dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De heks van de Rietmolen


In de Rietmolen onder Neede hadden ze bij een grote boer een oude meid. Ze hadden daar ook wel een paar knechten, maar om die meid ging het nu. Het was een beetje een wonderlijk mens. Niet wat haar werk betreft, daarvan viel niets te zeggen en de boer en de vrouw waren daarover wel tevreden. Daar niet van. Maar ze had soms de gewoonte laat op de avond het huis uit te gaan, zo tegen het tweedonker en dan zagen ze haar de hele avond niet weer. Pas de volgende morgen, als er gemolken moest worden, zagen ze dat ze terug was. Nu zei de boer, die dat allemaal wel wist, daar niets van. Ze deed haar werk goed en verder was ze oud en wijs genoeg om te weten wat ze deed. Een van de knechten was echter wel nieuwsgierig naar wat de meid uitvoerde.
"Weet je wat we doen," zei hij eens tegen de andere knecht. "We gaan stiekem achter haar aan om te kijken, waar ze naar toe gaat. Als we maar voorzichtig doen, ziet ze ons toch niet." Eerst voelde de andere knecht niet veel voor het plan, maar hij liet zich toch tenslotte overhalen. En op een avond, toen de meid tegen het donker worden weer de achterdeur uitliep, in de richting van het stuk heideveld, dat daar nog lag en dat begroeid was met kromme dennen en jeneverbesstruiken, slopen ze achter haar aan.
Dat ging niet al te moeilijk, want de meid keek niet één keer op of om en overal stonden wel bomen, waarachter ze zich konden verschuilen.
Ze zagen hoe de meid achter een grote jeneverbesstruik verdween. Ze konden haar niet meer zien, want de dichte takken benamen het gezicht. Ze bleven een tijdlang wachten, maar ze kwam niet weer te voorschijn. Toen ze achter de struik gingen kijken, was er niemand meer te zien. Ze was opeens verdwenen. Dat was natuurlijk vreemd en nou wisten ze nog niets. Ze besloten een andere keer beter op te passen. Een paar avonden later liep de meid weer in de richting van het veld en de jongens slopen er weer achteraan. Nu bleven ze wat dichter bij haar, want ze zou dit keer niet stiekem kunnen verdwijnen. Weer liep ze naar een bepaalde struik toe en de jongens er snel achteraan. Ze gingen aan de andere kant van de jeneverbesstruik zitten om te kunnen kijken wat de meid daar deed. Ze bogen de takken voorzichtig wat op zij en toen zagen ze, dat de meid een beetje op de grond krabbelde, met haar handen, en ze hoorden dat ze een spreuk opzij. Die was zo:
Over bos en boom,
Over veld en stroom,
Bij klare maan en sterren helder,
Naar Keulen in de wijnkelder.
En roef, daar was de meid, die heksen kon, ineens weg. De beide jongens keken elkaar eens aan en zeiden: "Nou, die kan ook meer dan rechttoe. Had jij dat nou van haar gedacht. Ze kan heksen." Toen zei de ene knecht: "Wat zij kan, kan ik ook. Als die kan vliegen door zo'n spreuk op te zeggen, moet ik dat ook kunnen." De andere zei: "Je bent hartstikke gek als je daaraan begint. Je weet niet eens waar je terechtkomt en wat er gebeurt. Dat is spelen met je leven." Maar de andere jongen was eigenwijs.
"Ik waag het toch," zei hij en ging ook achter de struik zitten, krabbelde net als de heks een beetje op de grond en zei de spreuk op. Maar hij vergiste zich een beetje. Hij kende de spreuk niet goed meer en zei niet "over bos en boom" maar "door bos en boom" en "door veld en stroom."
Hij vloog wel opeens de lucht in. Zo maar vanzelf, maar omdat hij de spreuk verkeerd zei, vloog hij dwars door alle takken heen en door het water. Hij kwam wel in Keulen aan, maar was bont en blauw van de takken en kletsnat van het water. Zo kwam hij in Keulen in de wijnkelder en het was daar goed feest. Er waren heel wat mensen bij elkaar en ook de duivel zag hij lopen. De jongen werd wel een beetje bang, maar hij wilde daar toch die nacht goed feest vieren. Het duurde niet lang, toen zag hij de meid lopen. Die keek hem eens scherp aan en zei: "Wat moet jij hier?"
