dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De witte wolf


De witte wolfEr was eens een koning die drie dochters had. In het paleis was het één en al vrolijkheid en vertier, want de oudste hield van muziek en bespeelde allerhande instrumenten. De tweede kon heel goed dichten en droeg voor uit eigen en andermans werk. De derde had enorm veel verstand van bloemkweken en versierde de kamers met allerlei bijzondere bloemen en planten. Zo leefden zij daar tevreden.
Op een keer moest de koning een reis maken naar het buitenland. Hij vroeg zijn dochters die hem uitgeleide deden: "En wat moet ik nu voor jullie meebrengen?" Nu, de ene wilde graag een trompet, zo en zo, de tweede een gedichtenboek van die en die dichter, en de derde een bloem die ze nog niet bezat. De koning zei: "Dat lijkt me niet zo moeilijk."
In de stad waar hij naar toe reisde vond hij al vrij gauw zo'n trompet, en ook zo'n gedichtenbundel, maar hij liep alle bloemenwinkels en kwekers af, want hij kon niet de bloem vinden die zijn jongste dochter wilde hebben.
Neerslachtig ving hij de terugreis aan. Wat moest hij tegen het meisje zeggen? Ja, als ze redelijk was zou ze moeten toegeven dat ze iets onmogelijks had gevraagd, maar men weet nu eenmaal hoe zulke meisjes zijn. En juist van haar hield hij het allermeest. Het liep al tegen de avond toen hij en zijn page over een breed bospad reden waar aan weerskanten hoge sparren stonden. De koning keek naar boven en dacht toen bij zichzelf: wat schittert daar toch zo in de avondzon? Hij zei tegen zijn page: "Jij hebt betere ogen dan ik. Wat is dat daarginds?" De page zei: "Het lijkt wel een grote bloem daar boven in de boom."
"Jij kunt goed klimmen, is het niet? Klim eens in die boom en haal die bloem uit de top."
Het eerste stuk van de boom, waar geen takken groeiden, was moeilijk om in te klimmen, maar toen hij de onderste takken eenmaal te pakken had, was de page in een wip boven. De koning zag dat hij zijn hand uitstak naar de bloem, maar hij trok die hand op slag weer terug en toen was het net alsof hij iemand hoorde praten, maar het was niet de stem van de page. De jongeman kwam met lege handen weer beneden. Hij zei: "Daarboven in de boom is een heel groot nest; de bloem staat daarin, maar er ligt een grote wolf omheen gekronkeld. Sneeuwwit! En die wolf kan spreken! De koning mag deze bloem best hebben, zei hij, maar dan moet hij de wolf het eerste levende wezen geven, dat hem straks thuis tegemoetkomt."
Hierover moest de koning even goed nadenken. Maar ondertussen keek hij weer naar boven en die bloem blonk zo prachtig in de zon, het was een lust voor het oog. Hij dacht: dit is iets bijzonders! Ik geloof dat ik het wel wagen kan, want die oude koetsier, die anders nauwelijks meer van zijn plaatsje komt, loopt steeds als eerste naar voren om het paard van mij over te nemen. Het is toch maar een vervelende oude snuiter met veel vijven en zessen.
Hij stuurde de page voor de tweede maal de boom in en ditmaal kwam hij terug met de bloem. Wortels en al zaten eraan, zodat hij zeker weer zou bloeien. Zo'n bloem had de koning nog nooit gezien,
Nu sloeg het ongeluk toe. De oude koetsier had zijn voet verstuikt en nu kwam de jongste prinses - ze had uit de verte de bloem al gezien - als eerste haar vader tegemoet rennen. De gelukkige stemming van de koning was helemaal verdwenen. Maar de volgende dag verscheen er geen witte wolf om de prinses te halen; de dag daarop ook niet en een week later was hij nog niet komen opdagen. De koning had de tijd gehad om er iets op te vinden, waardoor hij de wolf zonder zijn dochter kon laten vertrekken. En toen, op een goeie morgen, was daar de witte wolf. De koning had zijn wachtposten al bevel gegeven: niemand binnenlaten. Maar de wolf sprong over hun hoofden heen. Hij zei tegen de koning: "U hebt de prinses niet bij me gebracht!"
"Brengen?" zei de koning. "Dat heeft de page er niet bij gezegd."
"O," zei de wolf, "dat zal dan wel zo zijn. Maar dan kom ik haar nu halen."
"Afgesproken is afgesproken," zei de koning, "hoe erg ik het ook vind, u moet haar dan maar meenemen." En daar kwam een mooi jong meisje aan, prachtig gekleed. Ze keek vrij angstig. De wolf zei: "Ga maar op mijn rug zitten." En voor het goed en wel tot de anderen doordrong waren ze al buiten het paleis. Ze draafden een heel eind en de witte wolf werd een beetje moe, of hij deed net alsof. Hij zei: "Laten we hier maar eventjes rusten." Om hen heen stond overal fris, welig gras. De prinses zei: "Wat zou dit een prachtig stuk weide zijn voor de geiten en de schapen. Ze hoefden hier maar een paar weken te lopen en ze zouden zo vet als modder zijn." En er volgde nog een heel verhaal over schapen en geiten. Maar toen vroeg de wolf: "Hoe kun jij als prinses zo over geiten en schapen spreken?" Ja, toen viel het meisje door de mand - het was de herderin van de koning.
Hierop zei de wolf: "Ga maar weer op mijn rug zitten! Van kwaadheid ben ik niet moe meer. Nee, jou zal ik niets doen - jij kunt het ook niet helpen." Zo suisde hij het paleis weer binnen. Daar stond hij met opgestreken zeilen voor de koning. Hij zei: "Is me dat een manier, om mij zo af te schepen? En dat voor een koning!"
De koning had zijn praatje al bij de hand: "Ik wou eens weten hoe slim zo'n wolf kon zijn - of hij een prinses en een herderin wel van elkaar kon onderscheiden. Maar hier hebt u dan de echte prinses." Dat was ook een heel mooi jong meisje. Met haar op zijn rug raasde de wolf weer naar buiten.
Hij bracht de prinses naar een mooie tuin met bloemen, plukte daar een heel aparte bloem en vroeg: "Weet je hoe deze bloem heet?" Ze noemde de naam. Dat viel de wolf niet tegen. Ze praatten nog wat over bloemen en planten en daarop zei hij: "Je bent er behoorlijk van op de hoogte. Hoe komt dat toch?" Toen versprak ze zich: "Kijk, mijn vader is tuinman bij de koning en hij heeft mij veel geleerd."
"Die akelige koning," zei de wolf. "Nu heeft hij mij weer bij de neus genomen. Pak m'n oren vast en spring maar weer op mijn rug, want ik breng je terug."
Woedend stond de wolf voor de koning: "En nu waarschuw ik u! Ik laat me niet voor de derde keer voor het lapje houden! En als u mij de prinses niet geeft, staat u een ramp te wachten. Vergeet het niet!"
De koning zat er lelijk mee. Hij zag er vreselijk tegenop dat de wolf er met zijn lieve jongste dochter vandoor zou gaan, maar hij zat klem. De echte prinses moest verschijnen en dat werd me daar een afscheid! Het hele hof kwam er aan te pas. Er werden zoveel tranen vergoten dat de eendjes er wel in konden zwemmen.
Ze renden voort, de wolf en de prinses, en belandden bij een berg; in die berg zat een deur en daar woonde de witte wolf. Het was een hol, maar prachtig ingericht, net als een mensenwoning. En toen de zon onderging, trok de wolf zich even terug - hij zei dat hij moe was en wilde gaan rusten. Maar pal daarop stond een knappe jongeman voor de prinses - een prins. Ze vroeg: "Hoe komt u hier?" Hij zei: "Dat zal ik u uitleggen."
Zodra, de prinses zijn stem hoorde, wist zij dat het de witte wolf was. Hij vertelde dat hij betoverd was. Overdag was hij een wolf, maar zodra de zon uit de hemel was kreeg hij zijn mensengedaante terug.
De prinses vond algauw haar draai en zag er helemaal niet meer tegenop om met hem te trouwen. Vooral niet toen de prins zei: "Je mag overdag naar je familie gaan, dan blijf ik hier, en vóór het nacht wordt en ik weer mens ben, kom je bij me terug. Maar," zei hij, "je mag beslist aan niemand vertellen wat er met mij aan de hand is." Dat beloofde de prinses.
Een tijdje ging alles goed. Maar toen haar zusters hoorden dat ze opgewekt was en heel erg in haar schik met de wolf, zeiden ze: "Wij begrijpen het niet. Hoe kun je nu leven met zo'n wolf!"
De prinses hield haar woord, maar op een keer kon ze zich niet langer inhouden en verklapte haar geheim. En hoe dat nu mogelijk was bleef de prinses een raadsel, maar toen ze 's avonds in de berg kwam, was de prins gevlogen en lag er een briefje op tafel. Hij was weggegaan, zo schreef hij, omdat ze het geheim verraden had. En ze hoefde ook niet naar hem te zoeken, want ze zou hem toch niet vinden.
De prinses was helemaal overstuur. Ze ging naar haar familie terug; er werden enkele paarden gezadeld, zij zocht overal, maar ze kon de witte wolf niet terugvinden.
Er was hem indertijd door een oud besje verteld, dat alleen een prinses hem van de betovering verlossen kon. De oude vrouw had hem haarfijn uitgelegd hoe hij dat moest aanleggen. Daarom had hij toen met de bloem, die hij ook van het oudje gekregen had, in de boom gezeten. Het besje had er duidelijk bijgezegd: "Maar niemand anders mag weten wat er met je aan de hand is, want dan kan geen middel je meer redden. Je moet dan verdwijnen en je krijgt de prinses niet." Van deze dingen wist de prinses niets af, maar ze begreep wel dat ze de zaak lelijk verknoeid had.
Op een dag, toen ze langs een weg reed, zat er een dwerg in de berm. Zij steeg van haar paard - als men zulke bijzondere dingen aan de weet wilde komen, zoals zij, dan moest men bij dergelijke wezens aankloppen. Ze legde de dwerg het hele geval uit. De dwerg wees in een bepaalde richting: "Als je die kant uitrijdt, kom je bij een glazen berg. Daar moet je overheen om bij het kasteel te komen waar de witte wolf verblijft."
Bij de glazen berg aangekomen bleek dat deze zo glad als zeep was, ze kon daar nooit overheen, de paardenvoeten konden zich er niet schrap tegen zetten. En diezelfde avond, terwijl ze zat te treuren, kwam er een oud vrouwtje aangewandeld. Die vroeg: "Wat scheelt je?"
"Ik kan niet over die berg heen komen."
"O," zei het oude wijfje, "dat kan vandaag niet meer, maar morgenavond lukt het je best. Kijk, hier heb ik een pot met wrijfsel, dat moet je onder de hoefijzers smeren, dan glijdt het paard niet uit. Maar je moet er wel op letten dat je het paard stevig aan de teugel houdt, want de berg is aan de andere kant op sommige plaatsen bar steil."
De prinses deed precies wat haar verteld was en zij raakte over de berg. Daar zag ze een heel groot kasteel staan, en daar bovenop wapperden allerlei vlaggen. Ze reed ernaartoe en vroeg aan een dienaar, die daar liep te slenteren: "Wat is hier te doen?"
"Weet u dat niet? De prins trouwt vandaag!"
Van de oude vrouw had ze al begrepen dat de prins, de witte wolf, in het kasteel achter de glazen berg woonde. Ze holde het kasteel in en daar zag ze de prins. Haar prins. Ze rende op hem toe, maar hij kende haar niet, want hij had zijn geheugen verloren. Daarom zou hij ook trouwen met een ander meisje.
Ze liep weer naar buiten en ging op de trappen zitten huilen. En weer kwam er een oud vrouwtje bij haar. De prinses vertelde haar wat er aan de hand was.
"Daar weet ik wel raad op," zei het oudje, "hier heb je wat poeder; als de prins een beker wijn gaat drinken, moet je wat van dat poeder in zijn wijn doen."
De prinses nam het zakje met poeder aan en liep ermee het kasteel binnen. De prins had net een beker wijn voor zich staan, en voordat iemand het merkte, schudde zij daarin wat van het poeder, dat ook meteen oploste. De prins dronk het op, en zo maar opeens had hij zijn geheugen terug. En toen zag hij natuurlijk ook dat de prinses voor hem stond met wie hij als witte wolf had samengewoond. De hele trouwerij werd afgelast. De tweede prinses, de nieuwe bruid, was er niet eens rouwig om dat het huwelijk niet doorging, want ze was niet zo heel erg op hem gesteld - haar vader had haar ertoe gedwongen.
Maar toen de prins en de eerste prinses buiten het kasteel kwamen, werd hij weer de witte wolf. Tegen de avond veranderde hij opnieuw in de prins. Er stond een kapel aan de kant van de weg. Hij zei tegen de prinses: "Weet je wat wij doen - wij trouwen, voordat we naar jouw familie teruggaan."
En toen ze getrouwd waren, rilde en beefde hij over alle leden en merkte dat er iets gebeurde met zijn vel. Toch bleef hij prins. En de volgende dag, toen de zon opkwam, gebeurde er niets. Hij was nu voor eens en altijd een prins. De betovering was van hem afgevallen. Hij was indertijd behekst door een kwade fee, die onenigheid had gekregen met zijn moeder, maar een goede fee had het nog zover goed weten te maken, dat hij, wanneer hij met de prinses trouwde die hij een bloem gaf, weer mens zou worden. Maar als hij met de andere prinses getrouwd was, zou het met hem nooit meer in orde gekomen zijn.
Hierop reisden ze naar haar ouderlijk huis en daar waren de koning en de koningin, de beide zusters en de hele hofhouding buiten zichzelf van blijdschap - ze was zo lang van huis weggeweest, dat ze al het ergste hadden gevreesd. Toen de feesten achter de rug waren, trokken de prins en de prinses naar zijn land. Daar zijn ze nog lang koning en koningin geweest. Misschien zijn ze dat vandaag de dag nog wel.
*   *   *
Samenvatting
Een Fries sprookje over een betoverde en verloren bruidegom. Wanneer een koning op reis gaat, wil hij voor zijn drie dochters spullen meebrengen. Zijn lievelingsdochter vraagt om een bijzondere bloem die bewaakt wordt door een witte wolf en die de koning alleen kan krijgen als hij hem zijn jongste dochter belooft. De witte wolf blijkt een betoverde prins te zijn, maar wanneer de jongste dochter dat geheim verklapt, verdwijnt hij. Ze gaat op zoek en probeert de betovering te verbreken.
Toelichting
Dit sprookje over de zoektocht naar de verloren (betoverde) bruidegom is internationaal bekend. Er komen veel motieven uit andere verhalen in voor, zoals het meebrengen van spullen voor drie dochters, vergelijk Belle en het Beest en Het sprookje van de valk. Of het motief van de koning die de eerste dochter die hem thuis tegemoetkomt aan het monster belooft (vergelijk het Duitse sprookje Het zingende springende leeuwerikje van de gebroeders Grimm en het Noorse verhaal Oostelijk van de zon en westelijk van de maan van Asbjørnsen en Moe, waarin een arme vader zijn jongste dochter aan een witte beer - i.p.v. een witte wolf - meegeeft). Een verschil met Belle en het beest is dat in de laatste de prins lijkt gestorven te zijn als de prinses haar afspraak om te zwijgen heeft gebroken.
In het verhaal komt ook het motief voor van de glazen berg, zie ook: De zeven raven van de gebroeders Grimm en het Noorse sprookje De prinses op de glazen heuvel. Opvallend genoeg is het hier niet een prins, maar een prinses die de moeilijk te beklimmen berg met haar paard moet bestijgen.
Naar: Y. Poortinga, De ring van het licht, no. 2, p. 12-15. Dit verhaal werd aan Poortinga verteld door de Friese veehouder Roelof P. de Jong. De geluidsband is in het bezit van de Fryske Akademy in Leeuwarden.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen