vrijdag 29 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Het lied der achttien dooden


Het lied der achttien dooden (Jan Campert)
DE ACHTTIEN DOODEN
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien.

O lieflijkheid van licht en land,
van Holland's vrije kust,
eens door den vijand overmand
had ik geen uur meer rust.
Wat kan een man oprecht en trouw,
nog doen in zulk een tijd?
Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw
en strijdt den ijdlen strijd.

Ik wist de taak die ik begon,
een taak van moeiten zwaar,
maar 't hart dat het niet laten kon
schuwt nimmer het gevaar;
het weet hoe eenmaal in dit land
de vrijheid werd geëerd,
voordat een vloekb're schennershand
het anders heeft begeerd.

Voordat die eeden breekt en bralt
het miss'lijk stuk bestond
en Holland's landen binnenvalt
en brandschat zijnen grond;
voordat die aanspraak maakt op eer
en zulk Germaansch gerief
ons volk dwong onder zijn beheer
en plunderde als een dief.
De Rattenvanger van Berlijn
pijpt nu zijn melodie, -
zoo waar als ik straks dood zal zijn
de liefste niet meer zie
en niet meer breken zal het brood
en slapen mag met haar -
verwerp al wat hij biedt of bood
die sluwe vogelaar.

Gedenkt die deze woorden leest
mijn makkers in den nood
en die hen nastaan 't allermeest
in hunnen rampspoed groot,
gelijk ook wij hebben gedacht
aan eigen land en volk -
er daagt een dag na elken nacht,
voorbij trekt ied're wolk.

Ik zie hoe 't eerste morgenlicht
door 't hooge venster draalt.
Mijn God, maak mij het sterven licht -
en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan Uw gena,
opdat ik heenga als een man
als 'k voor de loopen sta.

Jan Campert
Jan Campert (1902 - 1943)
*   *   *
Samenvatting
Het gedicht dat Jan Campert in de Tweede Wereldoorlog schreef. Jan Campert schreef 'De achttien dooden' naar aanleiding van de executie van 15 verzetsleden en 3 februaristakers in maart 1941. Het werd voor het eerst (illegaal) uitgegeven in 1943 door de De Bezige Bij.
Toelichting
Jan Remco Theodoor Campert (15 augustus 1902 - 12 januari 1943) was een Nederlands dichter en schrijver. Hij is vooral bekend van het gedicht 'De achttien dooden', dat hij schreef naar aanleiding van de executie van 15 verzetsleden (waaronder Bernardus IJzerdraat) en drie communistische Februaristakers in maart 1941.
Jan Campert werd geboren in Spijkenisse als zoon van een huisarts. Hij volgde de HBS in Vlissingen en studeerde daarna een jaar aan de Handelsschool. In 1919 ging hij werken bij de Twentsche Bank. In 1926 stapte hij over naar de journalistiek. Hij schreef aanvankelijk voor enkele regionale kranten, waaronder De Nieuwsbron. Algemeen Nederlandsen Dagblad, dat aanvankelijk alleen in Den Haag verscheen. In de jaren '20 was Campert al begonnen met het schrijven van gedichten. In de jaren '30 schreef hij ook enkele romans. In 1928 huwde hij met de actrice Wilhelmina Broedelet, met wie hij een zoon (de dichter Remco Campert) kreeg. Hij scheidde in 1932 en hertrouwde in 1936 met de schrijfster Clara Eggink.
Het bekendst werd Jan Campert door twee gedichten die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef: het hierboven genoemde 'De achtien dooden' en 'Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht':
Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht,
die aan de tralies van den al-dag rukt;
weest om uw tijdlijk lot geenszins bedrukt,
al zijn de kluisters hard, de muren hecht.
Want in den aanvang werd het u voor-zegd,
dat het aan enkelen steeds is gelukt
het juk te breken, dat hun schouders drukt,
laat dus niet af maar vecht en vecht en vecht.
Breekt uit en blaast de doove sintels aan,
die zijn verdoken onder 't rookend puin;
vaart stormgelijk over den lagen tuin,
die Holland heet; slaat doodlijk toe en snel,
opdat het kwaad schrikk'lijk zal ondergaan,
o hart, mijn hart, o bloedroode rebel.
Op 21 juli 1942 werd Campert met zijn helper Martien Nijkamp vlak over de grens bij Baarle-Nassau gearresteerd toen hij de 21-jarige joodse man Frans van Raalte naar België probeerde te smokkelen. Campert zat enige tijd gevangen in Breda, St. Michielsgestel en concentratiekamp Amersfoort. Uiteindelijk kwam hij terecht in het Duitse concentratiekamp Neuengamme, waar hij op 40-jarige leeftijd overleed.
De aanvankelijke lezing was dat Jan Campert was overleden aan longontsteking ten gevolge van uitputting. Na de oorlog werd hij als een verzetsheld beschouwd. In 1947 werd de Jan Campertstichting in het leven geroepen als 'blijvende herdenking aan de strijd der Nederlandse letterkundigen in de jaren 1940- 1945'. Een door de latere RIOD-medewerker A.J. van der Leeuw geschreven rapport, waaruit bleek dat Campert zich tijdens de oorlog aan collaboratie had schuldig gemaakt, verdween in de doofpot.
Op 19 februari 2005 verscheen echter een artikel in NRC Handelsblad van de hand van Godert van Colmjon, waarin voormalig verzetsman Gerrit Kleinveld verklaarde in 1970 van Jan van Bork (1909-1987) te hebben vernomen dat Campert was omgebracht door medegevangenen omdat hij de namen van de geheime kampraad aan de Duitsers had verraden - naar wordt beweerd om een betere behandeling te verkrijgen. Van Bork, een medegevangene van Campert, was in Neuengamme blokoudste van de barak waar Campert op dat moment verbleef. Uit respect voor de familie van Jan Campert hadden deze verzetsmensen steeds gezwegen over Camperts rol in Neuengamme. Historici en ook Camperts zoon Remco noemden de verklaring van de verzetslieden ‘aannemelijk’.
Naar aanleiding van deze beschuldigingen liet de gemeente Den Haag, die destijds de Jan Campertstichting had opgericht, nader onderzoek doen door de gemeentearchivaris. De meeste van de beschuldigingen werden door hem als 'onwaarschijnlijk' omschreven. Zo wordt het verhaal over zijn dood naar het rijk der fabelen verwezen: Campert overleed aan tuberculose, opgelopen in de strenge winter van 1943. Ook bleek Van Bork in een andere barak dan Campert te hebben gezeten.
Uit het rapport rijst eerder het beeld op van een man, die in de beginjaren van de oorlog te ver ging in werk voor de bezetter, maar zich later aanmerkelijk heldhaftiger gedragen heeft dan de gemiddelde Nederlander.
Toen in januari 2006 een oude dierbare vriendin om commentaar werd gevraagd volstond zij met het uitspreken van de laatste strofe van de 'achtien dooden':
Ik zie hoe 't eerste morgenlicht
door 't hooge venster draalt.
Mijn God, maak mij het sterven licht-
en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan Uw gena,
opdat ik heenga als een man
als 'k voor de loopen sta
Trefwoorden
Basisinformatie
Feest / viering
Bron
Internet. Het werd voor het eerst (illegaal) uitgegeven in 1943 door de clandestiene uitgeverij De Bezige Bij.
Populair
Verder lezen