dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Het boertje van Wakelslag en de duivel


In vroeger jaren moet er eens een grote wervelstorm geweest zijn, wel niet zo erg, maar voor wie het aanging, naar genoeg. In Wakelslag lagen op een morgen kort na Allerheiligen alle huizen tegen de grond. Nu waren het allemaal huizen van rijke boeren en die konden wel weer een nieuw huis kopen, maar er was ook een boertje dat het zonder storm al erg arm had, en nu was zijn huis ook nog geruïneerd! Hij was zo arm dat hij geen nieuw huis zou kunnen kopen. En zo lag hij dan met vrouw en kinderen onder de blote hemel. Helpen? Ho maar! Iedereen had het te druk met zichzelf. En de arme boer was aan de wil van God overgelaten. Maar het ging hem als de meesten: hij verliet zich er niet op.
Op een nacht ging hij naar de kruisweg met een zwarte haan onder zijn arm. Daar wachtte hij tot de klok in het dorp twaalf uur zou slaan. De klok had nog geen twaalf geslagen of hij hakte de zwarte haan de kop af en hij riep: "De duivel!"
Die liet niet lang op zich wachten. De boer had zijn naam nog maar nauwelijks genoemd of hij hoorde een ketting rammelen en daar stond de duivel voor hem. De boer klaagde hem zijn nood. Toen hij merkte dat de duivel met hem te doen kreeg, smeekte hij hem te helpen een nieuw huis te krijgen, vooral met het oog op zijn vrouw en kinderen.
De duivel had het te kwaad gekregen. Hij veegde een paar tranen uit zijn ogen, maar toen hij hoorde dat de mensen die in goede doen waren, het boertje niet wilden helpen, werd hij boos. Hij zei dan ook: "Als ze u allemaal in de drek laten zitten, dan haal ik u eruit. Morgen heb je een nieuw huis, een mooier en beter dan je gehad hebt. Maar dan moet ik wel je ziel hebben!"
De boer wist niet wat hij hoorde: morgenvroeg al een nieuw huis! Zijn hart bonsde van blijdschap.
Maar dat laatste zinde hem niet. Zijn ziel voor een huis... Nee, nee, dat ging niet, dat kon hij niet riskeren... Op een echt duivelachtige wijze spiegelde de duivel hem het mooie huis voor. Maar de boer weigerde daar zijn ziel voor te geven. Toen de duivel zag dat het boertje niet wilde, kwam hij met een ander plan: "Als je mij van de herfst alle vruchten van je land geeft, dan zal ik je helpen."
"Nee, dat is te veel," antwoordde de boer, "waar moeten we dan van leven?"
Hoe de duivel ook praatte - en dat kan hij goed - het boertje wilde niet. Uiteindelijk keerde hij de duivel de rug toe. Maar een duivel laat zijn slachtoffer niet zo makkelijk weer los. En zo begon hij opnieuw met de boer te sjacheren. "Nu dan," zei hij, "dan zal ik omdat jij het bent, deze keer tevreden zijn met wat boven de aarde groeit."
"Ook dat is te veel," spartelde het boertje tegen. Maar de duivel wist het toch zo mooi te draaien dat het boertje uiteindelijk in de koop toestemde.
Dadelijk stelde de duivel een contract op en de boer schreef er met bloed zijn naam onder.
De duivel stak de overeenkomst in zijn achterzak en toen ging hij aan het werk. Zulk werken had de boer nog nooit gezien. Het was een wonder! Nog voordat de hanen begonnen te kraaien, was het huis kant en klaar. En toen de zon opging, kon de boer met zijn vrouw en kroost de nieuwe woning betrekken. Je had de buren eens moeten zien kijken, toen ze daar dat mooie huis zagen staan! Hoe was het mogelijk: in één nacht zo'n huis!?
Ons boertje was wel slim genoeg, toen ze hem ernaar vroegen, om hun dat niet te vertellen. Ze hadden niets met hem te maken willen hebben, nu wilde hij niks meer met hen te maken hebben. Blij en tevreden zag de boer de winter tegemoet.
Toen de tijd aanbrak dat er weer gezaaid en gepoot moest worden, wist ons boertje niet zo een, twee, drie wat hij moest doen. Want zodra het weer herfst zou zijn, moest de duivel zijn portie hebben. Maar hij was een slimmerd en had er gauw wat op bedacht.
Met een opgeruimd hart deed hij het werk en wachtte geduldig de tijd van oogsten af. Op de bepaalde tijd in de herfst kwam de duivel om zijn aandeel van de vruchten te halen. Maar de room was eraf, want wat had de boer gedaan? Hij had alleen maar aardappels gepoot! Daar ze afgesproken hadden dat de duivel alles zou hebben wat boven de aarde groeide, moest hij zich tevreden stellen met de struiken.
Toen de duivel merkte dat de boer hem erin had laten lopen, werd hij hels en hij begon te vloeken. Maar de boer hield zich rustig en hij zei: "Weet je niet meer wat in het contract staat? Lees het maar eens na, ik sta in mijn recht."
