dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Ixte'que (De dief)


Er was eens een vrouw, die had vier zonen en voor elk van hen zocht ze werk. Zij zelf werkte voor een heel rijke baas. Op een dag vroeg hij haar of zij inderdaad vier zonen had. "Ja," antwoordde de vrouw. En waarmee voorzagen zij in hun levensonderhoud? Nou, de ene was schoenmaker, de andere kleermaker, de derde timmerman. Er waren er eigenlijk vier maar de vierde zoon wilde de vrouw niet noemen omdat hij een dief was, maar toen flapte ze het er toch uit. Ze zei: "En de vierde zoon, tja, dat is een dief."
Dat interesseerde iepatrón buitengewoon. Hij zei: "Ik zal er vier met geld beladen muildieren op uit sturen. Vertel dat je zoon. We zullen zien wat hij kan!"
Toen ze thuiskwam zei de vrouw tegen haar zoon: "Hé, de patrón wil je op de proef stellen, of je werkelijk een goede dief bent. Hij stuurt er vier muildieren op uit en als het je niet lukt ze te beroven zal hij je vast en zeker laten oppakken."
De zoon antwoordde: "Maak je geen zorgen, moeder. Dat zal me wel lukken."
Hij ging naar zijn broer, de schoenmaker, en zei: "Wees zo goed en maak een paar schoenen voor me."
De schoenmaker vroeg: "Waar heb je die dan voor nodig?"
"Ik heb ze gewoon nodig."
Toen hij zijn schoenen had gekregen, ging de dief de deur uit en hij wachtte op de weg waar de muildieren langs zouden komen. Hij gooide een schoen op de weg en verstopte zich toen. Ik weet ook niet precies waar. Ergens waar men hem niet zien kon. Toen naderden de soldaten en een kapitein met vier muildieren over de weg.
De schoen lag op de straat.
De kapitein zei: "Hé, dat is een prima schoen. Eens kijken of hij me past."
Hij paste de schoen en vervolgde: "Hij zit als gegoten. Waar zou de tweede schoen zijn die hier bij hoort?" En tegen de soldaten zei hij: "Kom, kijk eens om jullie heen. Ergens moet toch die tweede schoen zijn. Ik wil hem hebben."
Toen de kapitein een poos later beide schoenen aan had, keek hij naar de muildieren om, maar hij kon ze niet meer vinden. Dus ging hij terug. Hij zocht hier en hij keek daar. Hij vond ze niet. Men bracht de kapitein en de soldaten voor de patrón en die vroeg: "Hebben jullie het geld daarheen gebracht waar het heen moest?"
De soldaten antwoordden: "De dief heeft het ons afgenomen."
De patrón schold: "Waarvoor hebben jullie eigenlijk geweren bij je! Jullie hadden de dief toch kunnen doden." De soldaten zeiden: "We weten nog altijd niet hoe hij het geld te pakken heeft gekregen."
De patrón stuurde de soldaten weg terwijl hij dacht: die spreken de waarheid niet. Hij zocht de dapperste soldaten die hij in het land vinden kon. Toen zei hij bij zichzelf: "Eén keer heeft de dief me het geld afgenomen, een tweede keer mag dat niet meer gebeuren. Nu, aangezien ik de beste soldaten in dienst heb, kan ik nogmaals een geldtransport sturen."
De moeder trof haar zoon, de dief en zei: "Ik ben benieuwd of je ook dit transport kunt beroven."
"Op de een of andere manier zal het me wel lukken," zei de dief.
Vervolgens ging hij naar zijn broer, de kleermaker, en zei tegen hem: "Naai toch alsjeblieft een priesterrok en een kosterkleed voor me. En schiet op. Ik heb het snel nodig."
Dus naaide de kleermaker een priesterrok en een kosterkleed en op de afgesproken tijd kwam de dief de beide kledingstukken afhalen. De ene broer kleedde zich als koster; hij droeg een boek en wierook bij zich. Het heilige water was alleen in werkelijkheid sterke drank, zo sterk dat men er al na enkele glazen dronken van zou worden.
Toen de kapitein en de soldaten er aankwamen, liep de priester hen op de weg tegemoet. De kapitein vroeg: "Waarheen voert de weg, vader?"
"Ik ga naar de stad... de mis voorlezen."
De kapitein zei: "Wilt u ons een plezier doen en voor ons bidden, vader? Want weldra komen wij door een gebied waarin een dief rondzwerft."
De kapitein had er geen idee van dat de priester in werkelijkheid de dief was.
De priester antwoordde: "Het spijt me, maar ik moet de mis gaan lezen."
En de kapitein smeekte hem opnieuw: "Alstublieft, doe het toch, want deze dief is gevaarlijk. Hij wil onze muildieren en al het geld stelen."
Ten slotte zei de priester: "Goed dan... ik zal voor jullie bidden!"
Hij nam zijn boek, begon te bidden, en plotseling stond de koster daar, precies zoals die twee het afgesproken hadden. De koster zei tegen de soldaten dat het geen heilig water was wat de priester daar had maar sterke drank en terwijl de priester bad, nam de koster een ferme slok.
De kapitein stond er dichtbij en zei: "Kun je mij daar ook niet wat van aanbieden?"
De koster sprak: "Het is geen wijwater maar wijn voor het avondmaal."
"Hoe het ook zij," zei de kapitein, "geef me een slok."
De koster weerde af maar deed dat alleen om de schijn op te houden. Na een poosje liet hij de kapitein drinken en de soldaten ook. Ondertussen stonden de dieren, die met geldzakken waren beladen, onder een boom. Toen de kapitein en de soldaten van de drank geproefd hadden, werden ze dronken en ze vielen in slaap. De priester hield niet op met bidden, tot hij ook de laatste soldaat hoorde snurken. Heel goed. Ze trokken de soldaten de priesterkleren aan en die werden daar niet wakker van, zo vast sliepen ze. Zo stal de dief de muildieren met al het geld voor de tweede maal.
Toen de soldaten wakker werden, droegen ze priestergewaden. Een van hen vroeg: "Waarom ben ik zo gekleed?"
Maar niemand kon hem antwoorden.
Een voor een ontwaakten de soldaten.
Het geld was weg. Ze droegen priesterkleding. Dus braken ze meteen op.
De mensen in een klein plaatsje zagen ze aankomen en dachten dat het priesters waren, maar het waren soldaten.
In het plaatsje zeiden de mensen: "Daar komen de missionarissen."
Iemand beklom de toren en luidde de klokken. De mannen verzekerden de bevolking dat ze geen missionarissen waren.
Dat bleven ze mompelen terwijl ze door het dorp marcheerden, anders zouden ze waarschijnlijk afgeranseld zijn, want de indianen hielden niet van missionarissen.
Ze kwamen bij hun patrón en vertelden hem wat er gebeurd was. Daarop zei hij: "Ik wil dat jullie hier blijven. Ik moet hier over nadenken. Ik vrees dat de dief me nog eens alles afsteek wat ik bezit." En hij beval de soldaten zijn huis te bewaken.
De vrouw kwam en hij zei tegen haar: "Het is uw zoon weer gelukt. Maar hij moet me nog één maal bestelen. Voor de laatste keer, maar wanneer het hem deze keer niet lukt laat ik hem en u neerschieten."
De vrouw vertrok en vertelde het haar zoon, de dief. "Je moet voor de laatste keer mijn patrón bestelen. Wanneer het je deze keer niet lukt, laat hij ons allebei doden. Deze keer moetje zijn poncho stelen. Die ligt in het huis waar de patrón slaapt. Beproef je geluk, mijn zoon."
"Maak je geen zorgen, moeder. Het zal me ook deze keer lukken," zei de dief.
Hij liep meteen naar zijn broer, de timmerman. Hij zei: "Maak een houten pop voor me, één die kan bewegen."
De timmerman maakte de pop. En de dief droeg de pop naar het huis dat hij moest beroven. De patrón sliep op de tweede verdieping. Dus ging de dief uitzoeken in welke kamer hij lag, en toen tilde hij de pop op en liet deze voor het venster opduiken. De patrón dacht dat dit de dief was. Hij pakte zijn pistool en schoot meerdere keren op de pop. Toen zei hij tegen zijn vrouw: "Word wakker. Ik heb de dief gedood."
Maar de vrouw werd niet wakker. De patrón liep naar beneden om te kijken of de dief inderdaad dood was.
Toen de dief de patrón naar beneden zag komen, klom hij omhoog naar de slaapkamer. En omdat de vrouw van de patrón nog altijd sliep, zei de dief: "Word wakker, vrouw. Ik heb de dief gedood. Geef me de poncho. En bovendien wil ik een kus van je." Wat hij verder nog tegen de vrouw van de patrón zei, kan ik niet over mijn lippen krijgen.
Ondertussen probeerde de patrón uit te vinden waar de dief naartoe gerend kon zijn. Hij kon hem nergens vinden. De dief nam de poncho en gaf de vrouw van de patrón snel nog een kus. Wat hij verder nog met haar deed, kan ik niet over mijn lippen krijgen. Daarna maakte hij zich uit de voeten.
Toen de patrón ontdekte hoe hij voor de gek gehouden was, werd hij zo kwaad, dat hij stierf.
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje van de Mexicaanse indianen.
Toelichting
Opgetekend door Gabriel Moedano in San Miguel Canoa, Puebla, 30 januari 1964. In het Spaans verteld door Tomás Luna Cótotl, 35 jaar, tweetalig, de tweede taal van de verteller in Nahuatl.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen