Startpagina Leesidee Stichting EchelonStichting Beleven
 
VERHAAL
print ⇒
GROEP
5-6
THEMA
Voortrekken, je best doen, onrechtvaardigheid
SAMENVATTING
Een moeder trekt haar ene kind voor. Dat loopt eens een keer anders af.
WERKVORMEN
- kringgesprek
- tekening maken
- tekst schrijven
LESOPZET
a. Vertel het verhaal.
b. Nabespreking met de vragen: Wat gebeurt er allemaal in het verhaal? Kernwoorden: moeder; afgunst, beloning voor goedhartigheid, be- en veroordeling, gerechtigheid, goede en slechte zus, dienstbaarheid, luiheid, onvriendelijkheid, haan. Ken je zelf situaties waarin de een ten koste van de ander wordt voorgetrokken? Waarom zou dat zo gebeuren? Is iemand voortrekken altijd verkeerd?
c. Vraag aan de kinderen waarom de haan in het verhaal voorkomt. Wat zou een haan kunnen betekenen? De volgende volkswijsheden staan op het bord. Vraag welke van de onderstaande beschrijvingen voor een haan bij het verhaal zouden passen: (nummer 3 en/of 6)
1. Moed en dapperheid.
2. Vertrouwen en stiptheid door zijn regelmaat om met zang de zon te begroeten.
3. Symbool van waakzaamheid, toorn, vreugde en verstand.
4. Sinds de oudheid aangezien als de meerdere onder de vogels.
5. Hij was in staat de duisternis te verdrijven. Hij is symbool van het licht.
6. Als windwijzer wijst hij de weg, geeft richting aan.
7. Waakzaamheid.
Vraag aan de kinderen welk onrecht hen dwars zit? Of ze de afloop van het verhaal eerlijk vinden, of niet? Situatie: je moet een proef voor rekenen doen en hebt thuis goed geoefend en vooral erg je best gedaan. Van je buurvrouw weet je dat zij nooit huiswerk maakt. Voor de proef krijg jij een 6 en je buurvrouw een 9. Vind je dat eerlijk?
d. De kinderen maken een tekening van een haan en schrijven in een gespreksballon wat de haan namens hen zegt. (Over iets wat jij niet eerlijk vindt!)
DOELSTELLING
- Kinderen weten dat soms kinderen ten koste van een ander worden voorgetrokken.
- Kinderen kennen de symboliek van de haan.

VROUW HOLLE
Er was eens een weduwe, die twee dochters had. De één was mooi en ijverig, de andere lelijk en lui. Maar ze hield van de lelijke en luie, die haar eigen dochter was, veel meer, en de andere moest alle werk doen en Assepoes in huis zijn. Het arme meisje moest elke dag op straat zitten bij de waterput en ze moest zoveel spinnen, dat het bloed haar uit de vingers sprong.

Nu gebeurde het eens, dat de spoel helemaal bloederig was. Toen bukte ze zich over de putrand en wilde de spoel even afwassen, maar de spoel sprong haar uit de hand en viel naar beneden. Ze begon te schreien, liep naar de stiefmoeder en vertelde van haar ongeluk. Maar die werd heel boos en was onbarmhartig en zei: "Als je de spoel erin hebt laten vallen, moet je maar zorgen dat hij eruit komt ook."

Toen ging het meisje naar de waterput terug en wist niet wat ze beginnen moest, en in haar angst sprong ze de put in om de spoel te halen. Ze verloor het bewustzijn, maar toen ze weer wakker werd en weer tot zichzelf kwam, lag ze in een prachtige weide; de zon scheen en er stonden duizenden bloemen. Ze stond op en liep de weide af. Daar kwam ze bij een oven vol met brood, en het brood riep:

"Haal me eruit, haal me eruit, anders verbrand ik: ik ben al lang gaar!"

Ze ging erheen en haalde platen vol brood eruit. Verder wandelde ze; ze kwam bij een boom vol met appelen en de boom riep:

"Schud me toch, schud me toch, want de appels zijn allemaal rijp!"

Ze schudde de boom zodat de appels vielen alsof het regende, en ze schudde zolang, tot er geen een meer hing, ze legde al de afgevallen appels op een hoop, en toen wandelde ze weer verder.

Eindelijk kwam ze bij een klein huisje. Een oude vrouw keek uit het venster, maar die had zulke grote tanden, dat ze er bang van werd, en ze wou weglopen. Maar de oude vrouw riep haar na: "Waarom ben je bang, lieve kind? Blijf bij me. Als jij alle huiswerk wilt doen, zal het je goed gaan. Je moet alleen zorgen, dat je mijn bed goed schudt, zodat de veren vliegen, dan sneeuwt het in de wereld, ik ben vrouw Holle!"

Toen de oude vrouw zo vriendelijk tegen haar sprak, vatte het meisje moed, stemde toe en kwam bij haar in dienst. Ze deed alles tot grote tevredenheid en schudde het bed steeds met zoveel geweld, dat de veren als sneeuwvlokken rondvlogen; maar ze had dan ook een goed leven bij haar, geen enkel boos woord en elke dag haar natje en haar droogje.

Ze was al een poos bij vrouw Holle, toen ze triest werd en in het begin zelf niet wist wat er met haar was; eindelijk begreep ze dat het heimwee was; al had ze het hier duizendmaal plezieriger dan thuis, ze verlangde er toch naar terug.

Eindelijk zei ze tegen vrouw Holle: "Ik heb een vreselijk verlangen naar huis, en al gaat t me hier nog zo goed, ik kan niet langer blijven, ik moet naar mijn familie terug."

Vrouw Holle sprak:"Ik vind het lief van je, dat je weer naar huis verlangt, en omdat je me zo trouw gediend hebt, zal ik je zelf weer naar boven brengen."

Ze nam haar bij de hand en bracht haar bij een grote poort. De poort werd geopend, en toen het meisje daar onder stond, viel er een regen van goud neer, en al het goud bleef aan haar hangen, zodat ze helemaal met goud was overdekt.

"Dat krijg je, omdat je zo ijverig bent geweest," zei vrouw Holle en ze gaf haar ook de spoel terug, die in de put was gevallen. Daarop viel de poort dicht en het meisje was in de bovenwereld, niet ver van haar moeders huis en toen ze in de tuin kwam, zat de haan op de putrand en riep:
Kukeleku,

Onze gouden jonkvrouw zien we nu.
Toen ging ze naar binnen naar haar moeder en omdat ze met goud overdekt was, werd ze door haar en haar zuster vriendelijk begroet.

Het meisje vertelde alles wat ze ondervonden had, en toen de moeder hoorde, hoe ze tot grote rijkdom was gekomen, wilde ze haar eigen lelijke, luie dochter graag hetzelfde geluk gunnen. Ze moest bij de waterput zitten en spinnen; en om de spoel bloederig te maken, prikte ze zich in haar vinger door met haar hand in de doornheg te stoten. Toen gooide ze de spoel in de put en sprong er zelf in. Ze kwam, net als de ander, op de mooie weide en volgde hetzelfde pad. Toen ze bij de oven kwam, riep het brood weer:

"Haal me eruit, haal me eruit, anders verbrand ik, ik ben al lang gaar."

Maar het luie meisje antwoordde: "Denk je dat ik zin heb mijn handen vuil te maken," en ze ging weg. Weldra kwam ze bij de appelboom, die riep:

"Schud me toch, schud me toch, wij appels zijn allemaal al rijp!"

Maar zij antwoordde:"Dat denk je maar, er zou best een appel op mijn hoofd kunnen vallen!" en daarmee ging ze verder.

Toen ze bij het huisje van vrouw Holle kwam, was ze niet bang, want van die grote tanden had ze al gehoord, en ze verhuurde zich meteen. De eerste dag deed ze zichzelf geweld aan en was vlijtig en deed wat vrouw Holle haar zei, want ze dacht aan al het goud dat ze ter beloning zou krijgen, maar de tweede dag begon ze al te luieren, en de derde nog meer: toen wou ze s morgens niet eens meer opstaan. Ze schudde het bed van vrouw Holle ook niet, zoals het hoorde, en ze schudde zeker niet zo dat de veren vlogen. Dat verdroot vrouw Holle al gauw en ze zei haar de dienst op. De luie was daar best mee tevreden en dacht, nu zal de gouden regen beginnen; vrouw Holle bracht haar bij de poort, maar toen zij daar onder stond, werd er in plaats van goud een grote pan vol pek uitgestort.

"Ter beloning van je diensten," zei vrouw Holle en sloot de poort. Zo kwam de luie meid thuis, helemaal vol pek, en de haan zat op de putrand en riep:
Kukeleku,

Onze vieze jonkvrouw zien we nu!"
Het pek bleef aan haar kleven en wilde er haar leven lang niet af!
HERKOMST
Duitsland
BRON
"De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel. Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
Leesidee + verhaal afdrukken

 
Leesidee is een gezamenlijk project van Stichting Echelon en Stichting Beleven