"Och," zei de jongen, "wat moet ik hier, wat moet ik hier. Dat weet ik niet precies. Maar voor mij is meer de vraag, hoe kom ik weer terug. Ik ben jou gewoon achterna gegaan. Ik heb die spreuk opgezegd en nu ben ik hier."
"Het bevalt me anders helemaal niet, dat je me hebt afgeluisterd," zei de meid.
"Nou, ja," zei de knecht, "laten we daar nu niet over praten. Maar ik hoop wel, dat ik morgenvroeg op tijd terug ben bij de boer. Tegen melkenstijd, want anders krijg ik op mijn kop."
"Ik zal je wel terug helpen," zei de meid. "Je bent altijd goed voor mij geweest. Je hebt me vaak geholpen bij het zware werk. Ik zal je helpen in huis te komen, maar onder de voorwaarde, dat je me nooit meer achterna gaat. En ook, dat je niet tegen de boer zegt, waar we geweest zijn."
Dat beloofde de knecht onmiddellijk en de hele nacht hebben ze daar duchtig feest gevierd. Toen het bijna morgen was en het feest afgelopen, kreeg de knecht het wel een beetje benauwd. Hoe zou hij nu op tijd in huis komen? Maar de meid kwam naar hem toe en zei tegen hem: "Zo, nu gaan we naar huis. Je moet nu precies doen wat ik zeg en wat er ook gebeurt, je mag niet praten. Je mag geen woord zeggen."
Dat beloofde de knecht natuurlijk en toen de meid even met haar vingers knipte, stond er een kleine bok voor hen. Het was maar een klein beestje. De meid ging er schrijlings opzitten en hield zich vast aan de horens.
"Nu moet je je goed aan mij vasthouden. Klim er maar achter bij op. Houd je heel goed vast, want het gaat erg vlug. En denk erom, je mag geen woord zeggen, want anders vlieg je van de bok af en dan kun je de botten wel breken." De knecht vond het maar zo-zo, maar er zat niks anders voor hem op. Hij ging achter de meid zitten, ook schrijlings en hield zijn arm stevig om haar middel geslagen, zodat hij niet zou vallen.
Toen krabbelde de meid de bok met haar handen tussen de horens, zei zachtjes een spreuk op, die de knecht niet kon verstaan en daar ging het. Ontzettend hard. Ze vlogen door de lucht, want de bok nam hele grote sprongen. De wind floot de knecht om de oren en hij hield zich stevig vast. Hij was toch wel bang om van de bok af te vallen en daarom hield hij zijn mond ook stijf dicht.
Dat ging een tijdje zo door. Ze vlogen dwars over weilanden, over bosjes en sloten en het ging geweldig hard. Op een gegeven ogenblik kwamen ze bij een breed water. De knecht zag het al van verre en hij dacht: "Ik geloof nooit dat die bok daar overheen komt. Ik heb zo'n gevoel, dat we midden in het water terecht komen en ik kan niet zwemmen." Hij deed zijn ogen dicht van angst, maar met een geweldige sprong vloog de bok over het brede water heen en vervolgde zijn tocht. De knecht zuchtte van opluchting, keek even om naar het brede water en vergat toen, dat hij niet praten mocht. "Dat was nog wel een aardig sprongetje voor zo'n bokje," zei hij en er klonk opluchting in zijn stem. Maar meteen smakte hij van de bok af en viel neer op de grond. Hij had zich wel bezeerd, maar gelukkig niks gebroken. De heks met de bok stoof verder en de knecht moest het hele stuk naar huis lopen. En pas de volgende dag tegen de avond was hij weer terug bij zijn boer. Maar hij heeft niet verklapt, waar hij die nacht geweest was.
*   *   *
Samenvatting
Een Gelders volksverhaal over een bezoek aan een heksensabbat. Een oude meid van een boer in Neede is wat eigenaardig. Twee knechten volgen haar 's nachts en komen er achter dat ze kan heksen. Ze zien haar een toverspreuk prevelen en - zoef - weg is ze. Eén knecht denkt: "Wat zij kan, kan ik ook." Hij herhaalt de toverspreuk en gaat haar achterna. Daardoor bezoekt hij een heksensabbat in Keulen, maar hoe komt hij nu weer terug?
Toelichting
Dit verhaal staat ook in de bundel "Van duivels, heksen en spoken" ('s-Gravenhage, 1978) van Hendrik Entjes en Jaap Brand. Vergelijk het Utrechtse verhaal De heks van Oostbroek.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Feest / viering
Populair
Verder lezen