woensdag 24 april 2024

Volksverhalen Almanak


Slimmerik en Slomerik


Er waren eens twee buurjongens, de ene heette Shmelke en de andere Shloimke. Shmelke was buitengewoon slim en snel in alles, Shloimke was juist het tegenovergestelde: sloom en traag van begrip. De jongens waren ondanks hun tegengestelde natuur dikke vrienden en raakten in het dorp bekend als Shmelke Slimmerik en Shloimke Slomerik.
Op een dag waren beide jongens oud genoeg om hun ouderlijk huis te verlaten en voor zichzelf te zorgen. Slomerik dacht: 'Ik word gewoon schoenmaker, net zoals mijn vader en grootvader.' Hij werd aangenomen als leerling-schoenmaker en begon langzamerhand het vak te leren. Maar zijn vriend Slimmerik wilde niet zo'n simpel beroep kiezen waarop hij al snel uitgekeken zou zijn. Hij was voor grootsere zaken in de wieg gelegd. 'Weet je wat', sprak Slimmerik bij zichzelf, 'ik ga op reis en zie onderweg wel wat ik tegenkom. Misschien dat iets me aanstaat en anders zoek ik nog even verder.'
Slimmerik wandelde naar de markt en zag daar een prachtige koets met vier paarden staan. Op de bok van de koets zaten twee rijke kooplieden en achterin de koets stonden houten vaten met wijn.
'Waar gaat u naartoe?' vroeg Slimmerik nieuwsgierig maar beleefd. 'Naar de stad Warschau', zei een van de zakenmannen. 'Mag ik met u meereizen? Dan zal ik op weg daar naartoe uw dienstknecht zijn.' De wijnhandelaars konden wel een hulpje gebruiken en Shmelke mocht instappen. Ze reisden langs diverse marktplaatsen en deden overal goede zaken om daarna verder te trekken. Slimmerik keek hun handigheidjes af en had hun handelskunst al vlug onder de knie. Een paar weken later kwam hij als een volleerd zakenman in Warschau aan. Maar wijnhandelaar wilde hij uiteindelijk niet worden.
Op de markt van Warschau gaf Slimmerik zijn ogen goed de kost. Hij dacht: 'Geld verdienen is leuk, maar al dat reizen hoeft toch helemaal niet!? Het moet veel simpeler kunnen en met minder moeite.' Terwijl hij over de markt liep, zag hij een paar rijke mannen voor een kraam staan. Ze droegen schitterende kleren, glimmende hoeden en schoenen van het allerbeste leer. Het bleken handelaars in dure stoffen te zijn, zijde was hun specialiteit. 'Heeft u misschien werk voor mij?', vroeg Shmelke. De mannen zagen meteen dat Shmelke een slimme vent was en namen hem aan als leerling-stoffen-verkoper. In hun winkel mocht hij lappen stof halen uit het magazijn om die weg te brengen naar de klanten. Maar al snel wist hij zoveel van dure stoffen af, dat Shmelke achter de toonbank stond en klanten adviseerde.
Na een paar weken vond Slimmerik dat hij wel genoeg had geleerd en besloot met een hoedenmaker in zee te gaan op weg naar Londen. En van Londen reisde hij door naar een modekoning in Parijs om tenslotte bij een instrumentenbouwer in Wenen terecht te komen. Na een paar jaar beheerste Shmelke allerlei ambachten en schone kunsten en werd hij een meester in vele vakken. Al was hij wijzer en geleerder dan ooit tevoren, tevreden was hij niet. Hij wilde meer.
Van alle beroepen die hij nog niet kende, sprak dat van goudsmid hem het meeste aan. Kunstige sieraden maken van zuiver goud, dat leek hem een edel beroep. Dus reisde Slimmerik naar de stad Rome in het verre Italië om daar het goudsmeden onder de knie te krijgen. Hij vond al snel een beroemde meester-goudsmid die hem als leerling wilde hebben. Shmelke hoefde echter geen drie jaren te leren om meester-goudsmid te worden. Drie maanden was voor hem al genoeg. Hij maakte de mooiste sieraden van gouddraad en werd door iedereen geprezen om zijn grote vaardigheid. Een grootmeester onder de meesters, maar nog steeds was hij niet tevreden. 'Morgen willen de vrouwen geen goud meer dragen, enkel nog diamant.'