De duivel moest zich, al vloekte hij de bomen uit de grond, gewonnen geven. Maar nu wilde hij een ander contract. Na veel gezeur en gezanik kwam het eindelijk in orde. Volgend jaar zou de duivel alles hebben wat onder de aarde zou groeien. Toen dit zwart op wit stond, vloog de duivel tandenknarsend weg.
Weer ging de winter voorbij en het voorjaar kwam. De boer begon weer te bouwen en te zaaien. Er kwam op tijd regen en droogte. Alles groeide en bloeide. In de zomer toen het Sint-Japik werd, sloeg de boer de sikkel in de rogge, hij had nu alleen rogge gezaaid. Op tijd pakte hij de rogge op de balken en de duivel kreeg, toen hij om zijn aandeel kwam, de stoppels. De duivel was zo nijdig als een spin, maar hij verbeet zich, want hij dacht: De derde keer zal ik mijn aandeel in de buit hebben.
Hij begon dan ook te vleien: "Ja, vriendje, dat was ook deze keer een handigheidje van je en het is niet onaardig. Maar je begrijpt wel: vóór wat, hóórt wat. De derde keer zullen we eerlijk delen van wat onder en boven de aarde groeit."
De boer hield zich dom en deed of hij er niets van begreep. Maar de duivel wist zijn voorstel zo duivelachtig in te kleden dat het boertje toch maar weer in het nieuwe contract toestemde. En met een vrolijk gezicht nam de duivel afscheid.
Midden in de zomer van het volgende jaar, op een stralende dag, kwam de duivel de boer eens opzoeken om te zien waar de vruchten op het land stonden. De boer leidde hem overal rond. Overal stonden mooie blauwe bloemetjes. Een maand of wat later haalde de boer zijn gewas in huis. En toen de herfsthonden begonnen te blaffen, kwam de duivel weer om met de boer te delen; hij grijnsde.
De boer, die de laatste tijd erg hard had gewerkt, was net het laatste vlas aan het braken en hij had de hekel al klaar staan om het te hekelen. Hij had dit jaar alleen maar lijnzaad gezaaid! Toen de boer klaar was zei hij tegen de duivel: "Dat is mijn portie." En hij hield het vlas. "Dat is jouw deel," zei hij toen. En hij wees de duivel de hoop met afval. "Daar kun je een oven in de hel mee stoken. Me dunkt: nu is het dan toch wel eerlijk toegegaan. Driemaal is scheepsrecht."
Maar de duivel werd spin- en spinnijdig. Hij maakte de boer uit voor alles wat lelijk was. "Je bent een ploert, een schoft, nog slechter dan... de duivel!" Maar dat was te veel gezegd. De boer werd giftig, greep de duivel bij kop en staart en trok hem een keer of wat met zijn achterwerk over de hekel heen. Hij gilde het uit van pijn! Toen de boer hem eindelijk losliet, vloog de duivel, of er vuur in zijn broek gestookt werd, met een wilde kreet de lucht in...
Na die tijd is hij nooit terug geweest en de boer had voor altijd rust. Maar niet alleen ons boertje, ook de anderen, al hadden ze het niet verdiend, hadden rust. Ja, geen boer van Wakelslag komt sindsdien meer in de hel, want de duivel is veel te bang dat ze de hekel meebrengen!
*   *   *
Samenvatting
Een Gelders volksverhaal over een boer die de duivel te slim af is. Een arme man verliest zijn huis en hij roept de hulp van de duivel in. Hij kan een huis krijgen, maar in ruil voor zijn ziel. De man weigert dit, dus ze spreken af dat de duivel in de herfst alles krijgt wat boven de aarde op het land van de man groeit. De boer is de duivel drie keer te slim af.
Toelichting
Naar: T.W.R. de Haan, Onze beste volksverhalen, 1973, p. 100-105. Overgenomen uit H. Odink in Almanak voor den Achterhoek en het Schipbeekdal. Plaats: Gelderland, verteld in Eibergen.
De duivel neemt een zeer belangrijke plaats in in het volksgeloof. Duivels zijn te herkennen aan uiterlijke kenmerken van dieren, zoals bokkenpoten en een staart. Ze zijn te verdrijven door kruistekens en klokgelui.
De Nederlandse duivelsverhalen gaan, net als die over de reuzen, vaak over domme duivels, die worden beetgenomen. Met dergelijke verhalen trachtte de mens zijn angst te verdoezelen. Lees bijvoorbeeld ook Waarom de eik vingerbladen heeft. Het motief van het delen van de oogst is over de hele wereld bekend.
De boer en de duivel, een sprookje van de gebroeders Grimm uit hun Kinder- und Hausmärchen, heeft veel overeenkomsten. Hier zaait de boer het eerste jaar bieten en de duivel krijgt het gele blad, het tweede jaar ontvangt de duivel de stoppels van tarwe en stort zich in een ravijn.
Trefwoorden
Basisinformatie
Bron
"Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1991. ISBN: 90-6069-719-7
Populair
Verder lezen