woensdag 24 april 2024

Volksverhalen Almanak


Oepeikas, de generaal die tot geitenhoeder werd


Er was eens een rijke boer die een zoon had genaamd Oepeikas. Toen Oepeikas twintig jaar oud was, moest hij als soldaat dienen in het leger van de tsaar. Hij pakte zijn boeltje bij elkaar, nam afscheid van zijn ouders en trok naar de dichtstbijzijnde garnizoensplaats om daar soldaat te worden.
Toen Oepeikas een tijdlang als soldaat in de kazerne had gelegen, wilde hij met zijn vader eens een grap uithalen. Hij schreef deze een brief, dat hij zojuist tot generaal was bevorderd en vroeg, hem in de garnizoensplaats eens te komen bezoeken.
De vader van Oepeikas was zo trots als een pauw toen hij de brief van zijn zoon ontving. Hij liet hem overal in het dorp lezen en haastte zich zijn zoon een bezoek te gaan brengen in de garnizoensplaats.
"Ik kom voor mijn zoon, de generaal Oepeikas," zei hij uit de hoogte tegen de schildwachten, toen hij voor de kazerne aankwam. En hij wilde meteen maar de poort doorgaan, terwijl hij tersluiks eens keek, of de schildwacht ook voor hem misschien het geweer presenteerde.
"Hé, hé, vadertje, wacht even, dat gaat zo maar niet," zei de schildwacht, terwijl hij de boer bij de schouder greep. En terwijl hij lachend de tweede schildwacht er bij riep, ging hij verder: "Je kwam voor generaal Oepeikas, is het niet? Nu, dat treft, de generaal staat daar juist op de binnenplaats. Daar, bij dat paard!" En proestend van het lachen wezen de beide schildwachten naar een soldaat die juist geducht op zijn kop kreeg van een officier, omdat hij diens paard onvoldoende had geroskamd.
De vader keek en zag, dat de soldaat zijn zoon was. Diep beschaamd maakte hij dat hij weg kwam, maar schreeuwde eerst nog woedend tegen zijn zoon: "Ik hoop, dat je zelfs geen schoenen meer aan je voeten zult hebben, wanneer je weer eens thuis komt!"
Zo ging er enige tijd voorbij. Oepeikas was echter een oplettend en dapper soldaat en het duurde niet lang, of hij klom op tot hogere rangen. En zo bereikte hij tenslotte zelfs werkelijk de generaalsrang.
Als generaal trouwde hij met de rijke dochter van een naburig landheer en aangezien hij het niet meer waagde zijn vader nog eens te vragen hem te komen opzoeken, besloot hij zelf maar eens naar zijn geboortedorp te reizen om zijn ouders op te zoeken. Want hij verlangde er erg naar deze weer eens terug te zien.
Een mooie reiskoets, passend voor zo'n voornaam heer als een generaal, werd gereed gemaakt en vergezeld van een witgepruikte koetsier, palfreniers en lakeien maakte generaal Oepeikas zich gereed te vertrekken naar het dorp van zijn ouders.
"Voor het geval je niet tijdig terug mocht komen en ik je achterna zou willen gaan, hoe kan ik dan de weg vinden naar het dorp van je ouders?" vroeg zijn vrouw die thuis zou blijven.
"Ik zal overal langs de weg borden laten plaatsen met het opschrift: Hier kwam generaal Oepeikas voorbij," antwoordde haar man en daarop vertrok hij naar zijn geboortedorp.
Nu wilde het geval, dat aan de weg naar het geboortedorp van generaal Oepeikas een hutje stond, waarin een heks woonde die allerlei toverkunsten kende. En telkens als iemand aan haar hutje voorbij wilde gaan, veroorzaakte de heks een dusdanig noodweer, dat die reizigers wel gedwongen werden af te stappen om in haar hut een onderdak te zoeken. Zodra ze dit dan echter gedaan hadden, werden ze door de heks, die dol was op kaartspelen, uitgenodigd met haar een spel te doen. In de hele hut was echter maar één stoel te bespeuren en daar ging de heks dan zelf op zitten. Wie echter op die stoel zat, zou altijd winnen, terwijl de andere partij niet eerder zou kunnen ophouden, vóór hij tot zelfs het hemd aan zijn lichaam had verspeeld.
Zo verging het nu ook generaal Oepeikas. Toen de reiskoets bij de hut van de heks aankwam, stak er zo'n noodweer op, dat de koetsier geen hand meer voor ogen kon zien en de generaal tenslotte maar besloot zijn reis te onderbreken en in het bescheiden hutje om onderdak te verzoeken totdat het noodweer zou hebben opgehouden.
De heks ontving generaal Oepeikas met grote eerbied en vroeg, of de voorname heer om de tijd te korten zolang misschien wat met haar wilde kaarten.
Als officier had Oepeikas natuurlijk al heel wat kaart gespeeld en hij stemde dan ook dadelijk met het voorstel van de heks in. Dat het oude vrouwtje daarbij op de enige stoel in het vertrek ging zitten, vond hij niet meer dan vanzelfsprekend en ze begonnen te spelen.
Generaal Oepeikas zette vijf roebel in en verloor. Hij zette daarop tien roebel in en verloor weer... Het begon hem nu te amuseren, dat het oude vrouwtje het van hem, een geoefend kaartspeler, kon winnen en hij zette twintig roebel in. Een paar tellen later was hij echter ook die kwijt. En zo ging het verder. Generaal Oepeikas verhoogde telkens zijn inzet, maar deed niets anders dan verliezen. Tenslotte was hij al zijn geld kwijt. Maar de heks zou zelfs nog verder gaan en generaal Oepeikas kon het hutje pas verlaten, toen hij niet alleen zijn reiskoets, zijn paarden, zijn bagage en al zijn bedienden had verspeeld, maar zelfs de laarzen aan zijn voeten.
Blootsvoets en alleen in zijn hemd gehuld, trok Oepeikas nu verder en kwam zo tenslotte in zijn geboortedorp aan. Hij schaamde zich, om in deze toestand voor zijn vader te verschijnen en klopte daarom bij de bediende-ingang van de boerderij van zijn ouders aan. De meid deed hem open en toen ze de arme zwerver zag staan, vroeg ze hem of hij misschien als geitenhoeder in dienst wilde treden, aangezien de oude geitenhoeder juist een paar dagen geleden was weggelopen. Oepeikas stemde toe en zo werd hem de zorg toevertrouwd van de vijftig geiten van zijn vader.
De hele dag was hij nu buiten op het veld met zijn geiten. Maar omdat een generaal nu eenmaal meer gewend is soldaten te commanderen dan geiten te hoeden, begon hij dit al spoedig ook met zijn geiten te doen. Hij drilde zijn troep van vijftig geiten of het een peloton soldaten was en het duurde niet lang, of de geiten konden net zo mooi exerceren als de soldaten van generaal Oepeikas.
Als hij riep: "Geeft acht!" dan stelden al de geiten zich op in het gelid, staken hun sikken recht vooruit in de lucht en bleven zo onbeweeglijk staan.
Riep hij daarentegen: "Voorwaarts, mars!" dan gingen de geiten in een rij achter elkaar staan en liepen vervolgens - trip, trap, trip, trap - keurig in de maat het weiland rond.
Het was een koddig gezicht en al gauw sprak het hele dorp over de wonderlijke geitenhoeder, die van zijn geiten een troep exercerende soldaten had gemaakt.
Intussen wachtte de vrouw van generaal Oepeikas vergeefs op de terugkomst van haar man. En toen haar dit een beetje al te lang begon te duren, liet ook zij een rijtuig gereed maken om haar man na te reizen.
Het was niet zo moeilijk om de weg te vinden, want overal waren keurige borden met het keizerlijke wapen opgesteld die het opschrift droegen: "Hier kwam Generaal Oepeikas voorbij." Zo kwam men ook weer aan het hutje van de heks. Deze liet ook die keer een gierende storm opsteken, zodat de vrouw van generaal Oepeikas werd genoodzaakt haar toevlucht te zoeken in de hut.
En toen herhaalde zich de oude geschiedenis. De speelkaarten kwamen op tafel, de heks ging in haar stoel zitten en al spoedig zag de generaalsvrouw aankomen, dat ze al haar bezittingen aan de heks zou verliezen. Zij was echter slimmer dan haar man en merkte al gauw dat het winnen van de heks verband hield met de stoel waar ze in zat. Ze dwong het oude wijf uit haar stoel op te staan en ging daar toen zelf in zitten. Meteen keerden de kansen en na een poosje had de vrouw van generaal Oepeikas niet alleen al haar eigen bezittingen, maar ook die van haar man weer terug gewonnen.
Snel liet ze toen weer inspannen en nageschreeuwd door de woedende heks die machteloos haar gebalde vuisten in de lucht stak, vervolgde de generaalsvrouw haar weg naar het dorp van haar man.
De mooie indrukwekkende borden met het keizerlijke wapen hielden nu op, maar op een oude muur, op een hek of gewoon op een in de grond gestoken stuk plank zag de generaalsvrouw een paar maal in slordige krijtletters staan: "Hier kwam generaal Oepeikas te voet voorbij," zodat ze tenminste wist op de goede weg te zijn. En zo kwam ze dan tenslotte in het dorp van generaal Oepeikas aan.
Ze vroeg aan een voorbijganger waar de boerderij van de ouders van haar man lag en klopte daar aan voor onderdak, zonder zich echter bekend te maken als de vrouw van generaal Oepeikas. Ze wilde er namelijk eerst eens achter komen, wat haar man in het dorp eigenlijk voor werkzaamheden verrichtte.
De ouders van generaal Oepeikas betoonden de voorname vreemdelinge alle gastvrijheid, zonder te vermoeden, dat ze hun eigen schoondochter voor zich hadden. En toen deze op een middag, dat ze om de samowar geschaard thee zaten te drinken, eens informeerde naar de nieuwtjes van het dorp, vertelde de oude boer haar vol trots, dat ze sinds enige tijd een wonderlijke geitenhoeder hadden, die van zijn geiten een troep gedisciplineerde soldaten had gemaakt.
"Kijk," zei de vader van Oepeikas, terwijl hij een venster opende, "misschien kunt u hem uit dit raam op het veld bezig zien." En ja hoor, toen de generaalsvrouw uit het raam keek, zag ze buiten de geitenhoeder met zijn vijftig geiten aan het exerceren. Met zijn zweep krijgshaftig in de hand of het een sabel was, stond hij voor de kudde en commandeerde: "Geeft acht!" En kijk, meteen stelden de geiten zich op in het gelid, staken hun sikken recht vooruit in de lucht en bleven zo onbeweeglijk staan.
Toen knalde de geitenhoeder opnieuw met zijn zweep en het commando "Voorwaarts, mars!" klonk over het veld. Ordelijk als een troep geoefende soldaten gingen de geiten achter elkaar in een rij staan, staken hun borst krijgshaftig vooruit en... - trip, trap, trip, trap - marcheerde de kudde keurig om het weiland heen, terwijl de geitenhoeder tevreden stond toe te kijken en trots aan zijn knevel draaide.
De generaalsvrouw die haar man natuurlijk direct herkende, kon haar lachen niet inhouden. En terwijl ze zich uit het raam boog, riep ze naar buiten: "Hé, Oepeikas, wat vind je prettiger, generaal van soldaten of generaal van geiten te zijn?"
De geitenhoeder keek verschrikt op, herkende zijn vrouw en wist zich van schaamte nauwelijks te bergen. Toen de oude boer en zijn vrouw de voorname vreemde dame echter opeens de naam van hun zoon hoorden noemen, kwamen ze haastig naderbij om te zien tegen wie ze het eigenlijk had. En daar herkenden ook zij in de geitenhoeder hun zoon, die al in zo lange tijd niet meer thuis was gekomen en van wie ze het al bijna hadden opgegeven hem nog wel ooit terug te zullen zien.
De generaalsvrouw maakte zich daarop aan haar schoonouders bekend en vertelde precies wat er zich allemaal had toegedragen. Van hun zoon die generaal was geworden en die zijn ouders eens had willen opzoeken, hoe de boze heks hem daarop van al zijn bezittingen had beroofd en hoe hij tenslotte als arme zwerver blootsvoets in het dorp van zijn ouders was aangekomen. Net zo als zijn vader dat indertijd zelf had gewenst, toen hij in woede zijn zoon had vervloekt, omdat die hem zo voor de gek had gehouden.
Nu was echter alles vergeven en vergeten en de twee oude mensen haalden hun zoon verheugd in huis, terwijl ze vol vreugde waren, dat hij zo'n hoge rang in het leger had bereikt en daarbij nog zo'n voorname dame als de dochter van een rijke landeigenaar tot vrouw had. En de volgende dag liet de oude boer een groot feest aanrichten om de terugkomst van zijn zoon te vieren, waarbij alle bewoners van het dorp en van de omringende boerderijen te gast waren.
*   *   *
Samenvatting
Een heksenverhaal uit Litouwen over een generaal van geiten. Een soldaat schopt het tot generaal, maar onderweg naar huis komt hij langs het huisje van een heks, die voor een noodweer zorgt zodat hij bij haar moet schuilen. Hij verliest zijn hele vermogen bij het kaarten met de heks en beschaamd besluit hij geitenhoeder te worden. Hij laat de geiten execeren als soldaten en is al snel bekend als de generaal van de marcherende geiten.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Sprookjes van Oost-Europa" verzameld en bewerkt door Doedy Bevelander. C.P.J. van der Peet, Amsterdam.
Populair
Verder lezen