Dus reisde Shmelke af naar Amsterdam om daar het vak van diamantslijpen te leren. Binnen de kortste keren blonk hij uit als meester-juwelier en maakte hij juweeltjes van ringen en halskettingen. Ook al was hij de beste in zijn vak, het was voor Slimmerik nog lang niet genoeg. 'Volgende week wil niemand mijn sieraden meer kopen, omdat ze uit de mode zijn of te duur.' Daarom zocht Shmelke naar een vak waarin mode, smaak of geld geen rol speelden. Een beroep waarmee hij zowel de kracht van zijn geest als de vaardigheid van zijn handen goed kon gebruiken. Slimmerik besloot om naar Parijs te reizen en daar medicijnen te studeren. Al na een paar maanden studie was hij een uitstekend arts.
Maar het gekke was: Slimmerik was nog steeds niet tevreden. Hij kon alles doen, maar niets leek hem de moeite waard om zich voor in te zetten. Hij kon alles krijgen, maar niets leek hem de moeite van het bezitten waard. De wereld lag aan zijn voeten, maar die hele wereld scheen hem waardeloos. Hij sprak met de meest geleerde heren, maar die kwamen op hem over als simpele zielen. Hij kwam op bezoek bij de edelste en mooiste vrouwen, maar geen van hen stond hem aan als toekomstige vrouw. Hun domme praatjes kon hij simpelweg niet verdragen.
Op een dag zei Shmelke tegen zichzelf: 'Laat ik maar naar mijn geboortedorp terugreizen. Daar zal men mij op waarde weten te schatten. Want daar kennen ze mij en zullen ze ontdekken tot welke grote hoogten ik ben geklommen sinds ik ben vertrokken.'
Wat er intussen van zijn jeugdvriend Shloimke Slomerik was geworden? Na vele jaren van hard leren en werken had hij het weten te schoppen tot schoenmaker met een eigen zaak, al was die klein en armoedig. Veel verdienen deed hij niet, er waren in het dorp veel betere schoenmakers dan hij. Maar ondanks dat was Shloimke een gelukkig man. Als hij een kapotte schoen had gerepareerd, dan jubelde hij het uit: 'Moet je zien, wat een juweel van een schoen! Heb je ooit zo'n fraai kunstvoor-werp aanschouwd? En dat dankzij het werk van mijn handen!' Zijn vrouw antwoordde op zulke momenten: 'Als jij zulke wonderschone schoenen maakt, hoe komt het dan dat al die andere schoenmakers drie keer zoveel verdienen als jij?' 'Ach, dat zijn hun zaken. Mijn zaak is veel simpeler. Als ik een dubbeltje per schoen verdien, ben ik dik tevreden. En omdat ik voor een dubbeltje geboren ben, zal ik nooit een kwartje worden.'
Shloimke woonde in een klein huisje, maar hij noemde het altijd zijn paleis. Hij liep altijd in oude kleren rond en had slechts één oude, schapenwollen jas vol gaten. Maar als hij op pad ging, zei hij steevast: 'Liefste, waar is mijn zijden overhemd en mijn bontjas? Want ik moet buitenshuis goed voor de dag komen.' Zijn oude verkreukelde hoed droeg hij als een kroon. Hij schaamde zich niet in het minst voor zijn armoede, hij beschouwde het eerder als rijkdom. Wanneer Shloimke 's avonds aan tafel zat, had hij de gewoonte om tegen zijn vrouw te zeggen: 'Liefje, wil je me nog een stuk van die overheerlijke, gebraden gans geven?' Daarna nam hij een hap droog brood en at het op alsof hij werkelijk gebraden gans proefde. 'Een glaasje rode wijn kan er ook nog wel bij.' Dan nam Shloimke een slok water en liet die zich smaken als was het de beste wijn van de streek.
Slomerik werd in het dorp dan ook voor gek versleten. Ze vertelden hem de meeste rare verhaaltjes, bijvoorbeeld dat gisteren de melkpan twee kinderen had gekregen. Of dat koeien in de herfst kunnen vliegen en dat het morgen gouden eieren zal gaan regenen. 'Echt waar? Geen geintje?', zei hij dan. 'Geen geintje', zeiden de dorpsbewoners plechtig. En als het de volgende dag geen gouden eieren had geregend en Shloimke vroeg hoe dan kon, dan was het antwoord: 'We hebben het je toch gezegd: morgen.' En wanneer Shloimke doorkreeg dat ze hem voor de gek hielden, dan zei hij: 'Iedereen weet toch dat ik een simpele ziel ben, wat zou ik me dan schamen? Elk mens zal zich in vergelijking met mij een wijs man voelen. Daarom ben ik het krukje onder andermans voeten en kunnen mensen zich groter en geleerder voelen.'
Op een dag kwam het bericht van de thuiskomst van zijn oude vriend Shmelke Slimmerik. 'Geen geintje?', vroeg Shloimke. 'Geen geintje', was het eerlijke antwoord. 'Waar is mijn bontjas en mijn zijden overhemd? Want dan ga ik hem tegemoet.' Shmelke kwam in een prachtige koets met vier paarden het dorp binnenrijden en zag een man gekleed in lompen al zwaaiend op hem afkomen. 'Wie is die gek?' dacht hij. 'Slimmerik, ik ben het: je oude vriend Slomerik! Wat goed je weer terug te zien na al die jaren. Neem je intrek in mijn nederige paleis en wees mijn gast' Het welkom van de arme schoenmaker was hartverwarmend. Ook al was diens schoenmakerswoning ver beneden zijn stand, Slimmerik trok bij hem in.
Al snel verspreidde zich het gerucht dat de beroemd geworden Shmelke Slimmerik - arts, filosoof, koopman én goudsmid - bij de arme schoenmaker Shloimke logeerde. Veel bewoners uit de streek kwamen bij meester Slimmerik op bezoek in de hoop op een wonder. Zo verzocht een rijke baron of Shmelke een mooie gouden ring voor hem kon maken. Zo vroegen rabbijnen uit omliggende steden en dorpen hem om raad en kwamen allerlei zieke mensen hem om genezing smeken. Maar de baron was niet tevreden met de kunstig gemaakte ring, omdat er naar zijn smaak te weinig goud in verwerkt was. De rabbijnen begrepen niets van zijn goede raad en de zieken genazen niet snel genoeg naar hun zin. 'Wonderen kan ik nu eenmaal niet verrichten. Ik ben geen wonderdokter, magie is iets voor simpele zielen', verzuchtte Shmelke. Hij voelde zich ongelukkiger dan ooit, omdat zijn wijsheid en kunde niet werden gewaardeerd.
'Wat kijk je toch somber', sprak zijn vriend Shloimke. 'Ik besef dat ik een dwaas en arme drommel ben, maar ik ben tenminste vrolijk in die wetenschap. Maar jij bent wijs, rijk en beroemd, maar schijnt daaronder voortdurend te moeten lijden. Als God ons eens van plaats zou laten ruilen, zodat ik een wijze zou worden en jij een dwaas, dan zou je net als ik gelukkig kunnen zijn!' Slimmerik vond deze dwaze wijsheid van Slomerik aandoenlijk en goedbedoeld, maar geloofde er niet in. 'Een wijs mens kan zijn hoofd verliezen en misschien een dwaas worden, maar een dwaas kan nooit of te nimmer wijs worden.' Shloimke was hierdoor niet van de wijs gebracht en zei: 'Bij God is alles mogelijk, want in één ogenblik kan Hij mij tien keer wijzer maken dan jou.'
Om deze woorden moesten de beide vrienden smakelijk lachen. Slomerik lachte, omdat hij meende dat hij zijn vriend Slimmerik dit keer te slim af was. En Slimmerik lachte, omdat hij inzag dat zijn vriend Slomerik werkelijk in zulke dwaasheid geloofde.
De vriendschap van de twee mannen werd in heel het land bekend. Het was niet eerder vertoond dat een dwaas en wijs man zo dik bevriend waren met elkaar. Want wijzen verkeren met wijzen en dwazen vertoeven met dwazen. Al gooit men beiden door elkaar zoals olie en azijn, mengen doen ze nooit.
Op een dag hoorde de koning van hun vriendschap en werd heel nieuwsgierig. Hij wilde de twee mannen ontmoeten en stuurde hen daarom allebei een boodschapper met een brief. Een wijze koerier voor Slimmerik en een dwaze voor Slomerik, zodat elk op eigen wijze door de koning werd aangesproken. Slomerik ontving de simpele koerier en was buitengewoon verrast: 'De koning wil mij ontmoeten? Geen geintje?' 'Geen geintje', antwoordde de boodschapper. Slomerik bedacht zich geen moment. Hij kreeg een prachtig stel kleren en reisde per koets mee terug naar de koning. Daar wachtte hem een groots onthaal.
De koning sprak uitgebreid met Slomerik en ontdekte hoe eerlijk en recht-door-zee deze simpele schoenmaker eigenlijk was. 'Mijn land wordt bevolkt door slimmen en dwazen. Dwazen mogen dan dom zijn, slimmeriken liegen en bedriegen alles bij elkaar', zei de koning. 'Ministers en raadslieden, burgemeesters en gouveneurs, ze doen er alles aan om anderen op te lichten en zichzelf te verrijken. Stel dat jij rechter was en er kwamen twee mannen met een paard naar jou toe. Stel dat ze allebei om het hardst zouden roepen dat het paard van hem was, hoe zou je dan recht spreken?' 'Heel simpel', antwoordde Slomerik. 'Ik zou het paard naar de slager brengen, in tweeën laten snijden en eerlijk verdelen. Wie daar verdriet van heeft, van diegene is het paard. Wie dat wél graag ziet, hem behoort het paard zeker niet toe. Zelfs een ezel kan dat begrijpen.'
De koning was zo ingenomen met dit antwoord, dat hij Slomerik aanstelde als burgemeester van een stad. Dat ging de schoenmaker zo goed af, dat de koning hem niet lang daarna benoemde tot gouveneur van een provincie. Ook dat deed hij zo voortreffelijk, dat hij het zelfs schopte tot eerste minister van het koninkrijk. Shloimke Slomerik kreeg een paleis vlak naast dat van de koning en kwam elke dag op bezoek om met de vorst van gedachten te wisselen.
Maar hoe ging het intussen verder met Shmelke Slimmerik? Ook hij ontving een koninklijke bood-schapper en hoorde diens verhaal aan, maar Slimmerik hechtte er geen enkele waarde aan. 'Iedereen kan wel roepen dat hij namens de koning komt', sprak hij tegen de koerier. 'Maar ik heb een brief van de koning zelf', antwoordde de man. 'Wie zegt mij dat de koning die heeft geschreven? Mis-schien is het wel een oplichter die zich als koning voordoet. Zeg me, heb je de koning wel eens met eigen ogen gezien?' 'Nee', antwoordde de boodschapper. 'Ik krijg mijn opdrachten altijd via een secretaris of paleiswachter.' 'Hoe weet je dan of er echt een koning is?', vroeg Slimmerik verder. 'Misschien is het wel een leugen die een paar slimme ministers hebben bedacht om het volk dom te houden. Zodat dankzij de gedachte van die éne koning de eenheid van het land blijft bestaan en er geen burgeroorlog uit zal breken. Maar het is gewoon boerenbedrog.'
De koerier, ook niet op zijn achterhoofd gevallen, vond dat daar wel iets in zat en zei: 'Misschien heb je gelijk, maar hoe kom ik daar achter?' 'Laten we morgen samen door steden en dorpen trekken en her en der wat rondvragen. Dan zullen we de waarheid wel ontdekken', antwoordde Shmelke. Zo gezegd, zo gedaan. De twee mannen vroegen overal steeds die ene vraag: 'Heeft u de koning ooit met eigen ogen gezien?' Steeds opnieuw was het antwoord ontkennend.
Zo spraken ze ook een officier uit het koninklijke leger. 'In wiens dienst staat u?', vroeg Slimmerik. 'Ik dien de koning', was het antwoord. 'Hoe weet u dat zo zeker?' 'Dit uniform, deze helm en dit zwaard, die heb ik allemaal van hem ontvangen.' 'Uit zijn eigen handen?' 'Nee, dat niet. Via de legeroverste, maar in náám van de koning.' 'Ziejewel', zei Slimmerik tegen zijn metgezel, 'er is helemaal geen koning. Iedereen in dit land doet maar alsof. Harde bewijzen ontbreken.' Shmelke had de koninklijke koerier nu helemaal weten te overtuigen. Daarna gingen ze ieder zijns weegs in het geloof dat de koning niet bestond.
Vanaf dat moment besloot Slimmerik rond te gaan trekken om overal te verkondigen: 'Er bestaat geen koning. De leugen regeert!' Soms werd hij hartelijk ontvangen, soms kreeg hij een flink pak slaag. Aanhangers en tegenstanders van het koningschap trof hij in het hele land aan. Op zeker moment kwam hij in een stad waar de koning zeer in ere werd gehouden. Ook daar ging Shmelke op het marktplein staan en verkondigde zijn boodschap. Niet lang daarna hoorde de burgemeester van de stad luide kreten op het plein. Er was daar een relletje ontstaan. Hij liet de relschopper meteen oppakken, in de boeien slaan en hoorde hem uit. 'Je gelooft niet in de koning?! Dat komt je duur te staan, want op belediging van de koning staat hier drie jaar cel.'
Slimmerik kon praten wat hij wilde, de burgemeester en zijn stadsgenoten waren niet te overtuigen. Dus belandde hij in de gevangenis onder het stadhuis. Shmelke zat enkele weken in de cel, toen hij bedacht dat je een veroordeling ongedaan kon laten maken door een hogere macht in het land. Hij schreef een brief naar de gouveneur en na zes weken kreeg hij antwoord. Slimmerik mocht zijn zaak verdedigen voor het gerechtshof van de provincie. 'De koning is een bedriegelijke droom, een bedenksel. Iedereen moet zijn lot in eigen handen nemen, zonder koning. Wie dat niet doet, is een leugenaar ', sprak Shmelke in volle overtuiging. 'Dan zullen we u in naam van dat bedenksel laten boeten. Zeven jaar cel', sprak de gouveneur en zette hem gevangen.
