vrijdag 29 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Dalfser muggen


Op een lichte zomeravond zaten de mensen in Dalfsen buiten hun deur en babbelden wat. Sommigen liepen langs het Koffiestraatje in de zwoele atmosfeer. Kinderen speelden hier en daar met hun tol en hoepels. Mensen namen een frisse pint bier en een Dalfser mop.
Maar daar, in deze rustige stemming riep een mannenstem plotseling: "Brand in de kerktoren! Brand!" De Dalfsenaren zijn fijne mensen, en dus niet vlug in het constateren van nare dingen. Hun hoofden wendden zich naar de richting, waar de toren moest zijn. En wie geen huis voor zijn gezichtsveld had, of te slaperig was, keek. "Brànd," riep die ene man weer, en zijn vinger wees sidderend naar het bouwwerk, dat hoog en rank boven alle andere hoge gebouwen uitstak. "Vuur! In de toren! Zien jullie die wolken dan niet? …! Hellup!"
De mensen drongen op, zij liepen tegen elkaar aan. En ja… men zàg de rookwolk, die smal en dreigend om de toren deinde…, die verwoei…, die aanwies, en even dichter werd, om dan weer te verkleuren tegen het luchtige helblauw van de zomeravondhemel.
De vrouwen begonnen te gillen, zoals het hoort bij rampen. De kinderen juichten, want zij meenden begrepen te hebben dat ze nog niet naar bed hoefden. En de mannen, die ernstige plichtgetrouwe mannen van Dalfsen, beenden met lange, rasse schreden naar de waterkanten van de Vecht.
Twee mannen lagen op hun buik bij de neergang van de brug, en schepten het water in hun handen. Zij hadden immers in de hete zomer hun hoeden thuis gelaten! Anderen stonden naast hen te stampen van haastige smart, en velen blikten vol angst en ellende naar de smalle, dreigende rookpluim, daar hoog boven het dorp.
Blussen! Snel, voordat de toren als een fakkel over het dorp zou neerslaan. Er waren toch zo veel houten boerderijen. Er waren mensen die in paniek om hun kinderen riepen, welke natuurlijk onvindbaar bleken. Er waren er ook die zelf geholpen wilden worden, vóór het te laat zou zijn. Er waren lieden die hun juwelen en geld snel in koffers borgen, en weg wilden van het dorp dat zij in dansend vuur meenden te zien.
Velen zonken midden op straat neer en baden gretig tot alle machten die zij zich van catechismus, relieken en kermisliedjes konden herinneren. Menigeen besefte op dit kostbaar moment, hoe zondig hij in het keurige dorp had geleefd: schulden gemaakt; gedanst in de kroeg, dames met begerende ogen begluipt. Verschrikkelijk, wat men al niet leert inzien als daar zo'n toren gelijk een opgestoken vinger, omwolkt van verderf, naar de hemel wijst.
En daar, toch nog binnen een half uur, trad de brandweer aan, in rok met gepoetste schoenen, het hoofd ontdaan van pruik en staatsie, slechts gedekt door een natte slaapmuts, zoals het voorschrift was. De brandweer begon emmertjes water te scheppen uit de Vecht, en gaf de emmers over van Gait naar Jan-Willem en van Jan-Willem naar Martijn, en dan naar Willem, en naar Peter, enzovoorts… tot in de houten kuip, waarop de prachtige, splinternieuwe brandspuit gezet was.
Dalfser muggenVier mannen pompten met zwellende spieren, terwijl nog vier anderen de borrelende spuitslangen richtten, als veldheren met vervaarlijke bewapening.
Het was ontzettend, zo aangrijpend vreselijk, dat de burgemeester volkomen vastliep in het gedrang, onverstaanbaar werd en zijn horloge verloor. Hij riep iets over kalmte en dieven, maar men begreep hem verkeerd.
Vrouwen vielen bewusteloos tegen knappe kerels aan, kinderen gooiden stenen door de ramen, omdat het vuur beslist de schuld zou krijgen; twee stokoude dames gierhuilden met lange uithalen. Het was een ontzetting, te zien hoe Dalfsen door elkaar werd geschud als dobbelstenen in een kroes. En daartussen, bij de waterkant, werkte de brandweer, bezweet met bloedrode hoofden: Gait, Jan-Willem, Martijn, Peter en al die anderen…
De kerktoren stond doodstil, als een immens stuk vuurwerk, dat zo dadelijk knallen zou. "Hij bewéégt!.." Mannen en vrouwen omhelsden elkaar van wanhoop. De brandspuiten plensden veel te laag op de muur. De burgemeester was nu ook één van zijn schoengespen kwijt; hij hield de hand op de beurs, en schreeuwde zich het gelaat paars in de gillende menigte. "De toren!" brulde een lange vent, die goed zicht moest hebben. "Hij gaat òm, mensen! Weg, wèg!" En de brandweer emmerde: Gait, Jan-Willem, Martijn, Peter…
Toen - véél te kalm - verscheen boven in de toren een man. Had hij dan boven het vuur uit kunnen stijgen? Hij gebaarde als een dominee, plechtig de armen spreidend, zonder de geringste stervenshaast. Met de handen aan zijn mond riep de man op de toren: "Er is geen vuur…! Het zijn muggen, die zwermen om de toren!"
De brandspuit verzwakte zijn straal tot een gebogen lijn. Het gorgelde in de slang. Mùggen?! Zwermende muggen in de zomeravond?! Zo stierf de angst en nieuwsgierigheid.
En tussen de Dalfsenaren stonden die enkele buitenstaanders, van Zwolle en Hoonhorst. Het grinnikkend verraad in hun ernstige binnenkamer. "Muggen! Muggenspuiters!" zeiden de gasten onder elkaar.
En vraag vanaf nu aan een Overijsselaar of de Muggen hem bekend zijn; z'n ogen zullen naar Dalfsen gaan. Want zulke verhalen blijven helaas bekend…
*   *   *
Samenvatting
Een streeklegende uit Overijssel. Help! De kerktoren van Dalfsen staat in brand! Dat denken althans de inwoners van het dorp...
Toelichting
Het verhaal is ook bekend in Meppel. Dalfsen is een dorp iets ten oosten van Zwolle aan de Overijsselse Vecht.
Dit verhaal komt uit de in mei 2006 verschenen bundel "Dalfser Muggen, volksverhalen uit een Overijsselse gemeente." In het boek worden de schimp- en bijnamen en de vele volksverhalen op een duidelijke en grondige wijze geanalyseerd.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen