Ali Baba en de veertig rovers
In een stad in Perzië leefden eens twee broers. De ene heette Kassim en de andere Ali Baba. Kassim was met een rijke vrouw getrouwd en leidde een gemakkelijk leventje. Maar Ali Baba moest voor vrouw en kinderen de kost verdienen door in een naburig woud hout te hakken en dat in de stad te verkopen. Op zekere dag, toen Ali Baba in het bos bezig was, zag hij een troep ruiters in een grote stofwolk naderen. Hij was bang dat het rovers waren en daarom klom hij langs een paar rotsen omhoog en verstopte zich. Toen ze vlakbij waren gekomen, sprongen de mannen van hun paarden en bonden ze vast aan de bomen. En nu kon Ali Baba de mannen gemakkelijk tellen: het waren er veertig.
De mooist geklede man, die Ali Baba voor de aanvoerder hield, liep de bosjes in en riep zo hard "Sesam, open u!" dat Ali Baba het duidelijk kon horen. Bij deze woorden ging er een deur in de rotswand open. De hoofdman liet zijn mannen naar binnen gaan en volgde zelf als laatste. De deur ging vanzelf weer dicht.
Zolang de rovers binnen bleven, durfde Ali Baba niet uit zijn schuilplaats te komen, uit angst dat de mannen hem zouden zien als ze onverwachts weer naar buiten kwamen. Maar tenslotte ging de deur weer open en de rovers stapten naar buiten. De aanvoerder die het laatst naar binnen was gegaan, kwam het eerst weer buiten en liet ze allemaal passeren. Toen riep hij: "Sesam, sluit u!" en de deur ging weer dicht. De rovers sprongen op hun paarden en reden weg zoals zij waren gekomen, de aanvoerder voorop.
Zodra alles veilig was, klom Ali Baba naar beneden en net zoals de hoofdman had gedaan; riep hij "Sesam, open u!" De deur ging onmiddellijk open. Ali Baba had verwacht, dat hij een sombere, vieze schuilplaats te zien zou krijgen en hij was dan ook heel verbaasd toen hij zag, dat het hol heel ruim en schoon was. Mensenhanden hadden er een soort gewelf van geinaakt, dat verlicht werd door een opening in de zoldering. Hij zag grote balen koopwaar liggen, stapels zijde en brokaat, zilver en goud in hopen en geld in leren zakken. Hij ging naar binnen en de deur ging achter hem dicht.
Naar het zilver en het geld keek Ali Baba niet om. Maar hij laadde net zoveel zakken met goud op zijn ezels, die buiten graasden, als deze dieren maar enigszins konden dragen. Hij verborg de zakken onder takken. Nadat hij de deur in de rots had gesloten door "Sesam, sluit u" te roepen, ging hij tevreden naar huis.
Daar aangekomen, bracht hij de zakken met goud naar binnen en deed de deur achter zich op slot. Toen maakte hij de zakken leeg waar zijn vrouw bij stond. Hij vertelde haar wat er gebeurd was. Hij drukte haar op het hart, dit alles goed geheim te houden. Daarna wilde hij het goud gaan begraven, maar zijn vrouw zei: "Ik wil wel eens weten hoe rijk we nu zijn. Terwijl jij het gat graaft, ga ik even een korenmaat lenen."
Zij holde naar de vrouw van Kassim en leende een korenmaat. Haar schoonzuster wist natuurlijk heel goed, dat Ali Baba arm was; daarom wilde zij graag weten wat voor graan de vrouw van Ali dan wel moest wegen. Heel slirn smeerde zij ongemerkt een beetje vet op de bodem van de korenmaat.
De vrouw van Ali Baba ging vlug terug naar huis. Daar telde zij zorgvuldig hoeveel keer zij de maar met goudstukken kon vullen voordat alle zakken leeg waren. Dat was een heleboel keer en zij was dan ook heel tevreden. Blij bracht zij de korenmaat terug naar haar schoonzuster, maar ze had niet in de gaten dat er een goudstuk op de bodem was blijven plakken. Zodra zij weg was, zag de vrouw van Kassim dat echter wèl. Natuurlijk was zij heel verbaasd. Toen haar man die avond thuis kwam, zei ze boos: "Kassim, je broer is veel rijker dan jij; die kan zijn geld niet eens tellen; die moet het wegen!"
Kassim vroeg wat ze bedoelde. Zij liet hem het goudstuk zien en vertelde, welke list zij had gebruikt om achter het geheim van Ali Baba te komen. Nu werd Kassim verschrikkelijk jaloers. Hij kon er die nacht niet van slapen. Nog voordat de zon opkwam, ging hij naar zijn broer. Hij liet hem het goudstuk zien en zei: "Ali Baba, jij doet altijd net alsof je arm bent. Hoe komt het dan dat je je goud moet wegen in plaats van het te tellen?"
Toen begreep Ali Baba dat Kassim en zijn vrouw zijn geheim hadden ontdekt, doordat zijn eigen vrouw zo dom was geweest. Daarom vertelde hij zijn broer precies wat er was gebeurd en hij bood Kassim aan de schat met hem te delen, op voorwaarde dat hij het geheim niet verder zou vertellen. "Ik zou niet anders verwachten," zei Kassim, "maar ik wil zelf ook weten waar de schat is. Anders ga ik er naar zoeken en als ik hem vind, krijg jij er niets meer van."
Meer uit vriendelijkheid dan uit angst, vertelde Ali Baba hem waar het rovershol was en welke woorden je moest zeggen om de deur te openen. Kassim ging vlug naar huis. Hij nam zich voor zijn broer vóór te zijn. Hij wilde de hele schat zelf in de wacht slepen. De volgende morgen ging Kassim al vroeg met drie muilezels naar het woud. Op hun rug droegen de dieren grote kisten. Het duurde niet lang of Kassim vond de ingang van het rovershol. "Sesam, open u!" riep hij. De deur zwaaide onmiddellijk open, maar toen Kassim binnen was, ging hij ook weer dicht.
Kassim was verrukt over de schatten die hij zag. Hij sleepte vlug zoveel zakken goud naar de deur als zijn ezels zouden kunnen dragen. Hij moest er steeds maar aan denken dat hij nu geweldig rijk was geworden. Daardoor wist hij niet meer, welke woorden hij moest zeggen om de deur weer open te maken. Toen hij weg wilde gaan, riep hij: "Gerst, open u," in plaats van "Sesam, open u," maar natuurlijk bleef de deur dicht. Hij riep ook nog de namen van allerlei andere soorten graan - want sesam is ook een graansoort - maar geen enkele keer was het de goede, zodat de deur niet in beweging kwam. Kassim werd bang dat hij nooit meer veilig uit het rovershol zou komen. Daardoor liet zijn geheugen hem steeds meer in de steek.
Omstreeks het middaguur kwamen de rovers terug naar het hol. Vanuit de verte zagen zij de muilezels van Kassim met de grote kisten op hun rug. Daardoor kregen zij argwaan. Zij trokken hun sabels en renden naar de deur. "Sesam, open u!" riep de aanvoerder en de deur zwaaide open.
Kassim, die het trappelen van de paardehoeven had gehoord, was vastbesloten, zijn leven zo duur mogelijk te verkopen. Dus toen de deur open was, sprong hij naar buiten, en sloeg de aanvoerder tegen de grond. Dat hielp echter niet veel, want de andere rovers doodden hem met hun sabels. Toen zij de grot binnen gingen, vonden de rovers de zakken die Kassim bij de deur had klaargezet. Ze begrepen niet hoe hij binnen was gekomen, zonder hun geheim te kennen. Zij hakten Ka.ssims lichaam in vier stukken, die ze in de grot bij de deur neerlegden om iedereen die binnen zou komen af te schrikken. Daarna gingen zij weer op roof uit.
Tegen het vallen van de avond werd de vrouw van Kassim erg ongerust en zij ging naar haar zwager om hem te vertellen, wat haar man was gaan doen. Ali Baba deed zijn best om haar te troosten en zodra het dag was geworden ging hij naar het bos om Kassim te zoeken. Toen hij het rovershol binnen was gegaan, vond hij natuurlijk het lichaam van zijn broer. Hevig geschrokken legde hij het op de rug van een van zijn ezels en bedekte het met takkebossen. Op zijn andere twee ezels laadde hij opnieuw zoveel mogelijk zakken goud, die hij ook onder takken verborg.
Thuis gekomen bracht hij de twee met goud beladen ezels naar zijn eigen binnenplaats, maar de andere, met het lijk van zijn broer, voerde hij naar het huis van zijn schoonzuster. Daar werd de deur opengedaan door Morgiana, een slavenmeisje. Ali Baba wist, dat zij heel verstandig en heel dapper was. Hij laadde de ezel af en zei tegen haar: "Dit is het lichaam van je meester. Hij is vermoord, maar wij moeten net doen of hij in bed is gestorven. Verzin alsjeblieft een list, opdat niemand de waarheid zal vermoeden. Maar ga nu eerst je meesteres zeggen, dat ik er ben."
Toen deze hoorde wat er met haar man was gebeurd, begon zij te jammeren en te huilen. Maar Ali Baba beloofde goed voor haar te zullen zorgen, als ze precies zou doen wat hij zei en als zij Morgiana haar gang zou laten gaan. Dat beloofde zij en ze droogde haar tranen.
Intussen ging Morgiana naar een apotheker en vroeg hem om medicijnen. Ze zei: "Mijn arme meester Kassim kan niet eten en niet praten. Niemand weet wat hem scheelt." Morgiana ging met de pillen naar huis en de volgende ochtend kwam ze huilend terug. Nu vroeg ze om een drankje voor iemand die op sterven lag. Het verbaasde dan ook niemand, toen de vrouw van Kassim en Morgiana 's avonds luidkeels begonnen te jammeren en aan iedereen vertelden dat Kassim dood was.
De volgende dag ging Morgiana naar een oude schoenlapper, die vlak bij de stadspoort zijn winkeltje had. Hij heette Baba Mustafa. Zij gaf hem een goudstuk en liet hem zijn naaigereedschap pakken. Daarna bond zij hem een blinddoek voor en nam hem mee naar het huis van haar dode meester. In de kamer waar ze het lichaam van Kassim had gelegd, maakte zij de blinddoek los en zei: "Baba Mustafa, het lichaam van mijn meester is in vieren gedeeld. Naai de stukken vlug en goed aan elkaar, dan krijg je nog een gouden munt." Baba Mustafa deed wat ze hem had gezegd en zodra hij zijn beloning in zijn zak had gestopt, bond Morgiana hem de blinddoek weer voor en leidde hem terug naar zijn winkeltje.
Spoedig daarna werd Kassim begraven. Morgiana, zijn slavin, volgde hem snikkend naar zijn graf en de vrouw van Kassim, die thuisbleef, jammerde zo hard dat de hele buurt het kon horen. De dag na de begrafenis ging Ali Baba met zijn familie in het huis van Kassim wonen. Ali Baba's oudste zoon kreeg Kassims winkel.
Intussen hadden de veertig rovers, bij hun terugkeer in de grot, tot hun verbazing gemerkt dat niet alleen het lichaam van Kassim verdwenen was, maar ook een gedeelte van hun goud. "Onze schuilplaats is ontdekt," sprak de aanvoerder, "en als we er niet vlug achter komen, wie ons geheim kent, zijn we geruïneerd. Twee mannen moeten ons hol hebben gevonden. Een ervan hebben wij gedood - nu moeten we nog de andere opsporen. Daarom moet een van jullie, die brutaal en slim is naar de stad gaan, verkleed als reiziger. Hij moet er achter zien te komen wie wij hebben gedood. Misschien hoort hij de mensen praten over iemand die een vreemde dood is gestorven. Maar als hij geen succes heeft doden wij hem, omdat hij ons anders misschien zal verraden."
Een van de rovers sprong op en zei, dat hij graag zou doen wat de aanvoerder had gezegd. Nadat de anderen zijn moed hadden geprezen, vermomde hij zich en ging naar de stad. Bij het aanbreken van de dag kwam hij bij de stadspoort, waar Baba Mustafa al voor zijn winkeltje zat. De dief wenste Baba Mustafa goedemorgen en zei: "Beste man, hoe is het mogelijk dat jij op jouw leeftijd nog genoeg ziet om goed te kunnen naaien?"
"Oud ben ik wel," antwoordde Baba Mustafa, "maar mijn ogen zijn nog heel goed. U kunt me gerust geloven als ik u vertel, dat ik onlangs nog vier stukken van een lichaam aan elkaar heb genaaid in een kamer, waar minder licht is dan hier."
De rover was dolblij toen hij dit hoorde. Hij gaf de schoenlapper een goudstuk en zei: "Beste man, je moet mij eens het huis laten zien waar je dat hebt gedaan." Eerst weigerde Baba Mustafa dat. Hij zei, dat hij geblinddoekt was geweest en de weg dus niet kende. Maar toen hij nog een goudstuk van de rover had gekregen, bedacht hij, dat hij zich de weg misschien nog zou herinneren als hij opnieuw een blinddoek voor kreeg. En dat lukte. De rover bond Baba Mustafa zijn zakdoek voor en de schoenlapper leidde hem toen zonder veel moeite naar Kassims huis. Voordat de rover zijn zakdoek voor Baba Mustafa's ogen wegnam, maakte hij op de deur van het huis een teken met een krijtje. De rover was erg in zijn schik, nam vriendelijk afscheid van Baba Mustafa en keerde terug naar het woud.
Niet lang daarna kwam Morgiana het huis uit. Zij zag het teken dat de rover op de deur had gezet en ze vermoedde meteen dat er niet veel goeds uit voort kon komen. Daarom haalde zij een stukje krijt en maakte op twee of drie deuren links en rechts precies hetzelfde teken. Maar tegen haar meester en haar meesteres zei ze daar niets over.
Intussen vertelde de rover aan zijn kornuiten wat hij had ontdekt. De aanvoerder bedankte hem en vroeg hem, het huis aan te wijzen waarop hij het teken had gezet. Maar toen zij in de straat van Ali Baba kwamen, zagen zij dat er op vijf of zes deuren hetzelfde teken stond. De gids was zo verbijsterd dat hij niet wist wat hij hiervan moest zeggen. Toen ze terug waren in de grot werd hij onthoofd, omdat hij zijn opdracht niet goed had uitgevoerd.
Nu werd er een andere rover naar de stad gestuurd. Ook hij haalde Baba Mustafa over om hem naar het huis van Ali Baba te brengen en hij merkte de deur met rood krijt. Maar Morgiana was ook deze rover te slim af. Zij merkte de deuren op dezelfde manier en het uiteindelijke gevolg was, dat de tweede rover net als de eerste ter dood werd gebracht.
Nu besloot de hoofdman zelf naar de stad te gaan. En hij was slimmer dan de andere twee. Hij merkte het huis niet, maar bekeek het zo nauwkeurig, dat hij het niet vergeten kon. Hierna keerde hij terug in het kamp. Hij gaf zijn mannen opdracht om naar de dorpen in de buurt te gaan en er negentien muilezels te kopen plus achtendertig leren zakken, waarvan zij er één vol olie moesten gieten. De aanvoerder liet zijn mannen, met al hun wapens, in de lege zakken kruipen en wreef de buitenkant van de zakken in met olie. Daarna laadde hij de zakken met mannen en de zak met olie op de negentien muilezels. Zo ging hij met de kudde op weg. Tegen de avond kwam hij in de stad aan. De aanvoerder liet zijn muilezels stil houden voor het huis van Ali Baba, die naast de deur een luchtje zat te scheppen, en zei: "Ik heb een lading olie bij mij, die ik morgen op de markt wil verkopen, maar het is nu zo laat geworden. Ik weet niet waar ik de nacht moet doorbrengen. Zou u zo vriendelijk willen zijn, mij vannacht in uw huis te laten slapen?"
Hoewel Ali Baba de roverhoofdman in het woud had gezien, herkende hij hem in zijn vermomming van oliekoopman niet. Hij zei dat hij welkom was, liet de muilezels op het erf en ging naar Morgiana om haar te vragen, goed voor zijn gast te zorgen. Na het eten ging Ali Baba bij Morgiana praten in de keuken. De aanvoerder ging ondertussen naar het erf, zogenaamd om voor zijn muilezels te zorgen. In werkelijkheid ging hij zijn mannen zeggen wat zij moesten doen. Hij liep van de ene zak naar de andere en zei tegen elk van zijn mannen: "Zodra ik steentjes uit het venster van mijn kamer gooi, moeten jullie de zakken met je messen opensnijden en te voorschijn komen. Ik kom dan onmiddellijk bij jullie."
Hij ging terug in het huis en Morgiana bracht hem naar zijn kamer. Zij gaf de slaaf Abdallah opdracht nog een kop bouillon te maken voor haar meester die al naar bed was gegaan. Intussen was haar lamp uitgegaan en er was geen olie meer in huis. "Dat geeft niets," zei Abdallah. "Haal maar een beetje olie uit een van die zakken op het erf." Morgiana bedankte hem voor die raad, pakte de oliekan en ging naar het erf. Toen ze bij de eerste zak kwam, vroeg de rover die erin zat zachtjes: "Is het al tijd?"
Iedere andere slavin zou zijn gaan gillen als ze in plaats van olie een man in een zak had gevonden. Maar Morgiana begreep in welk gevaar haar meester verkeerde en zij bedacht meteen een plannetje. "Nog niet," zei ze kalm, "maar het duurt niet lang meer."
Ze liep langs alle zakken en gaf overal hetzelfde antwoord, totdat zij bij de zak olie kwam. Morgiana wist nu, dat haar meester in plaats van een oliekoopman achtendertig rovers over de vloer had gekregen. Zij vulde haar oliekan en ging terug naar de keuken. Nadat zij de lamp had aangestoken, pakte zij een ketel die zij helemaal vulde met olie uit de zak. Die zette zij op het vuur en zodra de olie kookte, gooide zij in iedere leren zak zoveel hete olie, dat de rover die erin zat doodging. Na deze moedige daad ging zij terug naar de keuken, doofde het vuur en haar lamp en wachtte af wat er nu zou gebeuren. Een kwartiertje later werd de roverhoofdman wakker. Hij stond op en opende het venster. Omdat alles in orde leek, gooide hij een paar kiezelstenen omlaag, waarmee hij de zakken raakte. Hij luisterde, maar omdat er geen beweging in de zakken kwam, werd hij ongerust en liep vlug naar het erf. "Slaap je?" vroeg hij de eerste zak, maar op hetzelfde moment rook hij de hete olie en wist hij, dat zijn plan om Ali Baba en de zijnen te vermoorden op de een of andere manier was uitgekomen. Bij de laatste zak gekomen, merkte hij dat er heel wat olie uit verdwenen was. Hij begreep nu hoe zijn mannen waren gedood. Razend van woede verbrak hij het slot van de deur die naar de tuin leidde, en over een paar muren klimmend, ging hij ervandoor. Morgiana had dat allemaal gezien en, blij dat alles zo goed was afgelopen, ging zij slapen.
Bij het aanbreken van de dag stond Ali Baba op. Hij verbaasde zich erover dat de muilezels met oliezakken nog steeds op het erf stonden. Hij vroeg waarom de oliekoopman nog niet was vertrokken. Morgiana vroeg hem, in de eerste zak te kijken of er olie in zat. Toen hij een man zag, deinsde hij verschrikt terug. "Weest u maar niet bang," zei Morgiana, "hij kan u geen kwaad meer doen, hij is dood." Toen Ali Baba van zijn verbazing bekomen was, vroeg hij wat er met de oliekoopman was gebeurd.
"Oliekoopman!" zei Morgiana. "Hij is net zo min een oliekoopman als ik!" En zij vertelde hem het hele verhaal. Zij verzekerde hem, dat de veertig rovers uit het bos een gemene streek hadden willen uithalen en dat de witte en rode merktekens op de deur er iets mee te maken hadden gehad. Ze vermoedde dat er nu nog drie van de rovers in leven waren. Ali Baba schonk Morgiana toen onmiddellijk haar vrijheid, omdat hij zijn leven aan haar te danken had. Daarna begroeven zij de lichamen van de rovers in Ali Baba's tuin. De muilezels werden door zijn slaven op de markt verkocht.
De roverhoofdman ging terug naar het hol, dat hij er erg griezelig uit vond zien, nu de andere rovers niet bij hem waren. Hij was vast van plan, ze te wreken door Ali Baba te doden. Hij trok een ander pak aan en haastte zich naar de stad, waar hij zijn intrek nam in een herberg. Daar smeedde hij een nieuw plan en toen dat klaar was, haalde hij uit het rovershol een heleboel dure dingen, waaronder brokaat en zijde. Daarmee begon hij een winkeltje tegenover dat van Ali Baba's zoon. Hij noemde zichzelf Cogia Hassan. Doordat hij zich altijd keurig gedroeg en er netjes uitzag, raakte hij al gauw bevriend met Ali Baba's zoon en daardoor ook met Ali Baba zelf, die hij vaak te eten vroeg.
Ali Baba wilde in vriendelijkheid niet voor hem onder doen en daarom vroeg hij hem op zekere avond op visite. Hij ontving hem hartelijk en dankte hem, omdat hij altijd zo aardig was voor zijn zoon. Toen de roverhoofdman op het punt stond weg te gaan, hield Ali Baba hem tegen en zei: "Waarom wilt u al weer zo vlug weg, heer? Wilt u niet blijven eten?" De hoofdman weigerde dat. Hij zei dat hij daar een speciale reden voor had. Op Ali Baba's vraag wat die reden dan wel was, antwoordde hij: "Het is, heer, omdat ik geen voedsel kan eten waar zout in zit." - "Als dat alles is," zei Ali Baba, "dan kan ik u verzekeren dat er in het vlees en het brood dat wij vanavond eten, geen korreltje zout zal zitten."
Hij ging naar Morgiana en zei haar, dat zij die avond geen zout in het eten mocht doen. Morgiana vond dat heel vreemd, omdat de gewoonte voorschreef, dat mensen juist wèl samen zout moesten eten als zij vrienden wilden worden. "Wie is die man," vroeg zij, "die geen zout in zijn vlees wil?" - "Hij is een eerlijk man, Morgiana," antwoordde Ali Baba. "Doe daarom wat ik je heb gevraagd."
Maar Morgiana wilde die vreemde man dolgraag eens zien. Daarom hielp zij Abdallah bij het binnenbrengen van de schalen. Zodra zij Cogia Hassan zag, herkende zij hem niet alleen als de aanvoerder van de rovers, maar zag zij ook, dat hij een dolk onder zijn jas droeg. "Nu begrijp ik," zei ze tegen zichzelf, "waarom deze slechte man, die mijn meester wil doden, geen zout met hem wil eten. Maar ik zal hem de kans niet geven om zijn gemene plannen uit te voeren." Zij liet Abdallah de heren aan tafel bedienen en maakte zich klaar om een heel gewaagd plan uit te voeren. Toen het nagerecht op tafel stond, liet Abdallah Cogia Hassan alleen met Ali Baba en diens zoon. Cogia Hassan wilde hen allebei eerst dronken maken en dan doden. Intussen verkleedde Morgiana zich als danseres. Zij bond een sluier om haar hoofd en om haar middel deed zij een prachtige ceintuur met een dolk eraan met een zilveren heft. "Pak je tamboerijn," zei zij tegen Abdallah, "dan gaan wij voor onze meesters en hun gast een voorstelling geven." Abdallah haalde zijn muziekinstrument en liep spelend voor Morgiana uit tot zij bij de deuropening kwamen. Daar hield hij op en Morgiana maakte een diepe buiging.
"Kom binnen, Morgiana," zei Ali Baba, "laat Cogia Hassan eens zien hoe mooi je kunt dansen." Cogia Hassan vond dat helemaal niet leuk, want hij was bang, dat hij nu voorlopig geen kans zou krijgen Ali Baba te vermoorden. Maar hij deed net alsof hij het heel fijn vond om naar Morgiana te kijken. En zo begon Abdallah weer te spelen en ging Morgiana dansen. Nadat zij enkele dansen had gedaan, trok Morgiana haar dolk en maakte er allerlei gebaren mee; soms richtte zij de dolk op haar eigen borst, soms op die van haar meesters, net alsof dat bij de dans hoorde. Plotseling, buiten adem, pakte zij met haar linkerhand de tamboerijn van Abdallah af en hield die haar meester voor. In haar rechterhand klemde ze de dolk. Ali Baba en zijn zoon gooide allebei een goudstuk in de tamboerijn. Toen Cogia Hassan zag, dat Morgiana ook naar hem toe kwam, pakte hij zijn geldbuidel om haar ook iets te geven, maar terwijl hij er zijn hand in stak, dreef Morgiana de dolk in zijn hart.
"Ongelukkige!" riepen Ali Baba en zijn zoon. "Wat heb je gedaan? Je hebt ons in het ongeluk gestort!" - "Het was om u te redden, heer," zei Morgiana, "niet om u in het ongeluk te storten. Kijkt u maar" - zij deed de jas van Cogia Hassan open en liet de dolk zien die hij had verborgen - "kijkt u maar welke vijand bij u te gast was! Weet u nog wel dat hij geen zout met u wilde eten? Is dat niet het beste bewijs? Kijk hem maar eens goed aan. Hij is die gemene oliekoopman en de hoofdman van de veertig rovers."
Ali Baba was Morgiana zo dankbaar voor het redden van zijn leven, dat hij haar met zijn zoon liet trouwen, die dat graag deed; al een paar dagen later werd de bruiloft met heel veel pracht en praal gevierd. Toen Ali na een jaar nog steeds niets van de twee overgebleven rovers had gemerkt, nam hij aan dat ze dood waren. Hij ging naar de grot; de deur ging dadelijk open. toen hij zei: "Sesam, open u!" Hij trad binnen, en zag dat er niemand meer geweest was sinds de aanvoerder was weggegaan. Hij nam zoveel goud mee als hij dragen kon en ging terug naar de stad. Aan zijn zoon vertelde hij het geheim van de grot en deze gaf het weer door aan zijn eigen zoon. Zo kwam het dat de kinderen en kleinkinderen van Ali Baba hun hele leven in goede doen waren en nooit ergens gebrek aan hadden.
* * *
Samenvatting
Een volkssprookje uit Perzië. Ali Baba ontdekt een geheime grot waar rovers hun buit verstoppen. Met de magische woorden 'Sesam, open u!' verschaft hij zichzelf toegang. Wanneer zijn broer achter het geheim komt, deelt Ali Baba met hem de schat. Deze is echter te onvoorzichtig en de rovers ontdekken dat ze bestolen worden.
Toelichting
Een verhaal uit 1001-nacht.
Trefwoorden
schat, twee broers, perzië, olie, goud, rovershol, blinddoek, muilezel, twee (getal), veertig (getal), zout, perzië, oliekoopman, korenmaat, moord, slavin, geheim, rover, diamant, danseres, volkssprookje
Basisinformatie
- Herkomst: Perzië
- Verhaalsoort: volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 31 minuten
Thema
Populair
Verder lezen