koksmaat:
Jongetje, maak vuur an,
zodat ik mijn veren warmen kan.
Dat deed het koksmaatje, hij maakte een vuur aan, en toen kwam de eend aangewaggeld en ging erbij zitten en schudde zich uit en streek zich de veren met haar snavel glad. Terwijl ze zich zo koesterde, vroeg ze: "Wat doet Reinier mijn broer?" en de koksjongen antwoordde:
Die is in de kuil gevangen,
bij otters en bij slangen.
En ze vroeg verder: "Wat doet de nare zwarte heks?" en de koksjongen antwoordde:
Zij zit in de arm van de koning,
heeft een liefdevolle woning
waarna de eend zei: "God, heb medelijden als beloning." En ze zwom door de gootsteen weer weg. De volgende avond kwam de eend terug en stelde dezelfde vragen. En de derde avond nog eens. Toen kon de koksjongen het niet langer verzwijgen. Hij ging naar de koning toe en vertelde hem alles. Maar de koning wou het zelf zien; hij ging de volgende avond naar beneden en toen de eend de kop door de gootsteen naar binnen stak, nam hij zijn zwaard en hakte haar de kop af, en toen werd ze ineens het mooiste meisje van de wereld en precies als het portret, dat de broer van haar had geschilderd. Nu was de koning blij, en omdat ze helemaal kletsnat was, liet hij prachtige kleren brengen en liet haar zich daarmee kleden. Nu vertelde ze hem, hoe ze door list en valsheid bedrogen was en tenslotte in de rivier geworpen werd; en haar eerste vraag was, of haar broer weer uit de kuil kon worden gehaald.
En toen de koning deze wens had vervuld, ging hij naar 't vertrek, waar de oude heks zat, en vroeg: "Wat verdient iemand, die zo en zo gehandeld heeft?" en hij vertelde, wat er gebeurd was. Toen was ze zo verblind, dat ze niets merkte, en ze zei: "Die verdient naakt in een vat met spijkers te worden gesloten en met een paard voor 't vat te worden voortgesleept." En dat werd allemaal met haarzelf gedaan, en met haar zwarte dochter. Maar nu trouwde de koning met de witte, met zijn mooie, echte bruid, en hij beloonde de trouwe broer, door hem rijkdom en aanzien te schenken.
*   *   *
Samenvatting
Een volkssprookje uit Duitsland. Een vrouw en haar dochter krijgen als straf voor hun slechte gedrag een zwarte huid, maar de stiefdochter wordt beloond met een blanke huid voor haar behulpzaamheid. De koning ziet haar en wil met haar trouwen. De stiefmoeder zorgt dat haar eigen dochter de plaats in neemt van het mooie meisje.
Toelichting
Uit Mecklenburg en de omgeving van Paderborn. Dat liefde door een portret of beeld opgewekt wordt, is een geliefd motief in Oosterse verhalen. Onttovering door onthoofden is even stereotiep als de dood van een booswicht in een met spijkers beslagen vat. Een gesprek, dat de ontknoping bewerkt, zoals hier tussen de eend en de koksjongen, komt ook in Broertje en zusje en De drie mannetjes in het bos voor.
In het slangenhol zitten. In Epidauros is zo'n slangenkuil. Deze had met de inwijdingen aldaar te maken. De naam Reinier komt van Regin (raad) en her (leger), dus maarschalk, stalmeester. De keukenjongen herinnert aan Koertje uit De ganzenhoedster. De bruid die in het water valt en als witte eend te voorschijn komt, is hetzelfde motief als de zwanenjonkvrouw. De eend met de natte veren die zich warmen wil, herinnert aan oude Noorse verhalen, waar de vermoorde vrouw vaak in druipende kleren aan het haardvuur verschijnt. De drie wensen, vergelijk De arme en de rijke en De ganzenhoedster. Het wit/zwart motief, zie Sinterklaas met zijn witte haar en zijn zwarte knecht. Er is een oude vertelling in Duitsland van de zwarte en de witte Diederik, tweelingbroers.
Jacob Grimm zegt in een aantekening bij de tekst dat dit de oude kern is van een "schandelijk bedorven gemoderniseerd verhaal" uit de "Sagen der Böhmischen Vorzeit aus einigen Gegenden alter Schlosser und Dörfer," een boek dat in 1808 in Praag was uitgegeven.
Vanaf de eerste druk verhuist onderstaande oerversie naar de aantekeningen en wordt ze vervangen door het sprookje van de witte en de zwarte bruid, een verhaal dat zelf een contaminatie is van twee verhalen: het ene waarschijnlijk afkomstig van Hans Rudolf von Schröter uit Mecklenburg en het andere afkomstig van de familie von Haxthausen. In de marge van het manuscript wordt ook nog verwezen naar het verhaal van "Bogs, de uurwerkmaker" dat Brentano en Görres samengesteld hadden en waarin het motief van de parels die bij het kammen uit de haren vallen eveneens voorkomt.
De gouden eend
Toen broer en zus hun vader en moeder verloren, kwamen ze bij hun tante in de kost en die had ook een eigen dochter. Ze leefden arm en vroom op het platteland. Op een avond klopte eens een oude vrouw aan de deur en ze vroeg om onderdak voor de nacht. De pleegdochter was druk in de weer en, zo goed als ze kon, maakte ze voor haar een avondmaaltijd en een bed voor de nacht klaar. De volgende morgen was de oude vrouw een mooie fee geworden. Zij dankte hen allemaal, ' maar de pleegdochter verleende ze de gaven, dat, als ze lachte of huilde, in plaats van tranen, parels uit haar ogen zouden rollen, haar uitgekamde haren gouddraden en haar speeksel puur zilver zouden zijn. Maar haar gezicht moest altijd voor de lucht behoed worden en gesluierd zijn, anders zou de wonderkracht verdwijnen.
Onmiddellijk werd de kamer zorgvuldig tegen tocht beschermd en werden alle spleten gestopt, zodat de buitenlucht nergens kon binnendringen. Het jonge meisje kamde haar haren en er vielen gouddraden uit. Men maakte haar verdrietig of blij, zodat zij parels huilde, en als zij spuwde, was het puur zilver. Daardoor werd de familie al gauw heel welgesteld. Maar de buren zeiden, dat het mooie jonge meisje de rijkdom met hoererij verdiende. Anderen beweerden dat zij een schat gevonden had, of dat ze de bondgenote van een boze geest was.
Daarom trokken ze naar de stad, waar de broer vele kameraden en vrienden kreeg. Die verleidden hem ertoe naar de verre stad van de koning te reizen en daar van zijn leven te gaan genieten. Daar verklapte hij op een dag aan zijn beste vriend dat hij thuis een mooie zus achtergelaten had en ook welke wonderlijke gaven haar verleend waren. Deze vriend, die een koningszoon was, werd meteen door de liefde verwond en vroeg de broer voor hem de hand van zijn zus te vragen. Hij zond bovendien een reiskoets mee die speciaal tegen alle tocht beschermd was.
Nu begaven de bruid, de pleegmoeder en haar dochter zich op weg. Maar toen ze de helft afgelegd hadden, werd het raam van de koets gebroken en de zonne-stralen vielen op het ongesluierde jonge meisje, dat plots in een gouden eend veranderde en wegvloog.
De tante schok erg, maar al gauw kwam zij op het idee haar eigen dochter voor de verloren zus te laten doorgaan, wat gemakkelijk ging, want ze had een hele voorraad parels, draden en zilver meegebracht. Dan begon ze te jammeren dat rovers haar eigen dochter ontvoerd hadden. De dienaars die de prins meegegeven had deden hun uiterste best om ze te achtervolgen, maar zonder het minste resultaat.
Toen ze nu in de stad van de koning aangekomen waren, richtte de tante een donkere kamer in en wendde voor, dat het jonge meisje moest uitrusten van de reis, opdat de prins niet zou vragen haar te zien. Maar ze bracht hem wel tranen van vreugde en verdriet en uitgekamde haren als bewijs en daarmee hield ze hem nog lang aan het lijntje. Ten slotte was zijn geduld uitgeput en hij kwam onverwacht in de kamer, en toen hij de valse zus zag, vond hij haar lang niet zo mooi en lieftallig als de broer haar beschreven had. Uit woede liet hij de broer gevangenzetten. Stilaan raakte ook de voorraad parels, draden en zilver op, en de koningszoon merkte, dat hij bedrogen was. Maar dat was de schuld van de tante en niet van de broer.
Toen nu de broer gevangen zat, werd hij erg bedroefd en wou met een mes een einde maken aan zijn leven. Maar op dat ogenblik hoorde hij aan het raam van de kerker een geruis, alsof een vogel aankwam. Er kwam een gouden eend en zei met een mensenstem dat ze zijn zus was en ze vertelde wat er allemaal gebeurd was en hoe ze veranderd was, en dat ze gevaar liep, door de jagers doodgeschoten te worden. En elke nacht bezocht de eend haar broer, tot ze ten slotte wegbleef. Terwijl de broer daarover begon na te denken, kwam de gevangenbewaarder en bracht hem weg uit de kerker en stelde hem in vrijheid. Want de koningszoon had van de wachters gehoord over de glanzende eend die 's nachts naar de gevangene kwam. Door de tralies luisterde hij hen af en liet vallen plaatsen om de eend te vangen, wat ook lukte. Maar de vogel ontsnapte uit de kooi en de strikken en kwam daarna niet terug.
Ondertussen was de dochter van de tante gestorven van vernedering, omdat het bedrog aan het licht gekomen was. De tante trok weg uit de stad en de beide vrienden leefden weer samen, maar de eend ontbrak hun nog om gelukkig te zijn. Ze kwam in geen enkele van de vallen die uitgezet werden. Op een dag nu, toen iedereen van tafel was opgestaan en de broer alleen in het vertrek gebleven was, vloog ze door het raam binnen en pikte de broodkruimels op. Toen haar broer haar verweet dat ze zolang weggebleven was, klaagde ze over de valstrikken en zei, dat ze nooit in die vogelgedaante de vrouw van de prins kon worden en vloog weg. En omdat de prins haar toch wou vangen en tegenover de broer komedie speelde, ontstond er tweedracht tussen hen. De broer trok weg naar zijn geboortestreek en de prins begon een liederlijk leven.
Toen nu de broer door een bos trok, ontmoette hij daar plots de wijze vrouw die zijn zus de gaven had verleend en zij beval hem naar de stad van de koning terug te keren en zijn zus aan de prins te beloven, als die zijn leven zou beteren.
Toen nu in de koningszoon de oude liefde weer met volle kracht ontwaakt was en hij op een dag met de broer aan de maaltijd zat, kwam de vogel aangevlogen en hij begon onmiddellijk de vorm van een allermooist jong meisje aan te nemen. De liefde van de prins werd nog veel groter en het huwelijk werd met grote vreugde voltrokken. Zij behield nu haar gaven ook in de open lucht en zonder sluier, alleen huilde ze nu alleen nog maar tranen van vreugde.
Maar de prins verviel weer tot zijn wild leven en werd doodgestoken. Toen keerden de broer en de zus met de tante naar huis. De oude tante stierf op dezelfde plek van de weg, waar het raam van de koets gebroken en het jonge meisje weggevlogen was. Maar broer en zus leidden een rustig leven tot aan hun godzalig einde.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel. Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
Populair
Verder lezen