donderdag 18 april 2024

Volksverhalen Almanak


Koret Laboe


Prinses Gondom Baoe Djelok richtte in haar dorp een hanenvechtplaats op, in de hoop onder de bezoekers een geschikte echtgenoot te vinden. Hoewel twintigduizend mensen deze speelplaats bezochten en er al tien schuren vol rijst en zeven buffels aan het onthaal van de voorname gasten besteed waren, had ze nog geen man gevonden, die even mooi was als zij.
Ook Koret Laboe maakte zich op om zijn geluk te beproeven. Omdat hij geen geld had, verkocht hij zijn vader voor 18 gulden, zijn moeder voor 30 gulden en zijn zuster voor 48 gulden. Van de opbrengst kocht hij allereerst een stel kleren. Op de hanenvechtplaats gekomen, gaf hij aan een jonge slavin een geschenk om haar over te halen hem bij zijn plannen behulpzaam te zijn. Volgens de afspraak kwam zij midden op de dag, toen alle spelers het goed konden zien, aan Koret Laboe een paar fijn toebereide sirihpruimen brengen, en ze zei daarbij, dat dit een geschenk van Gondom Baoe Djelok was. Zeven dagen achter elkaar herhaalde zij dit, en er ging een verontwaardigd gemompel onder de mensen rond, dat die Gondom Baoe Djelok, die zoveel moeite deed om een waardig echtgenoot te vinden, zich nu af gaf met een man van geen komaf zoals die Koret Laboe.
Eindelijk kwamen deze praatjes de prinses zelf ter ore. Woedend over de schande die haar werd aangedaan, zwoer ze dat ze die Koret Laboe in stukken zou laten hakken, en ze zond een slaaf naar hem toe, om hem voor zich te laten brengen.
'Ik ben nog aan het hanenvechten', antwoordde Koret Laboe de slaaf. 'Net kom ik van haar vandaan, of daar komt me alweer iemand halen. Het lijkt wel, of de prinses me geen ogenblik kan missen. Ga jij maar terug, en zeg dat ik dadelijk komen zal.' Een flinke fooi zette aan dit verzoek de nodige kracht bij. Een slavin die daarna op hem af gestuurd werd, zond hij met hetzelfde bericht terug. Gondom Baoe Djelok greep toen een zwaard en ging met haar meest vertrouwde slavin aan de dorpspoort staan om de boosdoener eigenhandig in tweeën te hakken, als hij het dorp binnen zou komen. Alle mannen kwamen van het spel terug. Koret Laboe hield zich angstig achteraan. Toen hij bij de poort kwam, greep Gondom Baoe Djelok hem, verweet hem de schandelijke praatjes die hij over haar had uitgestrooid, en wilde hem het hoofd afslaan. Hij sprak: 'Als je me doden wilt, prinses, doe het dan midden op het dorpsplein, zodat iedereen het kan zien.'
'Goed', antwoordde zij. Maar toen ze hem daar doden wilde, kwamen de dorpsgenoten tussenbeide, en zeiden dat het niet paste voor een vorstendochter, om iemand ongehoord te vonnissen. Er werd dus een raadsvergadering belegd, en deze besloot proefondervindelijk vast te stellen of het waar was, wat Koret Laboe beweerde. Gondom Baoe Djelok met drie meisjes en Koret Laboe, vergezeld van drie jongelingen zouden een nacht in het huis van het dorpshoofd moeten doorbrengen. De gezellinnen van de prinses moesten zien uit te vinden, of zij van die Koret Laboe hield en omgekeerd moesten de jongelingen, die bij hem waren, zijn gedachten zien uit te vinden.
Voordat ze gingen slapen, vroeg een van de slavinnen aan Koret Laboe om een verhaal te vertellen. 'Wat zal ik nu nog vertellen, morgen moet ik immers sterven.'
'Welnee, van sterven is geen sprake, daar sta ik voor in.'
'Je houdt me voor de gek', zei Koret Laboe.
'Nee, vertel maar.'
'Nou eventjes dan. Er was eens een vorst, Dja Martoewa Mamora, die twee zoons had, Adji Malidang en Adji Gedoek. De eerste was de verschoppeling, de tweede was de zoon van de lievelingsvrouw. Haar vader gaf hun ieder een hengelhaak, die in overeenstemming was met hun naam; aan Adji Malidang een rechte, aan Adji Gedoek een kromme."Wie van jullie iets vangt, die zal ik voortaan als mijn zoon beschouwen," sprak Dja Martoewa Mamora. Ze gingen er op uit; Adji Gedoek bracht een rijke vangst naar huis, maar Adji Malidang ving niets. Hij bouwde een hutje aan het water, waar hij tijden lang bleef wonen, zonder dat hij ooit iets te eten kreeg. Tot zover maar, slaapgenoten, morgen moet ik sterven, laat ik de laatste nacht, die mij rest, nog eens de slaap genieten.'