In de gevangenis had Slimmerik helemaal niets aan al zijn kennis en kunde. Een gevangen arts, goudsmid en wetenschapper is en blijft nu eenmaal een geboeid man. Hij zat bijna weg te rotten in zijn koude, vochtige cel, toen hij ineens de ingeving kreeg dat er nóg een hogere macht in het land bestond. De eerste minister. Misschien dat Shmelke het bij deze macht kon proberen om zijn zaak alsnog te winnen en vrij te komen. Nu wist Slimmerik niet dat zijn oude vriend Slomerik inmiddels eerste minister was geworden. En Slomerik wist niet dat het zijn oude maat Slimmerik was die hem een brief had geschreven. Maar omdat minister Slomerik iedereen altijd een eerlijke kans wilde geven, liet hij de rebelse man aan zich voorleiden.
Groot was de verrassing toen de beide vrienden elkaar na lange tijd weer zagen. Opnieuw was er in de afgelopen tijd heel wat gebeurd. Shloimke was van een eenvoudige schoenlapper uitgegroeid tot een machtig man gehuld in de prachtigste kleren. En Shmelke was van een alom bewonderd geleer-de afgegleden tot een armoedzaaier in lompen en ketenen. Ze vielen elkaar in de armen en vertelden elkaar wat hen was overkomen.
'Geloof jij dan niet in de koning?', vroeg Shloimke aan zijn vriend. 'Maar ik zit hier toch maar en dat allemaal dankzij de koning?!' 'Nee, mijn beste', reageerde Shmelke, 'dat heb je louter aan je eigen prestaties te danken. Je hebt je langzaam opgewerkt of je hebt gewoon geluk gehad. Meer niet. En ik heb domme pech gehad.' Shloimke dacht een moment na en zei toen: 'Weet je nog dat ik tegen je zei dat God ons van plaats zou kunnen laten wisselen? Zodat ik wijs en jij dwaas zou worden? Dat is precies wat er is gebeurd. Alleen ben jij als dwaas er niet echt vrolijker op geworden. Ik ben echter vandaag net zo gelukkig als toen ik nog een simpele schoenmaker was. Ware wijsheid is je dwaasheid aanvaarden en tegelijk leren leven als een vorst.'
'Tja, wat is wijsheid?', verzuchtte Slimmerik. 'Een wijze is meer dan een koning.' 'Je bent echt een dwaas geworden', zei Slomerik met een glimlach. 'Een wijze is hij die van elk mens iets leert, van schoenlapper tot koning.' 'Geloof jij dan in die koning?' 'Ja natuurlijk, anders zat ik hier niet. En ik spreek de koning trouwens elke dag, we gaan als vrienden met elkaar om.' 'Weet je zeker dat die koning van jou geen schurk of oplichter is?' 'Nee, dat niet. Maar ik geniet van onze gesprekken en ik krijg van hem alle vrijheid. En ik heb de macht om jou namens de koning ook die vrijheid te schenken. Ondanks je grote dwaasheid.'
De dwaze wijze en de wijze dwaze vielen elkaar opnieuw in de armen. Ze moesten hartelijk lachen om de rare kronkels van hun levenspad en om de hervonden vriendschap. Slimmerik en Slomerik waren sinds die dag onafscheidelijk. Ze zetten samen heel wat bomen op en leerden van elkaar. Zoals het ene ijzer het andere ijzer scherper maakt en zoals het ene stuk hout het andere stuk hout verstevigt.
Degene wiens wijsheid groter is dan zijn daden die lijkt op een boom met veel bladeren en weinig wortels. Als er een stevige stormwind komt, dan raakt hij ontworteld en stort hij ter aarde. Maar degene wiens daden groter zijn dan zijn wijsheid die lijkt op een boom met veel wortels en weinig bladeren. Zelfs al komen alle winden en orkanen ter wereld hem bestoken, hij blijft recht overeind.
*   *   *
Samenvatting
Rabbi Nachman - Slimmerik en Slomerik.
Toelichting
Dit is een sprookje van rabbi Nachman van Bratzlav dat de trekken heeft van een gelijkenis. In de eerste plaats speelt rabbi Nachman met begrippen als wijsheid en dwaasheid, een geliefd thema van hem. Maar ook begrippen als geloof en ongeloof spelen een rol.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen