Startpagina Leesidee Stichting EchelonStichting Beleven
 
VERHAAL
print ⇒
GROEP
3-4
THEMA
Slimheid, list en bedrog, wie niet sterk is, moet slim zijn
SAMENVATTING
Het dwerghert daagt de krokodillen uit om hem op te peuzelen. Natuurlijk vergeten de krokodillen dat niet en telkens als het dwerghert wil gaan drinken, moet hij met list en bedrog zijn leven veilig stellen.
WERKVORMEN
- kringgesprek
- sport en spel
LESOPZET
a. Vraag aan de kinderen of ze het volgende zinnetje kennen: wie niet sterk is moet slim zijn. Vraag of ze weten wat het betekent en bespreek de betekenis.
b. Vertel het verhaal.
c. Nabespreking van het verhaal met de vraag: wat gebeurt er allemaal? Andere voorbeelden noemen uit de dierenwereld. Dieren kunnen slim zijn door zich klein te maken en door niet op te willen vallen: grijze muizen, of huismussen. Een dier kan juist ook op willen vallen om duidelijk te maken dat een ander dier uit de buurt moet blijven: het zwart-rode lieveheersbeestje (dat vies smaakt), de geel-zwarte wesp (die kan steken) en het zwart-witte stinkdier (dat dus stinkt).
Voorbeelden uit de kinderwereld. Hoe gaat het bij kinderen? Wat doe je als je niet wilt opvallen of juist wel? Hoe handhaven de kinderen zich die in een groep een minderheid zijn qua geloof, achtergrond, intelligentie, handicap?
d. Verzorg een spelles met als thema ‘Wie niet sterk is moet slim zijn’. Voorbeeld: knipoogje, krantenslag, apenkooi.
DOELSTELLING
- Kinderen begrijpen het spreekwoord wie niet sterk is moet slim zijn.
- Kinderen noemen een aantal voorbeelden uit de dierenwereld en uit eigen ervaring.
BIJZONDERHEDEN

KANTJIL EN DE KROKODILLEN
Op een morgen stond Kantjil aan de oever van een rivier en riep met luide stem stroomop en stroomaf: "Krokodillen, hé krokodillen, kom eens gauw hier! Hier is een lekker hapje voor jullie!" Meteen ging hij er vandoor.

De krokodillen kwamen naar de oever en toen ze merkten, dat de kleine deugniet hen gefopt had, waren ze woedend. "Wacht maar," riepen ze hem achterna, "als je wilt drinken, zullen we je wel krijgen!"

Een dag of wat bleef Kantjil uit de buurt van de rivier, maar toen kreeg hij zon brandende dorst, dat hij het niet langer kon uithouden. Langzaam sloop hij naar de oever. Al spiedend, meende hij op een ondiepe plaats een krokodil te zien, die zo stil als een muis op de loer lag. t Leek net een boomstam.

"Wat ben je," riep hij, "een krokodil of een boomstam?" Geen antwoord, geen teken van leven. "Wanneer je een krokodil bent, drijf dan stroomaf; ben je een boomstam, ga dan stroomop!" Langzaam kwam er beweging in de domme krokodil, stroomopwaarts ging hij, om te laten zien, dat hij een boomstam was! "O, jou schaapskop," riep het dwerghert, "heb je ooit van een boomstam gehoord, die stroomopwaarts dreef?" Van woede en schaamte dook de krokodil snel onder.

Maar daarmee was de dorst van Kantjil niet gestild. Nu zocht hij een stokje, net zo lang en zo dik als zijn pootje en nam dat mee naar de oever. Terwijl hij dronk, greep een krokodil hem plotseling bij een van zijn poten. "Mis," riep de schelm, "dat is mijn poot niet! Dit is hem!" Meteen hield hij het stokje in het water. Woedend hapte de krokodil er naar! Vrij was de poot en weg snelde Kantjil, terwijl hij uitriep: "Nu zoek ik net zo lang, tot ik een andere drinkplaats vind, vervelende vent!"

De krokodillen zetten hem ook over land na en verstopten zich tussen de omgehouwen boomstammen van een ladang*, die daar juist werd aangelegd. Nauwelijks zag Kantjil dit, of hij liep naar de eigenaar van de ladang. "De Radja beveelt," berichtte hij hem, "dat alle ladangs vandaag afgebrand moeten worden." De boer gehoorzaamde, ging met zijn kinderen naar de ladang, die ze aan alle kanten met dor hout aanstaken. Van de krokodillen bleef niet veel over.

Op een andere dag zag Kantjil aan de overkant van de rivier een massa afgevallen bloesems. Daar hield hij juist zo van! Hoe moest hij echter aan de andere oever komen? Er stond een sterke stroom en dan al die krokodillen. Maar hij vond er wel weer wat op. Luid schreeuwend riep hij de krokodillen bij elkaar en vertelde hun, dat de Radja de stroom vergiftigen wou en dat hij gezonden was om hun dit mee te delen. O, wat smeekten de krokodillen hem nu, dat hij toch een goed woordje voor hen doen zou bij de Radja. Maar het scheen, dat Kantjil daar in den beginne weinig heil van verwachtte.

Eindelijk zei hij: "Ik zou het kunnen proberen. Gaat eens allemaal naast elkaar liggen, dan kan ik de stemmen tellen!" Goed, ze gingen allemaal naast elkaar liggen, dwars de rivier over. Toen ze daarmee gereed waren, hupte Kantjil van de ene rug op de andere, naar de overkant, al tellende: een... twee... drie... "Dank je wel," zei hij toen vriendelijk, "ik ben nu, waar ik wezen wilde."

* Droog rijstveld, de bomen van het woud worden omgehakt en verbrand, de as dient als mest. Tussen de overgebleven resten wordt gezaaid.
HERKOMST
Indonesië
BRON
"Uit het Sagenland. Sagen uit Nederland, Europa, Indonesië, Suriname en de rest van de wereld" opgetekend en bewerkt door Nienke van Hichtum. Groningen, 1929. ISBN: 90-6158-027-7
Leesidee + verhaal afdrukken

 
Leesidee is een gezamenlijk project van Stichting Echelon en Stichting Beleven