Gondom Baoe Djelok vond, dat die Koret Laboe toch wel mooi vertellen kon, en ze was ook benieuwd hoe het verhaal verder zou lopen. Daarom gaf ze aan een van de slavinnen een kleed en een sirihpruim, en vroeg haar, dit aan de verteller aan te bieden, op voorwaarde dat hij nog wat door zou gaan. 'Verder dan maar weer. Toen Adji Malidang drie maanden aan het hengelen was, beet zich een kreeft zo groot als een muziekbekken aan zijn haak vast. Hij nam het dier mee naar zijn hutje en pakte het netjes in. Na twee nachten kwam er een schip voorbij. "Mannen," riep Adji Malidang, "willen jullie een pakje meenemen voor mijn oom Parsodir Dijapari, en hem vragen mij een hengelhaak, een vuurslag, en een rijstkoker te zenden?"
"Goed, als het niet te zwaar is," zeiden de schepelingen. Ze brachten het pak met de kreeft aan Parsodir Dijapari. Deze maakte het open en zag, dat er een stukje puur goud in was. "Hoe zal ik dit geschenk vergelden?" dacht hij. Een dag en een nacht peinsde hij er tevergeefs over, wat zijn neef toch wel met een hengelhaak, een vuurslag en een rijstkoker mocht bedoelen. Toen verklaarde zijn dochter het hem. "Omdat hij niet smeden kan, heeft zijn vader hem een rechte hengelhaak gegeven en toen gezegd dat degene die wat ving, zijn zoon zou zijn. Daarom vraagt hij een hengelhaak. En dat hij een vuurslag vraagt, dat is omdat hij honger moet lijden, want hij heeft niets te eten. Een rijstkoker wil hij hebben; mij bedoelt hij daarmee. Daarom moet u mij naar hem toezenden, Vader en Moeder." - "Goed zo," zeiden haar ouders, en de volgende ochtend stopten ze hun dochter, Tapi Leja-Ieja Goenoeng, in een grote ijzeren kist. Honderd slaven, honderd buffels, honderd runderen, honderd geiten en alle mogelijke goederen gingen eveneens in de kist, die daarop aan de zeevaarders meegegeven werd, om haar aan Adji Malidang te brengen. Deze dacht dat de kist met stenen gevuld was. "Stenen heb ik genoeg hier in de rivier," zei hij. "Een hengelhaak, een vuurslag en een rijstkoker had ik besteld, maar wat moet ik met zulke grote stenen beginnen?" Hij legde de kist onder zijn hutje neer. Tot zover maar, gezellen, morgen moet ik immers sterven.'
Onder het vertellen was Gondom Baoe Djelok wat dichterbij gekomen. Ze liet nu haar slavin een hoofdkussen voor Koret Laboe halen en vroeg hem verder te vertellen.
'Vervolgens, o prinses, ging Adji Malidang weer hengelen. Toen hij thuis kwam vond hij rijst, bijgerechten, sigaretten en sirih klaar staan. Hij riep de eigenaar, maar er kwam geen antwoord. Toen at hij wat van het maal, en ging weer naar de rivier. Zo ging het zeven dagen lang. Eindelijk besloot hij eens op de loer te gaan liggen om te zien wie hem telkens eten bracht. Nu is het genoeg prinses, ik ga slapen, morgen zul je me immers doden?'
'Nee, je zult niet sterven, toe, lieve Koret Laboe, vertel verder.' Toen kwam ze dicht bij hem zitten, de slaven en slavinnen gingen slapen en Koret Laboe vertelde verder.
'De volgende ochtend bespiedde hij Tapi Leja-Ieja Goenoeng, toen ze uit de kist te voorschijn kwam. Hij besloop haar van achteren, pakte haar beet en sprak: "Nu heb ik je gevangen, liefste, jij bent het dus die zich over mij heeft ontfermd." Zij haalde al de meegebrachte schatten te voorschijn: met de vlakke hand sloeg ze op de stenen, en het werden slaven, buffels, runderen, paarden, geiten en kippen, en meteen stond er een huis, zeven vadem lang. Zo was Adji Malidang plotseling een rijk man geworden. Zijn vader schrok, toen hij dat hoorde. Hij trok naar hem toe, met muziek, gevolgd door 173 maagden en even zoveel vrouwen, mannen, jongelingen en kinderen. Bij zijn zoon aangekomen, slachtte hij zeven buffels als offer aan diens ziel. Rijk en voorspoedig was Adji Malidang, zo luidt het verhaal, prinses.'
Maar Gondom Baoe Djelok was al tegen hem aan in slaap gevallen, en in haar armen ging ook Koret Laboe ter ruste.
De volgende ochtend vertelden de drie jongens en meisjes alles wat er in de nacht gebeurd was, en de vergadering maakte uit, dat hieruit duidelijk de liefde van Gondom Baoe Djelok voor Koret Laboe bleek. Verachtelijk spuwden de mensen op de grond, terwijl ze zeiden: 'Het was dus toch wel waar, dat ze hem op de speelplaats sirih gestuurd heeft. Zoveel edelen dongen naar haar hand, en die Koret Laboe heeft ze tot man genomen!' Toen verbond men Koret Laboe met Gondom Baoe Djelok in het huwelijk. Zo werd Koret Laboe rijk, hij kocht zijn ouders en zijn zuster los en leefde verder in voorspoed.
*   *   *
Samenvatting
Uit Indonesië, over het vertellen van een goed verhaal. Om een geschikte echtgenoot te vinden, richt prinses Gondom Baoe Djelok een hanenvechtplaats op. Koret Laboe gaat ook zijn geluk beproeven. Door list en een goed verhaal weet Koret Laboe zijn geluk te vinden.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen