dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De wondervogel Kasjka


Er leefde eens een oude visser. Iedere morgen ging hij al vroeg naar de rivier met zijn hengel. Als hij in de avond weer naar huis liep, was hij meestal niet rijker dan een paar ondermaatse visjes. Die visjes verkocht hij op de markt voor een paar stuivers en van dat geld moest zijn vrouw zien rond te komen.
Op een dag ging hij weer naar de rivier. Nauwelijks stond hij aan het water of daar kwam een wondermooie vogel aanvliegen. Het prachtige dier streek neer op een boomtak. Het was de wondervogel Kasjka zelf!
De wondervogel Kasjka keek de visser aan. De visser ging rustig verder met hengelen. De vissen gingen rustig verder met zwemmen - ze wilden niet bijten. Eindelijk lukte het de visser een heel klein visje te vangen. De wondervogel Kasjka sprak op fluitende toon: "Ach, vadertje, wat wilt u met dat kleine visje aanvangen?"
"Naar de markt brengen en verkopen, zodat mijn vrouw geld voor de bakker heeft," antwoordde de visser onverstoorbaar.
"Zoveel moeite en tijd om zo weinig te verdienen?" zei de wondervogel Kasjka vol medelijden. "Weet je wat? Vanaf vandaag zal ik je iedere dag een kanjer van een vis komen brengen, een vis die duur wordt betaald!"
De oude visser bedankte de wondervogel hartelijk en keerde blij terug naar zijn huisje. Om middernacht kwam de wondervogel Kasjka aanvliegen met in zijn snavel een kanjer van een baars. De volgende morgen sneed de visser de baars in stukken. Deze parten vis braadde hij en daarna bracht hij ze naar de markt om ze te verkopen, wat weinig moeite kostte.
Vanaf die dag liet de wondervogel Kasjka iedere nacht een grote baars - of soms een karper of een snoek of een forel - in de tuin van de visser vallen. De visser werd zowaar een welvarend man. Hij liet zijn huisje grondig repareren en schafte nieuwe meubeltjes aan. Op een dag was hij op de markt bezig een gebakken karper te verkopen toen de omroeper van de Padischa (zo heette de vorst van dat land) het volgende over het marktplein schreeuwde: "Mijn meester en jullie meester Padischa jaagt de wondervogel Kasjka na! Wie hem kan zeggen waar de vogel kan worden gevangen, zal als beloning ontvangen: de dochter van de Padischa en de helft van zijn rijk, ja ja!"
De oude visser stond op het punt om de omroeper te vertellen dat de wondervogel Kasjka iedere nacht over zijn tuin vloog. Nog net op tijd bedacht hij dat het erg ondankbaar zou zijn de wondervogel te verraden. Zonder iets te zeggen ging hij door met het verkopen van zijn moten gebakken vis. "Toch is het geen kleinigheid," bedacht hij intussen. "Het halve koninkrijk!" Hij voelde de woorden op zijn lippen branden: "Ik weet waar de wondervogel Kasjka gevangen kan worden!" hield zich toch nog in, wilde het weer zeggen, beheerste zich weer...
"Ik geloof dat deze oude visser naar woorden staat te zoeken om ons iets te vertellen," zei de omroeper van de Padischa. "Ik zie hem tenminste happen naar lucht als een vis op het droge. Kom jij maar eens mee naar mijn en jouw meester de Padischa en biecht dan op wat je weet."
De oude visser moest mee naar het paleis van de Padischa. De vorst zei: "Als je me zeggen kunt waar de wondervogel Kasjka kan worden gevangen, verzwijg het dan niet. Mij heeft een groot ongeluk getroffen. Ik ben blind geworden. Geen dokter kan me helpen. Een wijze geleerde heeft me echter gezegd dat ik weer zien zal als ik mijn ogen bestrijk met het bloed van de wondervogel Kasjka."
Nu sprak de oude visser: "Iedere nacht komt de wondervogel Kasjka bij mij een grote vis brengen, genadige vorst!"
"Als hij weer komt, vang hem dan voor mij!" zei de Padischa op een toon die geen tegenspraak duldde.
Toch zei de oude visser nog: "Genadige vorst, zoiets kan ik niet doen. De wondervogel is groot en sterk. Hem te vangen is mannenwerk. Zeker honderd soldaten zijn daartoe nodig. Ikzelf ben daarbij overbodig!" - "Geen honderd soldaten, maar vierhonderd soldaten geef ik je mee," zei de Padischa. "Verstop ze in je tuin onder struiken en bomen en als de wondervogel is gekomen, kunnen ze hem grijpen en zijn keel dichtknijpen." - "Genadige heer, ik denk niet dat de wondervogel zich zal laten foppen door soldaten die zich als kinderen verstoppen," zei de oude visser nu.
"Hoe moet het dan, wispelturige man," zei de Padischa ongeduldig.
"Het kan alleen worden gedaan als we met list te werk gaan, genadige heer! Ik zet een lekker schoteltje voor de wondervogel neer. Als hij dan zijn vis komt brengen, nodig ik hem uit dat op te eten en als hij daarmee druk bezig is, denk ik dat het zijn ongeluk is. Dan komen uit hun schuilhoeken uw soldaten die hem niet lang in leven zullen laten."
"Een heel goed plan, mijn beste man," zei de Padischa. Hij stuurde met de oude visser vierhonderd soldaten mee (vanuit de lucht kon iedere gewone en ongewone vogel ze over de weg zien gaan.)
De vierhonderd soldaten verstopten zich in het tuintje van de visser, waar nauwelijks plaats was voor dat leger. De oude visser legde een tapijt op het gras. Op het tapijt zette hij een schotel met heerlijke abrikozen neer. Daarna was het wachten op de komst van de wondervogel Kasjka zelf. Zodra de hoge bezoeker met zijn vis verscheen, riep de oude visser:
"Beste wondervogel, je maakte me rijk en je maakte me blij.
Toch kreeg je nooit eens iets van mij.
Nu heb ik deze abrikozen
als kleine tegengift gekozen!
Strijk neer op het tapijt
en laat eens zien hoe zo'n abrikoosje naar binnen glijdt."
De wondervogel streek neer op het tapijt en boog zijn hals naar de schotel met abrikozen. Dadelijk werd hij stevig bij zijn poten gegrepen door de oude visser - nota bene zijn gastheer! - die uitriep: "Te hulp! Te hulp! Ik kan hem niet alleen houden!"
De vierhonderd soldaten schoten te hulp. Ze wilden zich allemaal tegelijk op de wondervogel Kasjka storten, maar deze sloeg zijn machtige vleugels uit en steeg van de grond. De oude visser werd meegetrokken de lucht in. Een soldaat greep de benen van de oude visser vast en werd op zijn beurt meegetrokken de lucht in. Een tweede soldaat greep de benen van de eerste soldaat, een derde greep de tweede, een vierde de derde...
Geen heel leger kon de wondervogel Kasjka op de grond houden als hij dat niet wilde! Er groeide onder de wondervogel, die met brede vleugelslagen hoger en hoger steeg, een levende ketting waarvan de eerste schakel de oude visser was en waarvan vierhonderd schakels werden gevormd door de soldaten van de Padischa.
De oude visser zag van angst en duizeligheid alles voor zijn ogen zwart worden. Hij liet de poten van de wondervogel Kasjka los en stortte in de diepte met de vierhonderd soldaten die onder hem hingen. Ze vielen allemaal in de tuin van de visser, bovenop de abrikozen die dat niet overleefden, evenmin als de visser en de soldaten.
Zo nam de wondervogel Kasjka wraak op mensen die goed met kwaad vergelden. Maar de Padischa bleef blind.
*   *   *
Samenvatting
Een volkssprookje over het verraden van een vriend en weldoener. Een arme visser krijgt elke nacht van de wondervogel Kasjka een hele grote vis, die hij dan bakt en de volgende dag op de markt verkoopt. Alles gaat voorspoedig totdat de Padisja blind wordt en het bloed van de tovervogel nodig heeft om te genezen. Met een beloning van een half koninkrijk en de dochter van de vorst in het vooruitzicht besluit de visser te tovervogel te verraden...
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen