dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De heks Syre-Warda


De heks Syre-WardaDrie jongens - ze waren gezond en sterk - hadden dezelfde ouders. Ze leefden in Mordovië en waren arm als veldmuizen. Het enige dat ze het hunne konden noemen, was een stukje grond dat weinig opleverde doordat het in die streek zelden regende, maar als het regende dan goot het zo geweldig, of er vielen zulke grote hagelstenen, dat de planten het niet overleefden. De drie zoons hielpen hun ouders met al hun krachten, maar het weer konden ze niet veranderen.
Deze arme mensen hadden kwaadaardige buren. Die zeiden: "Kijk toch eens, zulke flinke en sterke jongens zijn nog niet eens in staat hun ouders uit de armoede te helpen! Een schandaal is het! Het zou beter zijn als ze de wijde wereld introkken en in den vreemde werk zochten. Dan zouden ze beter verdienen dan nu, alhoewel: misschien verdienen die ouders niet beter."
De drie zoons trokken zich deze lelijke praatjes erg aan. Ze gingen naar hun ouders en zeiden: "Vader en moeder, we willen de wijde wereld in. In den vreemde zullen we ons en jullie lot verbeteren."
De ouders waren bedroefd en konden hun tranen niet bedwingen. "Waarheen willen jullie dan gaan?" snikten ze. "En wie blijft er bij ons als jullie weg zijn?"
"Vader blijft bij moeder en moeder blijft bij vader. U moet elkaar helpen niet te treuren en niet te piekeren," zei de oudste zoon, "wij zullen een vruchtbaar en goed stuk grond vinden..."
"... en daarop graan verbouwen," vulde de middelste zoon aan.
"... en we zullen geen dag voorbij laten gaan zonder aan u beiden te denken," zei de jongste zoon. "Als het ons goed gaat zal het u ook goed gaan. Dat beloven we alle drie!"
Toen gaven de ouders toe en ze lieten hun zoons vertrekken om in den vreemde hun geluk te gaan beproeven. Voor ze vertrokken plantten de zoons nog een wilgje bij het huisje van hun ouders en ze zeiden: "Zorg goed voor deze wilg. Zolang hij groene blaadjes heeft en groeit gaat het ons voor de wind. Maar als deze wilg verdort, zal alles ons tegenzitten."
De tijd ging, nadat de zoons vertrokken waren, voor de ouders voorbij als steeds. Na de herfst werd het winter en na de winter kwam het voorjaar met een grote verrassing. Op een dag in mei werd in het huisje bij de bloeiende wilg een dochtertje geboren, een mooi en lief meisje. Dat zusje van de drie afwezige broers groeide samen met de wilg op. De vader en de moeder zorgden zo goed ze konden voor hun dochtertje en voor de wilg. Toen het meisje al geen kind meer was, kwam ze op een dag huilend thuis. De ouders vroegen wat haar verdriet deed.
"Alle meisjes die ik ken hebben broers - alleen ik niet!"
"Jij hebt ook broers!" zei de moeder. "Jij hebt drie broers in den vreemde. Voor ze vertrokken plantten ze de wilg en daarna hebben we nooit meer iets van hen vernomen. Maar de boom maakt het goed, dus zij maken het ook goed. Want zoals het met de boom gaat, gaat het met je drie verre broers."
Vanaf die dag hield het meisje van de wilg als van een broer. Ze verzorgde de boom zo goed mogelijk. Ze gaf hem iedere dag water. Als ze een verdord blaadje zag tussen de gezonde blaadjes plukte ze het. Haar lievelingsplekje werd: onder de wilg. Daar zat ze vaak te borduren, of te zingen, of zomaar wat te dromen.
Op een sombere dag zag ze tot haar schrik dat een paar takjes van de wilg aan het verdorren waren. Dat was geen goed teken. Dat kon betekenen dat de broers in den vreemde met tegenslag te kampen hadden. Het meisje ging naar haar ouders. "Vader en moeder, ik ben bang dat het niet goed gaat met mijn drie broers. Ik wil op reis gaan en mijn broers zoeken."
"In geen geval," zei de vader. "Dat staan we niet toe. Hoe denk je ze te vinden? De reis is ver en vermoeiend, zelfs voor een jongen. Je zult uitgeput zijn voor je je broers hebt gevonden."
"Maar als ik volhoud zal ik ze vinden en als ik hier blijf, zal ik uitgeput raken van bezorgdheid," zei het meisje koppig.
"Als je er zo over denkt, kunnen we je niet tegenhouden," zei de moeder.
Bij haar vertrek kreeg het meisje van haar moeder een witte blouse die geborduurd was met rode figuren, een blauwe rok met gele strepen, en een haarlint dat de moeder zelf nog als jong meisje had gedragen. En ze kreeg ook een paar tranen van haar moeder mee. Toen de moeder haar dochter een afscheidskus gaf, rolden er twee tranen over haar wangen en die vielen op het voorhoofd van het meisje.
De moeder zei: "Lief kind, mijn tranen zullen je beschermen tegen ongelukken, ziekte en boze bedoelingen van anderen. Denk bij alles wat je doet aan mij en ik zal bij alles wat ik doe aan jou denken."
Ook de vader had tranen in zijn ogen toen hij zijn dochter de wijde wereld in zag trekken. Ze liep op blote voeten en droeg een bundeltje brood. Hoe lang het meisje zwierf valt moeilijk te zeggen. Ze trok door dunbevolkte streken, over zanderige wegen, langs moerassen en meren, door velden en bossen. En wie ontmoette ze in een erg donker bos dat vol giftige paddestoelen stond, die glimmende paarse hoeden op hadden? De heks Syre-Warda, die lelijke bedriegster en vijandin van alle meisjes!
De heks Syre-Warda was gekleed in smerige lompen en steunde op een stok. Ze liep ineens naast het meisje en ze zei: "Dag lief kindje, waarheen gaat de wandeling?"
"Dag grootmoedertje," zei het meisje, dat geen kwaad vermoedde. "Ik ben op weg naar mijn drie grote broers."
"Je vindt het toch niet erg als ik een stukje met je meeloop? Dan babbelen we wat en gaat de tijd vlugger!"
Zo wandelden Syre-Warda en het meisje verder; de heks babbelde allerlei onzin, zodat het meisje dacht: "Dat oudje is een beetje in de war. Goed dat ik er ben om op haar te letten."
Ze kwamen, nadat ze het bos achter zich hadden gelaten, bij een brede rivier. Syre-Warda zei: "Laten we in deze rivier een bad nemen. De weg is stoffig en de lucht is zoel. Het water geeft een verfrissend gevoel en zal ons heerlijk verkwikken. Wat denk je, zou het schikken?"
"Ja, dat is een goed idee," vond het meisje.
"Kleed je uit achter die struik en neem dan rap een ferme duik," zei de heks, "dan spring ik je achterna, van je falderaldera!"
Het meisje kleedde zich uit en sprong zonder kleren het water in. En wat deed die lelijke heks toen? Terwijl het meisje naar het midden van de rivier zwom, kleedde het lelijke wijf zich om. Ze trok snel haar eigen lompen uit en hulde zich in de mooie nieuwe kleren die het meisje van haar moeder had gekregen als afscheidsgeschenk. Het meisje zag het en riep: "Wat doet u met mijn kleren aan? Laat ze liggen waar ze lagen!"
"Trek jij straks maar mijn lompen aan! Ze zullen je fantastisch staan!" riep de heks vanaf de kant.
Het meisje herinnerde zich nu wat haar moeder haar had voorgehouden (altijd aan elkaar denken) en riep: "Moeder, moeder! De oude vrouw trekt mijn kleren aan! Ze doet ons haarlint in haar vieze pruik! Ze trekt mijn blauwe rok met gele strepen aan! En mijn geborduurde blouse!"
Daar hoorde ze de stem van haar moeder terugroepen: "Ik kom bij je, kindjelief, ik kom je helpen! Ik breng een bezem mee en sla daarmee het stof uit de pruik van die dievegge!"
Waar kwam die stem vandaan? Uit de tranen die de moeder bij het afscheid had laten vallen op het voorhoofd van haar dochter. De heks Syre-Warda hoorde die duidelijke taal en ze kreeg de schrik te pakken. Snel trok ze de mooie kleren van het meisje uit en haar eigen lompen weer aan.
Het meisje kwam uit het water, kleedde zich aan en ging verder in haar eigen kleren... op de voet gevolgd door de boze heks die haar probeerde te paaien met allerlei zoete praatjes: "Ach kindjelief, wat was je mamma daar eventjes boos. En waarom eigenlijk? Er was niets loos! Ik had je mooie kleertjes even aan. Om je te laten zien hoe ze me staan. Het was een grapje van een oude vrouw. Wat hinderde dat nou! De een verkwikt zich in het water, de ander verkwikt zich met geschater en een verkleedpartijtje! Heeft je moeder ze wel allemaal op een rijtje? Ze is zo gauw kwaad! Vertel eens hoe je moeder je kon horen? Heeft ze zulke goede oren?"
"Dat was mijn moeder niet die mij hoorde en die zo sprak," zei het meisje dat alweer medelijden kreeg met de malle oude vrouw. "Dat waren de tranen die mijn moeder op mijn voorhoofd heeft laten vallen toen wij afscheid van elkaar namen."
"Aha!" dacht de heks. "Daar zal ik rekening mee houden!"
Lange tijd trokken ze zwijgend verder. Tot ze weer een rivier bereikten. De heks Syre-Warda zei: "Door dat misverstand bij de andere rivier bleef ik op de kant, maar ik denk dat ik hier toch even pauzeer voor een frisse duik die een weldaad zal zijn voor mijn stoffige pruik. Dit keer springen we allebei tegelijk het water in. Wat vind je, kindje, heb je zin?"
"Als we tegelijk het water ingaan wil ik het wel," zei het meisje.
De listige heks stapte uit haar lompen en liep voetje voor voetje het water in. Nu trok ook het meisje haar kleren uit en volgde de heks.
Plotseling draaide de heks zich om en duwde het meisje kopje onder, zodat de tranen van haar moeder wegspoelden. Dan klom de blote heks snel op de kant, ze griste de mooie kleren van het meisje uit het gras en trok ze aan.
Het meisje begon te huilen en riep: "Moeder, moeder, ze doet het weer! Ze trekt mijn mooie kleren aan en laat haar lompen liggen voor mij!"
Deze keer antwoordde de moeder niet. Het meisje huilde of haar hartje zou breken. Ten einde raad kwam ze het water uit en ze smeekte de heks op haar blote knieën om haar eigen kleren, maar Syre-Warda bleef doof voor alle smeekbeden. Er zat voor het meisje werkelijk niets anders op dan zonder kleren verder te gaan - wat in die oude tijden echt niet kon - of de lompen van de heks aan te trekken en dus trok ze de lompen van de heks aan.
Syre-Warda bukte zich, raapte een handvol modder en vuil van de weg, besmeurde daarmee het gezicht van het meisje, en zei: "Onnozel wicht, nu heb je mijn gezicht, vol rimpels en vouwen, maar ik heb het jouwe!"
En zo was het ook. Syre-Warda kreeg een mooi, jong gezicht en het gezicht van het meisje veranderde in het gezicht van een lelijke oude vrouw. Zo liepen ze verder totdat Syre-Warda heel venijnig zei: "Je denkt er zeker wel aan dat, nu we naar je broers toegaan, je alles moet doen wat ik zeg. Zij hebben je nog nooit gezien, maar denk jij misschien dat ze je zullen geloven als je zegt dat jij hun zusje bent? Nee, dat geloven ze nooit! Met het uiterlijk van oude vrouw zien ze zeker geen zusje in jou. Maar als ze mij zien, zullen ze denken: dat jonge meisje is ons zusje. Dan nog een paar wenken: Beklaag je niet bij je broers over wat ik heb gedaan of ik zal je krom en kreupel slaan!"
Wat kon het meisje daarop zeggen? Niets. Treurig gestemd liep ze verder naast Syre-Warda tot ze aankwamen bij de boerderij van de drie broers.
Syre-Warda klopte op de deur en riep: "Jongens, raad eens wie hier staat? Jullie zusje! Kom, geef mij gauw een kusje!"
De drie broers kusten en omarmden de listige heks. Dan keken ze verwonderd naar hun eigenlijke zusje en vroegen aan de heks: "Wie is dat voddige wezentje? Waarom heb je haar meegebracht, lief zusje?"
"Dit is een hoogbejaarde wees, die me de weg naar jullie wees. Dus broers heb medelijden en wees goed voor haar. Toe, doe dat maar!"
"Ze kan een plekje in de schuur krijgen," zei de oudste broer. "Maar jij moet gauw bij ons binnenkomen. We eten honingkoek en we drinken een fles wijn, en na dat feest maken we een bedje voor je, zo zacht en zo donzig als je nog nooit geslapen hebt!"
Zo gebeurde het dat de lelijke heks door de broers werd onthaald en warmpjes toegedekt, terwijl hun eigenlijke zusje rillend in een oude schuur lag.
De volgende morgen stonden de broers al vroeg op om naar het land te gaan. Tegen Syre-Warda zeiden ze: "Lief zusje, wij gaan nu naar het veld. Ga jij naar de deel en bewaak het pas gemaaide koren. Zorg ervoor dat de vogeltjes er niet van pikken."
Zodra ze vertrokken waren, stond Syre-Warda op en riep alle kraaien, raven, duiven en mussen uit de omtrek bij elkaar.
De vogels kwamen aangevlogen als een donkere wolk, zoveel waren het er. Duizenden snavels gingen aan het werk. Eerst brachten ze al het stro waarmee het graan was toegedekt (om het te beschermen tegen vocht) naar hun nesten en daarna pikten de vogels zoveel graankorrels als ze maar wilden.
Syre-Warda zat intussen in de provisiekamer zich vol te proppen met spek en worst. Toen ze niet meer kon, dronk ze nog een liter bier en daarna kroop ze in bed. De broers kwamen terug van het veld en stonden versteld. Ze wekten hun namaakzusje en riepen: "Waarom heb je zo slecht opgepast?"
"Opgepast!" riep Syre-Warda van onder de dekens. "Ik ben een oppassend zusje! Maak mij geen verwijten, want ik ben doodmoe van al het oppassen! Laat liever die wees in lompen oppassen! Ik pas er verder voor!"
De volgende dag stuurden de drie broers hun werkelijke zusje naar de deel om het graan dat nog over was, te bewaken. Zelf gingen ze naar het veld. Op de deel riep het meisje alle vogels uit de omtrek bij elkaar en vroeg hun het stro van de vorige dag weer terug te brengen. Dat deden de vogels met liefde. Toen de broers van het veld kwamen, zagen ze dat al het graan weer was toegedekt met stro, terwijl er niet van gepikt was. Ze zeiden tegen elkaar: "Hier klopt iets niet! Die wees in lompen gedraagt zich zoals ons zusje zou doen. En is het jullie niet opgevallen dat ze net zulke vriendelijke ogen heeft als onze moeder. Maar wie is dan dat brutale loeder dat zich uitgeeft voor ons zusje?"
De volgende dag vroegen de broers aan hun werkelijke zusje opnieuw naar de deel te gaan en op te passen. Maar in plaats van naar het veld te gaan, verstopten ze zich onder een berg hooi. Ze hoorden hoe het wezentje in lompen begon te zingen. Ze zong over haar vader en haar moeder en over een groene wilgenboom die door haar drie broers was geplant nog voor ze geboren was. In een volgend liedje, dat heel verdrietig klonk, zong ze over de heks die haar kleren had weggenomen en haar gezicht vuil en lelijk gemaakt. Zo leerden de broers uit de liedjes van hun ware zusje de waarheid kennen.
Ze kropen onder het hooi vandaan en riepen: "Lief zusje van ons, waarom heb je ons niet dadelijk toen je hier aankwam, de waarheid verteld?"
"Omdat die oude vrouw - want dat is ze, al ziet ze er jong uit - heeft gedreigd mij kreupel en krom te slaan als ik de waarheid onthul."
Woedend liepen de drie broers naar de slaapkamer waar de luie Syre-Warda nog lag te snurken. Ze grepen haar beet en droegen haar ruw naar de deel. Daar dwongen ze haar om de mooie kleren terug te geven aan het meisje dat hun werkelijke zusje was en vervolgens zelf de oude lompen weer aan te trekken. Syre-Warda gehoorzaamde - wat kon ze anders? - en werd weer een lelijke oude heks in vuile vodden. Daarna werd ze door de drie broers in een diepe put gegooid en op de put werd een zware steen gelegd. Syre-Warda zat voorgoed gevangen.
Nog de hele zomer bleef het werkelijke zusje bij haar drie broers. Pas toen de eerste dagen van het najaar kwamen - de bladeren van de bomen staken af als goud tegen de feestelijk blauwe lucht en de zon was nog warmer dan in het voorjaar - reisde ze terug naar haar ouders in een snelle wagen waarvoor twee vurige paarden draafden en die volgeladen was met geschenken van de drie broers voor hun vader en moeder. Zelf bleven de broers op hun boerderij, want een boer kan zijn land nooit alleen laten.
Het meisje kwam veilig thuis en ging nooit meer op reis. Haar lievelingsplekje was onder de wilgenboom die sterk en gezond bleef. Over haar broers maakte het meisje zich geen zorgen meer. Die hadden in den vreemde voorspoed en geluk gevonden.
*   *   *
Samenvatting
Een Russisch sprookje over een meisje op zoek naar haar drie broers. Een meisje gaat op zoek naar haar drie broers omdat de wilgenboom die zij bij hun afscheid hebben gegeven begint te verdorren. De heks Syre-Warda wandelt met haar mee en ontneemt het meisje haar kleren, waardoor zij mooi wordt en zich uitgeeft voor het zusje. Het bedrog wordt door de broers ontdekt omdat hun echte zusje in een lied zingt over wat er werkelijk is gebeurd.
Toelichting
Mordovië is een autonome republiek van Rusland tussen Moskou en de benedenloop van de Wolga.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen