donderdag 28 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De rover die toveren kon


Als er een kippenhok was leeggehaald zonder dat er een haan naar gekraaid had, als er was ingebroken in schuur of stal en de hond had niet geblaft, als er een wild paard uit de wei was gehaald en het dier gewillig was meegegaan, dan wisten ze in Nieuwendam: Platte Thijs, de rover die toveren kan, is weer aan het werk, die kunnen we toch niet vatten.
Als rover kun je het echter al te bar maken, en dat deed Platte Thijs, toen hij uit het raadhuis van Nieuwendam, dat toen nog niet door Amsterdam was opgeslokt, de kattenbeker roofde. De kattenbeker die van zilver was, was eens aan het dorp geschonken door niemand minder dan ouwe Sijmen, die met Napoleon in Rusland was geweest en als enige uit de streek teruggekomen was.
't Was een stille schuchtere jongen geweest toen hij was weggegaan, maar na zijn terugkeer was hij voor de duivel nog niet bang.
Op een late avond kwam hij eens van Zuiderwoude en om de weg te bekorten wandelde hij langs de Zunderdorper Gouw. Dat was wel een rustige wandeling op dat uur, want niemand waagde zich daar in de buurt omdat het er zo geweldig spookte.
Deze avond was het er ook weer niet pluis, want fel beschenen door het maanlicht dansten er twaalf katten poot aan poot en ze zongen daarbij:
"In de Gouwe! In de Gouwe!
We zullen je in 't water douwen!"
"Probeer 't maar 's," zei Sijmen.
"Eerst dansen Sijmen," antwoordden ze.
"Ook goed," zei hij. "Maar kalm aan hè!" Hij was niet meer zo vlug ter been sinds hij er bij Waterloo een kogel in gekregen had. Sijmen naderde de kring en greep met iedere hand een kattenpoot en... "God, wat hebben jullie kouwe poten!"
Dat had hij niet mogen zeggen, want de katten waarmee hij dansen zou waren echte heksenkatten die het woord 'God' niet verdragen kunnen. Rrrrt! Daar schoten ze weg, dwars door de weilanden, over hekken en sloten...
"Dat hebben we weer gehad," zei Sijmen, en toen zag hij eerst dat de heksenkatten om een zilveren beker gedanst hadden. Met de woorden 'pik in, 't is winter' nam hij de beker op en wandelde ermee naar huis.
Na het roven van die kattenbeker liet de burgemeester van Nieuwendam zijn veldwachter elke nacht op de uitkijk staan en ook uit de omliggende dorpen kwamen veldwachters om achter heg en haag en heining, in stallen en schuren en droge sloten op de loer te liggen. En zo waar, ze hadden geluk! Platte Thijs werd gezien en achtervolgd.
Op de terugweg naar Amsterdam ging hij eerst in de vroege morgen het Tolhuis bij de Volewijk binnen om zich te warmen met een kop koffie. Nauwelijks had hij echter de kop aan de mond gezet of de deur ging open: een veldwachter kwam binnen en bleef bij de deur staan. Nog eens en nog eens klikte de deur: een tweede, een derde, een vierde veldwachter kwam binnen: voor elk venster en voor elke deur stond er nu een. Daar vloog de deur weer open en de oude burgemeester liep zo snel naar binnen dat de poeder uit zijn pruik in het rond stoof. Hij hief zijn hand op om het afgesproken teken te geven...
"Meneer de burgemeester," stamelde de waard eerbiedig.
"O, meneer de burgemeester," zei Platte Thijs. Hij mompelde wat binnensmonds en klak! zijn lege koffiekop stond omgekeerd op tafel. De zwaaiende hand van de burgemeester bleef in de lucht hangen en de uitgestoken handen van de dievenvangers grepen slechts lucht, want met een toverformule had Platte Thijs alle aanwezigen in de herberg vastgezet. Ze stonden daar als wassen beelden want verroeren konden zij zich niet meer en toen de rover met een brede zwaai van zijn hoed van allen afscheid nam, kon niemand hem teruggroeten, zelfs de waard niet die nog even verbaasd keek als op het ogenblik dat de burgemeester naar binnen was gestoven.
Eindelijk - de zon was al een eind voortgeschoven langs het behang - klikte de deur weer en een oud vrouwtje schuifelde naar binnen. Zij mummelde als een konijn in het dichtste van de kool altijd maar hetzelfde woord: "Arbadacabra! Arbadacabra!" en zo in zichzelf mompelend liep ze naar de tafel waar de rover gezeten had en waar de koffiekop op z'n kop stond en zette hem weer recht overeind.
Nauwelijks had ze dat gedaan of er brak een leven als een oordeel los. De burgemeester, de veldwachters, de herbergier, ze hadden allemaal zo lang gezwegen en ze wilden nu allemaal tegelijk aan het woord komen. En dat niet alleen! De veldwachters sprongen in der haast over stoelen en tafels om de oude vrouw te pakken.
Eindelijk kon de burgemeester zich verstaanbaar maken. "Goed gedaan, mannen," riep hij uit.
De herbergier liet zich ook niet onbetuigd. "Dat is een mooie vangst, burgemeester. We hebben stellig de grootmoeder van de rover te pakken." Maar toen nam het ouwe vrouwtje het woord: "Hè, hè, wat moet dat?" vroeg ze.
"Mond houden tot de burgemeester je wat vraagt."
"Dat is een mooie burgemeester die een ouwe vrouw laat oppakken omdat ze de boel rechtzet."
"Dat is nu juist verkeerd," zei de burgemeester.
"Hoor eens hier burgemeester, misschien dat ze er bij jou thuis een vrolijke keuken op na houden, maar in mijn huishouden ben ik aan orde gewend."
Ja, dat kon de burgemeester begrijpen. "Maar vrouwtje, waarom ben je dan hierheen gekomen?"
"Wel, ik stond vanmorgen voor mijn huis op de Kloveniersburgwal - ik woon in dat kleine huisje tegenover het Trippenhuis moet je weten - toen er een man voorbijkwam met een zak op zijn rug. 'Vrouwtje,' zegt hij, 'wil je een daalder verdienen en de burgemeester van Nieuwendam een plezier doen?' - 'Het een zowel als het ander,' zeg ik. 'Nu dan,' zegt ie, 'ga naar het Tolhuis en zet daar in de gelagkamer iets dat je verkeerd ziet, recht. Je moet zelf maar zien wat het is, en als je dat doet moet je tevens het woord "arbadacabra! arbadacabra" uitspreken. En dan zul je daar de burgemeester zien staan die je een daalder zal geven.' Nu begrijp ik wel burgemeester, dat je zo'n drukte maakt opdat ik niet naar die daalder zal vragen, maar dan heb je je toch lelijk vergist. Kom maar op met je daalder, anders zal ik in Amsterdam vertellen..."
"Nee, nee, vrouwtje, vertel maar niks in Amsterdam: hier heb je je daalder." Of 't vrouwtje het toch verteld heeft of dat de herbergier zijn mond voorbij heeft gepraat weet ik niet. In elk geval is het uitgelekt hoe Platte Thijs de burgemeester van Nieuwendam te pakken heeft gehad.
*   *   *
Samenvatting
Een sage over Platte Thijs en de burgemeester van Nieuwendam. De rover Platte Thijs steelt de kattenbeker van Nieuwendam, maar is daarbij gezien door veldwachters. Samen met de burgemeester achtervolgen ze hem naar een herberg om hem op te pakken. Platte Thijs kan echter alle mensen vastzetten en weet te ontkomen. Vervolgens haalt hij nog een geintje met de burgemeester uit.
Toelichting
Platte Thijs (ook bekend als Pater Thijs, Achtkante Boer of Broekermeer) is een legendarisch figuur uit het Hoorn van de 16e eeuw. Hij wordt vanwege zijn - naar idee van het volk - rechtvaardige rooftochten, de Nederlandse Robin Hood genoemd.
Platte Thijs is in de geschiedschrijving veelal neergezet als een meedogenloze dief. De sage vertelt echter dat de man alleen stal van de rijken, om de verdiensten uiteindelijk onder de armen te verdelen. Uiteraard werd dit door de autoriteiten niet gewaardeerd, en werd hij gearresteerd. Platte Thijs verzette zich bij zijn arrest hevig, en tijdens het gevecht dat hierop volgde werd zijn neus met een zwaard afgehouwen (hetgeen hij met de naam Platte Thijs heeft moeten bekopen). Uiteindelijk verloor hij de strijd; hij werd opgesloten in een donkere cel in de Oosterpoort. In de nacht na zijn gevangenneming verboog Thijs de tralies van zijn cel en ontsnapte hij. Toen hij echter weer werd gevonden en gearresteerd, reageerden de gerechtsdienaren extra fel, en vermoordden zij hem. Ter nagedachtenis hebben de bewonderaars van Thijs toen een steen met zijn beeltenis in de gevangenismuur gemetseld. Nadat de Oosterpoort in 1818 was afgebroken, werd deze steen in 1880 in het Westfries Museum geplaatst. Daar is het nog steeds te vinden.
Zie het DOC Volksverhaal van het Meertens Instituut voor meer sagen over Platte Thijs.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen