donderdag 28 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Doctor Sebastianus Magnus


Een gapende keldermond aan de Kleine Gracht te Maastricht die steeds was afgesloten door een hekwerk, dat nog extra was verstevigd met zware ijzeren stangen, leidde naar het laboratorium van doctor Sebastianus Magnus. De gehele dag sloot de doctor zich daar op. Alleen aan de dichte rook die uit het water van de gracht dreef wanneer de wind uit de verkeerde hoek woei, wist men dat hij daarbinnen aan het werk was.
Eerst tegen de avond kwam hij te voorschijn uit de kelder. Hij knoopte langzaam zijn deftige, zwarte, tot aan de hals gesloten jas, toe, sloeg een bouffante om, zette zijn hoge zijden hoed op en verdween om de hoek van de gracht voor een eenzame wandeling door de donkere, verlaten straten. Velen keken verbaasd terzijde, als de even lange als magere gestalte langs hen heen schoof in de schaduw van de huizen, wier sierlijke geveltjes zich weerspiegelden in het rimpelloze, door het maanlicht beschenen water van de gracht.
Daarna haalden ze hun schouders op en dachten: "Daar gaat de gevangene van de wetenschap, die een kwartier lang1 frisse lucht mag happen." Doctor Sebastianus Magnus zat steeds tussen hete vuren, in de al maar dichter wordende damp van de vreemde brouwsels, die door hem op kookhitte werden gebracht, om dan plotseling sissend te worden afgekoeld in andere even wonderlijke mengsels.
Ieder ander zou allang het bewustzijn hebben verloren door de straffe geuren, die opstegen uit de nauwe halzen der distilleerkolven of aarzelend ontsnapten uit de kromhalzen en retorten van beslagen glas.
De eikenhouten balken van de zoldering waren door giftig-groene dampen uitgebeten; fantastische vlekken in alle kleuren van de regenboog hadden op de wanden een kaart gevormd van het land der scheikundige belofte, dat doctor Sebastianus Magmis eens hoopte te vinden.
Zo nu en dan echter klopten de formules niet. Dan sprong er een kolffles uit elkaar met zulk een venijnige knal dat vrijwel al het glaswerk knapte en de scherven als scherpe projectielen door de ruimte suisden. Een nieuwe barst zigzagde haastig langs een der meterdikke muren en een benauwende, verstikkende damp kronkelde uit de kelderopening naar buiten. Van alle kanten snelden voorbijgangers toe en trachtten tevergeefs het ijzeren hek te forceren om in de onheilspellende stilte van het laboratorium door te dringen.
Na enige tijd hoorden zij daarbinnen gerucht, en begrepen dat doctor Sebastianus Magnus uit de rinkelkinkelende scherven oprees. Weldra verscheen hij dan ook in hoogst eigen persoon in de kelderopening, keek uiterst verbaasd naar de belangstellenden, knoopte zo goed als het ging zijn gerafelde jas toe, zette zijn geblutste en gedeukte hoge hoed op, en richtte zijn schreden naar de fabriek aan de Havenstraat om zijn glasvoorraad aan te vullen.
Op een stormachtige avond kwam doctor Sebastianus Magnus eens van een van zijn wandelingen terug en, als altijd diep in gedachten verzonken, liep hij voorbij de brug de verkeerde kant op. In plaats dat hij langs de uitgesleten treden afdaalde in het keldergewelf, ging hij de smalle steektrap af, die naar het water van de Kleine Gracht leidde.
De doctor bemerkte het niet. Hij peinsde over de mogelijkheid om manestralen op te vangen en er vloeibaar zilver uit te distilleren en liep rustig verder, onbewust dat hij over de oppervlakte van het water wandelde. Eensklaps echter joeg een heftige rukwind door een der stegen, die op de gracht uitkwam, en sloeg zijn hoge hoed af. De doctor bukte zich om hem op te rapen en zag waar hij zich bevond. Hij schrok en zonk meteen weg. Doctor Sebastianus Magnus kon geen verdere proeven meer nemen in zijn laboratorium.
Zijn laatste gedachten lieten hem echter geen rust. Wanneer de maan scheen in de door smalle grachten en nog, smallere straten doorsneden stad, rees een ijle schim, in een toegeknoopte jas en met een hoge hoed op, die zo doorzichtig was als spinrag, uit het water omhoog. Op de wal richtte hij zich al hoger en hoger op, tot hij over de daken van de huizen kon zien, en sloeg dan dezelfde weg in die hij tijdens zijn leven elke avond had afgelegd. Zag hij iemand, die op een zolderkamer nog laat over de boeken zat gebogen, dan klopte hij met zijn dunne, lange vingers tegen het tuimelraam en riep met schrille stem:
"De dag is voor jou, maar de nacht is voor mij,
En die nacht is al haast weer voorbij;
Ga slapen, man, ga slapen!"
Wanneer hij een man tegenkwam, die te lang in een van de herbergen aan de Bospoort had gezeten en er te diep in de glazen had gekeken, schudde de wijze doctor zijn hoofd en zei:
"Al is het bier ook weer best
Mijn dorst wordt slechts door maneschijn gelest:
't Klare maanlicht glijdt als zilver door mij heen..."
"Het ga u goed, ik laat u weer alleen."
voegde hij er bij, wanneer de herbergbezoeker, die opeens volkomen nuchter was geworden, voelde hoe zijn haren van pure schrik steil overeind gingen staan.
De spokende doctor, die zijn leven lang doodernstig was geweest en die niemand ooit had zien glimlachen, haalde nu zijn schade in en de voorbijgangers hadden nog wel eens van zijn streken te lijden. Soms rolde er een grote bal van, de kleine Gracht naar de Maas en dan verder de Wal langs in de richting van de Bospoort. Wanneer je hem trachtte te grijpen, ontglipte hij je op het laatste ogenblik en rolde langzaam verder, net buiten het bereik van je hand. De meesten begrepen wel, dat het niet pluis was met die bal, lieten hem liggen waar hij lag, en sloegen gauw een zijstraat in. Er waren echter altijd mensen die niet van opgeven wilden weten. Zij kwamen vroeg of laat in onzacht contact met de harde houten bal, die opeens van de hobbelige straatkeien opveerde en tegen hun gezicht ketste. Terwijl ze hun uitgeslagen tanden telden, hoorden ze, hoog boven zich, een vrolijke schaterlach en zagen bij het licht der maan de doctor in de dakgoot zitten met de kaatsbal in de hand.
Er is veel veranderd in Maastricht. Grachten zijn gedempt en straten zijn verbreed, huizen zijn gesloopt en poorten zijn afgebroken en ten laatste zijn ook de spoken verdwenen. Er viel niets meer voor hen te beleven want men geloofde niet meer in hun bestaan.
Ook doctor Sebastianus Magnus is sinds lang niet meer boven water gekomen.
*   *   *
Samenvatting
Een Maastrichtse sage over een verstrooide scheikundige. Een verstrooide professor doet in een kelder in Maastricht allerlei scheikundige proeven. Soms gaat het goed en soms gaat het fout en explodeert de boel. Op een avond is de doctor zo diep in gedachten verzonken dat hij niet merkt dat hij boven de grachten zweeft. Hij verdrinkt en spookt sindsdien rondom de grachten van Maastricht.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen