dinsdag 16 april 2024

Volksverhalen Almanak


Het wonderbare vlas


In het jaar 1270 riep de Franse vorst Lodewijk de Heilige voor de tweede maal tot de kruistocht op. Eén van de vele ridders die hem volgden was ridder Aelbert uit Utrecht. Zo vol van het heilig vuur was deze jongeman, dat hij zijn geliefde, jonkvrouw Agniet, eenzaam en treurig achterliet. Doch zoals een kuis meisje betaamde, liet zij zich niet in met andere vrijers, en wachtte zij geduldig op de terugkomst van haar ideaal, Aelbert.
Nu was er in Utrecht een snoodaard, Wulfert genaamd, die te laf was om het land waar de Verlosser was gestorven aan de klauwen der heidenen te ontrukken, en die reeds lang een oogje had op de beminnelijke Agniet. Toen dan de vrome Aelbert het kruis opgenomen en het zwaard omgord had, zag deze gluiperd zijn kans schoon.
Hij stond op goede voet met de bisschop, die er ook geen heil in had gezien Jeruzalemwaarts te trekken, en die trouwens genoeg te stellen had met de Utrechtse ambachtsgilden, en de Hollandse graaf Floris. Samen oefenden zij een lichte drang uit op de vader van de jonkvrouw. Deze hoefde er niet lang over na te denken. Wulfert was een goede partij, wel voorzien van materiële zaken, en Aelbert, zo hij ooit iets betekend had, was weg en zou waarschijnlijk nooit wederom komen. Opgewekt deelde hij het heuglijke nieuws aan zijn dochter mee. Deze verbleekte terstond. Tranen welden uit haar blauwe ogen. Niet Wulfert. Niet die wrede sluwaard. Neen, nooit zou ze zich met hem willen verbinden. Wachten wilde ze op Aelbert. Haar Aelbert. En wanneer het God goeddunkte hem in de strijd voor Zijn Zoon tot zich te nemen, dan zou zij Zijn bruid worden. Maar Wulfert? Nooit! Smekend omklemde zij haar vaders knieën. De oude man was eerst wat beduusd, doch hij zag geen reden van zijn standpunt af te wijken. Er waren bovendien reeds berichten uit Marseille gekomen, dat de kruisvaardersvloot bij Tunis in de handen van zeerovers was gevallen. Aelbert was al lang verkocht als slaaf, of verdronken of afgemaakt door het kromzwaard der Saracenen.
Doch zijn dochter bleef aandringen. "Laat mij dan," zo fluisterde zij ootmoedig, "eerst het vlas afspinnen, dat zich om mijn spinrokken bevindt. Daarna zal ik Wulfert mijn ja-woord geven." Zo vermurwde zij haar vader. "Ach," dacht deze, "zij zal tot rust komen en inzien dat mijn besluit het beste voor haar is." En hij stemde toe in deze wonderlijke gril. Opgelucht begaf Agniet zich naar haar vertrekken en zette zich aan haar arbeid. Welk een wonder! Hoe zij ook spon, het vlas wilde maar niet opraken. Vele malen trad haar vader haar kamer binnen; zij bleef doorspinnen. Vele malen verscheen Wulfert aan de voordeur; zij spon. Haar gedachten waren slechts bij haar geliefde in het verre heidenland, en ondertussen spon zij.
Uiteindelijk werd haar beproeving beloond. Op een kille lenteochtend verscheen een uitgemergelde en afgematte Aelbert aan haar venster. Met ingetoomde vreugde viel zij hem om de hals. Haar ridder.
Met enkele soepele bewegingen eindigde zij haar taak. En zie, het vlas, waar maar geen einde aan had willen komen, was nu plotseling op.
Aelbert, vermoeid als hij was, daagde terstond de vermetele Wulfert uit tot een tweegevecht, en doodde hem met één slag van zijn edel zwaard. Groot was de vreugde der geliefden. Niets stond hun samenzijn nu nog in de weg. Enig tijd later traden zij in het huwelijk.
En nog wijst men in de steeg bij het Sint-Geerdenklooster de woning der trouwe bruid aan, tot voorbeeld aan alle Utrechtse maagden.
*   *   *
Samenvatting
Een middeleeuws verhaal over een trouwe bruid uit Utrecht. Wanneer Lodewijk de Heilige in 1270 oproept voor de Achtste Kruistocht, laat een ridder uit Utrecht zijn geliefde in de steek om naar het Heilige Land te trekken. Haar vader wil haar met een ander laten trouwen, maar zij wil wachten op haar ridder. Ze vermurwt haar vader door te vragen of ze eerst een stapeltje vlas mag afspinnen voordat ze de ander trouwt...
Toelichting
De Achtste Kruistocht is gestart door Lodewijk IX van Frankrijk in 1270. Door de aanvallen van de Mammelukse sultan Baibars op het restant van de kruisvaardersstaten in Syrië werd besloten om deze kruistocht te ondernemen. In 1265 had Baibars de steden Nazareth, Haifa, Toron en Arsuf veroverd. In 1267 deed Lodewijk IX een oproep rondgaan door Europa voor deelnemers en fondsen. In eerste instantie was er weinig animo om deel te nemen aan deze kruistocht.
In juli 1270 tenslotte voer Lodewijk vanuit Sicilië naar Tunis aan de Afrikaanse kust, wat als een ongunstig jaargetijde werd beschouwd. Tijdens de belegering van Tunis werd een groot deel van zijn leger ziek als gevolg van het slechte drinkwater, en op 25 augustus overleed Lodewijk zelf. Eén dag voordat Lodewijk overleed arriveerde zijn broer, Karel van Anjou, op het legerkamp. Deze riep de zoon van Lodewijk, Filips, uit tot nieuwe koning. Aangezien deze nog te jong was om de kruistocht verder te leiden, besloot Karel dit zelf te doen. Karel slaagde er niet in de stad Tunis te doen vallen.
Door allerlei ziektes verzwakte de legermacht snel. Op 30 oktober 1270 werd een overeenkomst gesloten met de sultan van Tunis. Hierin kregen de christenen handelsrechten met de stad en mochten er zich monniken en priesters vestigen. Nadat het beleg was afgeblazen sloot Karel zich met zijn legermacht aan bij koning Edward I van Engeland om Acre in Syrië tegen Baibars te verdedigen.
Trefwoorden
Basisinformatie
Bron
"Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi" samengesteld door Willem de Blécourt. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7083-9
Populair
Verder lezen