Startpagina Leesidee Stichting EchelonStichting Beleven
 
VERHAAL
print ⇒
GROEP
7-8
THEMA
Zelfliefde, de ander niet zien staan
SAMENVATTING
Een beeldschone jongen wil niks van mensen weten en wil alleen blijven. Wanneer een nimf verliefd op hem wordt, kwijnt ze weg en dat moet natuurlijk bestraft worden. De andere nimfen zorgen ervoor dat de jongen stapelverliefd wordt op zijn eigen spiegelbeeld.
WERKVORMEN
- kringgesprek
- in de spiegels en glas kijken
- spiegels maken
- nadenken over eigen spiegelbeeld
LESOPZET
a. Vertel het verhaal.
b. Nabespreken/kringgesprek. Vragen: waarvoor is de jongen bang. Waarom kunnen de anderen hem niet goed aankijken.
c. Laat de kinderen in een spiegel kijken, en vraag wat ze zien. Laat de kinderen door een stuk glas kijken en vraag dan wat ze zien. Leerpunt: spiegel is een stuk glas met zilver. En door de zilveren laag zie je de ander niet. Wanneer je dat weghaalt dan kan je weer naar een ander kijken.
d. Vraag de kinderen of ze tevreden zijn als ze in de spiegel kijken. Waarom wel of niet? En heeft dat te maken met schoonheid/knapheid of met hoe je naar jezelf kijkt? Hoe zou je het kunnen veranderen als je ontevreden over je spiegelbeeld bent?
e. Laat de kinderen een spiegel tekenen en laat ze daar in tekenen wat ze graag zou willen zien.
DOELSTELLING
- Kinderen weten dat wanneer je een ander niet ziet staan je wel eens behoorlijk eenzaam kan voelen
- Kinderen weten waar het begrip narcissus vandaan komt.
- Kinderen denken na over hun eigen uiterlijk en op welke manieren je daarmee bezig kunt zijn.

NARCISSUS
Er leefde eens een mooie jongen. Hij heette Narcissus. Zijn vader was een riviergod, Kefisus, en zijn moeder was een nimf, Leriope. Narcissus was beeldschoon. Hij had dikke gouden krullen tot aan zijn schouders, en als hij met zijn hoofd schudde, dansten de krullen. En hij was bruin, zongebruind, en mooi gespierd. Hij liep altijd buiten, was altijd aan het rennen, altijd op blote voeten. Hij had ogen als sterren en mooie wenkbrauwen, roze wangen en een fijne neus. En zijn lippen waren als jonge kersen.

Maar Narcissus was heel erg bang voor mensen, hij was mensenschuw; hij vertrouwde niemand. Hij was het liefst alleen, alleen in het bos, in de natuur. Klimmen op de rotsen, rennen door de varens. Met de bomen en met de vlinders en de vogels en de dieren in het bos en de insecten. Dat was zijn gezelschap. Mensen die waren niet te vertrouwen. Mensen hoefde hij niet. En daarom dachten de nimfen, dat hij arrogant was, hooghartig, omdat hij nooit echt met ze wilde praten, en altijd vluchtte. Hij was het niet, hij was niet echt arrogant. Eén van de nimfen was smoorverliefd op Narcissus. Ze verlangde naar hem en ze smachtte en ze wachtte op hem, en ze probeerde bij hem te komen, maar het lukte haar nooit. Ze kon hem niet eens goed aankijken. Ze smachtte, ze verlangde en ze wachtte en ze wachtte... Maar het werkte niet. Ze werd dunner en dunner; ze kon niet meer eten, ze kon niet meer slapen. Ze werd doorschijnend. En op het laatst verdween ze helemaal: alleen haar stem bleef nog over.

"Echo... echo..."

De nimfen vonden dat verschrikkelijk. Zon arrogantie, zon jongen! Eén van hun zusjes was helemaal weggekwijnd.

"Helemaal weg? Dat kan niet! Dat moet gestraft worden! Zoiets kan niet!"

En ze gingen naar Aphrodite, de mooiste van alle godinnen: de godin van de liefde. En zij vroegen om straf voor Narcissus. Aphrodite was de nimfen goedgezind en ze zorgde ervoor dat hij als straf verliefd wordt op zijn eigen spiegelbeeld.

En op een dag, toen hij weer in het bos rende en op de rotsen klom en door de varens waadde, en op het mos lag, toen kreeg hij dorst en hij ging naar de bron om water te drinken. Hij ging knielen in het gras, en hij wilde water opscheppen. En toen... Wat ziet ie daar? Wat een beeldschone jongen! Ah! Die krulletjes, die gouden krulletjes, die ogen als... als... als sterren stralend, die mooie wenkbrauwen, die roze wangen, die fijne neus, die lippen; het zijn net jonge kersen! Oh, en die fijne kin, die mooi gevormde kin! Hij is goud en goudbruin en zo mooi en sierlijk en zo gespierd! Narcissus keek en keek en hij kon er geen genoeg van krijgen. En zijn hart begon te bonzen tot in zijn keel. En hij kreeg het warm, en hij kreeg het heet, en hij kreeg rillingen. Dan had ie het koud, dan weer heet. Narcissus was verliefd. En zo bleef ie daar staren en kijken en voelen. Zoiets heeft ie nog nooit in zijn leven gevoeld. En zo bleef ie daar heel de dag. Toen - het begon bijna te schemeren - dacht ie: ik zal die prachtige jongen een kus geven. En hij boog voorover en hij wilde zijn lippen drukken op het water... En hij verloor zijn evenwicht! En plons! Hij viel in het water en verdronk!

De nimfen hoorden wat er gebeurde en ze schrokken.

"Maar dat, dat bedoelden we niet! Dat gaat ons te ver! Dat hoefde niet! Wij wilden een straf, maar hij is nu dood. Zo een jongen; hij was zo jong en zo mooi en... Dat wilden wij niet. Dat gaat ons veel te ver! Wat kunnen we doen?"

Er was niks meer aan te doen. Toen voelden de nimfen zich verplicht tot een plechtige begrafenis. En ze gingen naar de bron. En ze zochten naar het dode lichaam van Narcissus. Ze zochten overal, maar ze konden het niet vinden. Het enige dat ze vonden in het gras bij de bron was een prachtige gele bloem met een lange sierlijke steel: een zonnegele bloem met een hartje - de narcis.
HERKOMST
Griekenland
BRON
Homepage van Theo Meder (Meertens Instituut). http://home.planet.nl/~meder
Leesidee + verhaal afdrukken

 
Leesidee is een gezamenlijk project van Stichting Echelon en Stichting Beleven