dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Het meisje dat met een derwisj trouwde


In Bagdad leefden eens twee broers. De een was een rijke koopman, die iedereen in de stad kende en hoogachtte; de ander daarentegen was arm en werkloos. Hij droeg altijd hetzelfde hemd en was blij als hij elke dag een brood te eten had voor zichzelf en zijn gezin, dat bestond uit zijn vrouw, een zoon en een dochter. Ook de rijke koopman en zijn vrouw hadden een dochter en een zoon. Toen de zoon van de koopman wilde trouwen, sprak hij tot zijn moeder: "Het wordt tijd moeder, dat ik een vrouw neem. Ik vraag je een bruid voor me uit te zoeken, die zo mooi is dat ze tegen de maan kan zeggen: "Verdwijn! Ik wil in jou plaats schijnen."
Nog dezelfde dag trok zijn moeder haar mooiste gewaad aan en ging de huizen langs van de bekende en belangrijke families van de stad, om uit te kijken naar een geschikte bruid voor haar enige zoon. De vrouwen in de huizen waar ze op bezoek ging, vroegen haar: "Waarom zoek je bij vreemden naar een bruid voor je zoon? De broer van je man heeft een dochter, die mooier is dan alle andere meisjes van de stad."
Maar de moeder antwoordde hen: "Wij gaan niet met elkaar om. Wie komt er nu bij armen over de vloer." Maar zij antwoordden: "Je zou er beter aan doen naar hen toe te gaan, want in de hele wereld vind je geen mooier meisje dan je nicht."
De vrouw van de koopman volgde uiteindelijk - nadat ze tevergeefs had gezocht - de raad van de andere vrouwen op en ging naar het huis van haar arme zwager. Ze had een paar kostbare diamanten oorbellen meegenomen, die ze aan de toekomstige bruid van haar zoon in plaats van een ring als verlovingsgeschenk wilde geven.
Wel, jullie weten dat de koopman en zijn familie zeer rijk was, maar de zwager en zijn familie daarentegen zeer arm; en arme mensen zijn meestal erg opgewonden als een rijke bij hen op bezoek komt. Toen de arme vrouw haar rijke schoonzuster zag, begroette zij haar uitbundig: "God zegene je, tante! Je komt hier in je eigen huis! Moge je pad geëffend zijn." En zonder op antwoord te wachten, ging ze door: "Vereer ons met je aanwezigheid! Neem plaats en rust wat uit van je tocht! Je verdient meer dan we je kunnen aanbieden..." en nog veel meer van dergelijke complimenten maakte ze in haar opwinding; daarna informeerde ze naar haar echtgenoot en de kinderen. De rijke schoonzuster antwoordde slechts: "Ik dacht, laat ik jullie eens gaan bezoeken."
De arme familie had die dag bij uitzondering vlees te eten, maar zij waren zo druk met hun gast en ze waren zo verheugd over haar aanwezigheid, dat ze het vlees en het eten helemaal vergaten. Ze dronken een mokka met hun bijzondere gast en aten er wat lekkers bij. Toen de vrouw van de koopman haar nichtje zag, was ze zeer onder de indruk van haar schoonheid en haar lieftalligheid. Ze wachtte zelfs niet eens af om er met haar man of haar zoon over te spreken, maar haalde de oorbellen te voorschijn en gaf ze aan haar nichtje. Toen ging ze weg en haar schoonzuster nam afscheid van haar met alle denkbare beleefdheden. Tot slot zei ze: "Ga in vrede en onder Allahs hoede!"
De vrouw van de koopman ging snel naar huis om haar man en haar zoon van haar ontdekking op de hoogte te stellen. Ze was zeker van hun toestemming en hun vreugde. Ze was nog maar net thuis of ze deelde hen het nieuws mee, en was teleurgesteld dat zij niet blij waren met de goede tijding. In tegendeel, ze sloegen hun handen voor het gezicht en riepen: "Hoe kon je zoiets doen! Wij willen niets met die bedelaars te maken hebben! Als we mijn broer of zijn zoon op straat zien, draaien wij ons om en nemen een andere weg. En jij behangt hen met zulke dure sieraden!"
"Waarom niet, vader?" vroeg de dochter, "wat geeft dat? Als een broer arm is, moet de ander hem daarom dan verloochenen?" - "Wat een domme praatjes!" schold haar vader, "wij willen niets met die armoedzaaiers te maken hebben. En daarmee uit!"
Toen de arme man 's avonds van het bezoek en het bruidsgeschenk van zijn schoonzuster hoorde, sprak hij tot zijn vrouw: "Als die je niet voor de gek hebben gehouden en als ze morgen niet terugkomen om de sierraden van de oren van je dochter te halen, dan ben ik niet wie ik ben. Wanneer heeft mijn broer ooit met ons gesproken, of ons met een groet of een blik verwaardigd?" En zijn zoon ging door: "Bij Allah, hoe is het mogelijk dat zij je dochter met hun zoon laten trouwen? Wij zijn toch vreemden voor hen, omdat wij arm zijn?" Maar zijn moeder antwoordde hem vol vertrouwen: "Dat zullen ze nooit doen, die oorbellen terugvragen." Ze zeiden haar: "Goed, we zullen tot morgenvroeg wachten en zien wie gelijk krijgt, jij of wij."
De vrouw van de koopman werd de volgende ochtend in alle vroegte wakker en stuurde haar dienares naar het huis van de arme man om te berichten: "Mijn meesteres wenst dat jullie haar de oorbellen teruggeeft, omdat zij het met de verkoper niet eens kan worden over de prijs. De jood vraagt namelijk van haar een hogere prijs dan zij bereid is te geven." Dit was het smoesje dat zij 's nachts had verzonnen.
Wat kon die arme vrouw daarop zeggen. Ze dacht aan de woorden die haar man en zoon de avond tevoren hadden gesproken. Ze haalde de kostbare oorbellen, deed ze weer in het kistje en zei: "Hier, neem ze mee, goede vrouw. Moge de zegen van Allah je begeleiden." De vrouw van de koopman ging ermee naar haar man en haar zoon en zei: "Hier, neem de oorbellen. Ik heb het meisje, haar ouders en haar broer bedrogen."
De rijke koopman en zijn zoon gingen er nu zelf op uit om een bruid te zoeken, en tenslotte viel de keus op de dochter van een rijke koopmansfamilie. Ze zeiden tegen elkaar: "We nemen deze maar, hoewel ze niet bepaald knap is."
Je ziet het, zij hechtten meer belang aan rijkdom en het aanzien van de familie dan aan schoonheid! En de koopmansvrouw moest naar die familie gaan en de toekomstige bruid de oorbellen aandoen. De zoon van de arme man hoorde ervan en zei 's avonds tegen zijn moeder: "Heb je het nu gezien hoe ze je voor de gek hebben gehouden? Ze hebben de oorbellen nu aan de dochter van die rijke koopman gegeven. Ze beledigden ons omdat wij arm zijn. Ze hebben ons belachelijk gemaakt bij de mensen. Wat hebben we je gezegd?" En hij vervolgde: "Ik kan niet meer door de straten van deze stad lopen, want ik zou mijn oom of zijn zoon tegen kunnen komen en dan zou ik van schaamte door de grond zakken. Ik moet deze stad verlaten om mijn eer te redden!"
"Nooit mag je ons verlaten!" zeiden zijn ouders en zijn zuster; maar hij was zo wanhopig en teneergeslagen, dat hij moest weglopen als hij zichzelf niet het leven wilde nemen, en zo ging hij van hen weg en liep maar en liep maar. In de woestijn kwam hij een groepje bereden politie tegen, met in hun midden een man die de kleren van een derwisj droeg; de derwisj sprak hem aan en vroeg hem: "Mijn zoon, wat zoek je hier midden in de nacht?" Hij antwoordde hem: "Ik was wanhopig en kon niet langer in de stad blijven." De derwisj spoorde hem aan: "Vertel me je zorgen." En de zoon van de arme man vertelde hem het hele verhaal zoals het was gebeurd. Toen hij daarmee klaar was, vroeg de derwisj hem: "Wil je mij je zuster tot vrouw geven?"
Allah had het hart van de jongeman vervuld met een grote sympathie voor de derwisj, en hij sprak zonder na te denken: "Kom met me mee, ik zal alles voor je regelen." De derwisj antwoordde: "Ik zal je nu mijn trouwbelofte geven en dan zal ik iedere avond naar jullie huis komen om je zuster te bezoeken."
Aldus keerde de zoon met de derwisj naar huis terug en klopte aan de deur. Vader, moeder en zuster kwamen aangesneld om de zoon te ontvangen en zij riepen blij: "Allah zij dank dat je teruggekomen bent!" De zoon sprak: "Als jullie het goed vinden, dat deze man met mijn zuster trouwt, zal ik bij jullie blijven. Als jullie haar echter niet onmiddellijk aan hem uithuwelijkt, dan zullen jullie mij nooit meer terugzien, want dan zal ik naar een verre stad trekken."
Daar zij zich zo veel zorgen om hun enige zoon hadden gemaakt, stemden zij direct in het huwelijk toe en de dochter sprak: "Goed, broertje, ik zal met deze man trouwen." De derwisj bracht de nacht door bij de dochter en tegen het ochtendgloren verliet hij het huis van de arme man.
Toen de dochter ontwaakte, vond zij 50 goudstukken onder haar kussen, en de volgende ochtend was dat weer het geval. Van nu af aan lagen er dagelijks 50 goudstukken in haar bed. En de 50 werden er 100, de 100 werden er 150, tot zij een zeer hoog bedrag aan goudstukken bezaten. De derwisj sprak: "Neem het geld, het is van jullie. Koop daarvan een groot huis van jullie buren, verbouw het en richt het in met kostbare voorwerpen. En als jullie meer geld nodig hebben zal ik het jullie geven."
De vader ging de mooiste huizen in de buurt bekijken en kocht het huis dat hem het beste beviel. Hij kocht ook de huizen die er omheen stonden en liet ze afbreken, zodat hij om het huis een uitgestrekt park kon laten aanleggen. Ze breidden het huis uit en richtten het smaakvol in, terwijl de koopmansfamilie bezig was de bruiloft voor te bereiden, want al spoedig zou in het huis van de koopman de bruiloftsnacht gevierd worden.
De vrouw van de koopman stelde voor: "Laten we je broer en zijn familie uitnodigen voor de bruiloft, ook al hebben we zijn dochter niet als bruid uitgekozen." De koopman liet zich door zijn vrouw en zijn dochter ompraten en zei tenslotte: "Nodig ze voor mijn part dan maar uít."
Die nacht sprak de derwisj tot zijn vrouw: "Morgen gaat de zoon van je oom trouwen. Als ze een dienares sturen om jullie uit te nodigen, geef haar dan dit geschenk, en hij gaf zijn vrouw een gouden broche, die bezet was met prachtige en kostbare edelstenen. "Geef dit aan de dienares," sprak hij, "als ze komt om jullie uit te nodigen. Neem de uitnodiging aan en dan stuur ik morgen een draagstoel naar jullie toe. Je hebt mijn toestemming met je moeder naar het bruiloffsfeest van je neef te gaan." De volgende dag kwam de dienares van de koopmansfamilie om de vrouw van de arme broer en zijn dochter uit te nodigen. Ze kon echter het huis niet vinden, want de oude woning stond er niet meer. Ze ging naar de buren en vroeg naar het huis van Ali, de arme man. "O, mijn ogen," sprak ze tot hen, "help me en wijs me het huis van de arme man Ali."
Maar de buren antwoordden haar: "Zeg niet, het huis van Ali de arme man, maar zeg liever: het huis van Ali de koning, want dat is zijn huis."
De dienares liep naar het mooie, grote huis en klopte aarzelend aan. Een dienares deed haar open. Ze vroeg haar ongelovig: "Is dit het huis van Ali?" De andere dienares beaamde dit en nodigde haar uit binnen te komen. Op dat moment kwam de vrouw des huizes de trap af en sprak tot de dienares van de koopmansfamilie: "Hoe gaat het met je, moedertje, wat kan ik voor je doen?"
De dienares vertelde: "Mijn grootmoeder laat zeggen: Kom vanavond naar de bruiloft van mijn zoon." De vrouw van Ali antwoordde: "Wij verheugen ons zeer over de uitnodiging, en moge jullie overladen worden met Allahs zegen." Ondertussen bekeek de dienares heimelijk het huis, de kostbare inrichting en de prachtige gewaden van moeder en dochter. Toen de dienares weg wilde gaan, gaf de moeder haar de gouden broche als geschenk voor het overbrengen van de uitnodiging. Helemaal van streek ging de dienares terug naar het huis van de rijke koopman. Haar meesteres vroeg haar: "Heb je de familie van de arme man uitgenodigd?"
De dienares antwoordde: "Ja, grootmoeder, ik heb ze uitgenodigd. Maar met hen vergeleken zijn jullie arme mensen!"
"Wat zeg je daar?" riep de vrouw van de koopman geprikkeld. Maar de dienares toonde haar de gouden broche met de diamanten en zei: "Dit is het geschenk dat zij mij gaven voor het overbrengen van de uitnodiging." - "Waar ben je dan geweest?" vroeg de kooprnansvrouw verontrust. "Je hebt je vast in het huis vergist en een andere familie uitgenodigd." Maar de dienares stelde haar gerust: "Nou, nou, meesteres, windt u maar niet op. Toen ik het oude huis niet meer kon vinden, vroeg ik de buren waar het huis was van Ali, de arme man, en zij wezen mij het nieuwe huis van Ali, die nu 'Ali, de koning' heet."
Toen de koopman en zijn zoon thuiskwamen, vertelde zijn vrouw hen onmiddellijk het verhaal: "Ik weet niet wie met de dochter van je broer is getrouwd," begon ze, "kijk eens wat zij de dienares geschonken hebben voor het overbrengen van de uitnodiging." Toen namen ze een besluit: "We stellen de bruiloft liever maar een paar dagen uit. Laat een brief naar het huis van de bruid brengen, waarin je schrijft dat het tijdstip van de bruiloft geen geluk belooft en dat wij vanavond een belangrijke zaak moeten afwikkelen. En dat we daarom jammer genoeg gedwongen zijn de bruiloft uit te stellen naar één van de volgende avonden. We hebben dan tijd om te onderzoeken, of die rijke man werkelijk onze broer is en wie zijn dochter heeft getrouwd."
Diezelfde avond kwam de draagstoel van de derwisj, die prachtig was versierd; aan beide kanten - rechts en links - stonden twee zwarte slaven in een wit uniform. Ze klopten aan de deur en zeiden: "Komt U? We zijn hier om u naar het huis van de bruidegom te brengen!" De moeder kwam naar beneden met een dienares en de bruid van de derwisj. Zij namen plaats in de draagstoel en lieten zich naar het huis van de koopman dragen. De vrouw van de derwisj schreed de trappen op, en de familie van de koopman zag, dat ze een betoverende jonge vrouw was. Ze vroegen haar nieuwsgierig: "Zuster, met wie ben je getrouwd?" Ze antwoordde hen: "Met een zekere derwisj, met een derwisj." - "Een derwisj?" vroegen zij verbaasd, "waar komt hij dan vandaan?" - "Van Allah," antwoordde ze, "Allah heeft hem mij gezonden. Hij komt alleen 's nachts en verder kennen wij hem niet."
Ze waren allemaal ten zeerste verbaasd. Toen vroeg de bruid: "Zou hier vanavond niet een bruiloft zijn? Waar zijn de andere gasten? Alles is hier zo rustig!" Toen antwoordden zij haar: "Nadat we jullie al hadden uitgenodigd, moesten we jammer genoeg de bruiloft uitstellen tot de volgende week. Maar nu jullie hier toch zijn, kunnen we de avond wel samen doorbrengen."
Het avondeten was klaar, en de vrouwen van de beide families gingen samen aan tafel. Toen zij klaar waren met eten, kwam de zoon van de rijke koopman binnen. Hij zag de dochter van zijn oom en zij beviel hem zo, dat hij zijn moeder heimelijk toefluisterde: "Ik wil alleen haar en niemand anders als bruid!" En hij vertelde haar dat hij de derwisj een proces wilde aanspannen op kosten van zijn neef. Zo zou hij zijn nicht laten scheiden van de derwisj en haar zelf tot vrouw nemen. Zeer laat in de avond vergezelde de familie van de koopman de familie van Ali, de rijke man, naar huis.
's Nachts vroeg de derwisj aan zijn vrouw: "En, hebben jullie de bruiloft gevierd en de bruid naar de bruidegom gebracht?" Ze antwoordde hem: "Nee, ze hebben de bruiloft uitgesteld tot volgende week, maar ze verheugden zich over ons bezoek en nodigden ons uit voor het avondeten; we hebben de tijd zeer aangenaam doorgebracht."
Toen sprak de derwisj: "Morgen zullen ze proberen mij een proces aan te spannen." - "Hoezo?" vroeg ze geschrokken. "Je neef wil graag met je trouwen," antwoordde de derwisj, "en hij probeert een reden te vinden om jou van mij te laten scheiden." - "Wat vertel je me nu, derwisj?" sprak ze ontzet, "kan hij je pijn doen? Ik ga voor je staan. Je bent mijn ziel, en ik zou mijn leven geven voor het stof op je voeten. Als hij mij vroeger niet tot vrouw heeft genomen, waarom zou hij het dan nu doen?" De derwisj antwoordde: "In ieder geval zul je voor de sultan geleid worden en daar kun je zeggen of je liever je neef of mij als bruidegom hebt."
De ochtend brak aan en het proces was al aangespannen, zoals de derwisj had voorspeld. Zijn vrouw werd naar het hof van de sultan gebracht. Daar sprak zij: "Bij Allah, ik wil mijn neef niet als bruidegom! Waarom gaf hij mij die oorbellen voor maar één nacht en liet hij ze de volgende morgen weer ophalen? Waarom verloofde hij zich met een ander, liet voor haar een uitzet aanschaffen en voorbereidingen voor het huwelijk treffen? Mijn neef was verloofd en nodigde mij uit voor zijn bruiloft. En toen veranderde hij van mening. Ik wil de zoon van mijn oom niet! Ik trouwde een dag nadat hij ons vernederde en het verlovingsgeschenk weer liet ophalen. Van mijn echtgenoot weet ik niets. Hij komt 's nachts bij me en verlaat me voor het ochtendgloren, maar ik blijf hem trouw."
De sultan liet het geschil uiteenzetten. Tussen hem en de aanwezigen was een rood fluwelen gordijn gespannen. De sultan antwoordde op de rede van de jonge vrouw: "Mijn dochter, van die derwisj weet men dus niets, niet eens of hij een dsjinn of een menselijk wezen is. Hij komt 's nachts bij je en verlaat je tegen het ochtendgloren; dat wijst erop dat hij een geest is. Het zou beter zijn dat je de zoon van je oom tot man neemt. Hij is een jonge man, beminnelijk, knap en vermogend. Ondanks alles wat je hebt opgesomd, wil ik je van de derwisj laten scheiden." Zij antwoordde: "Om Allahs wil, geloof me toch; mijn oom, zijn hele familie en de verloofde zijn bij elkaar niet zo veel waard als het stof op de schoenen van mijn echtgenoot. Mijn leven is het zijne, en ik ben tevreden met hem."
De sultan vroeg haar: "Ben je niet bang voor hem?" Zij antwoordde: "O nee, waarom zou ik bang voor hem zijn?" - "Misschien zal hij je op een dag kwaad doen," sprak de sultan. "Ook al zou hij me beledigen," gaf zij ten antwoord, "ik zal nooit mijn mening over hem wijzigen." Toen vroeg de sultan haar: "Als je die derwisj overdag zou zien, zou je hem dan herkennen?" - "Ja," antwoordde ze, "ik zou hem uit duizenden herkennen."
Het gordijn werd iets opzij geschoven, en terwijl de sultan sprak, werd zijn hand zichtbaar. "Kun je ons een beschrijving van hem geven," vroeg hij haar, "zodat we hem voor je kunnen laten zoeken?" Zij antwoordde: "Uw hand, die ik zie, doet me denken aan zijn hand." - "Je moet je vergissen, hoe kan dat nu?" antwoordde de sultan verrast. "Heel erg zelfs," ging de jonge vrouw onverstoorbaar verder, "uw hand, o heerser der wereld en tijd, en zijn hand zijn dezelfde!"
Het gordijn werd opzijgeschoven en de sultan liep naar haar toe. Hij sprak: "Je hebt gelijk! Ik ben je echtgenoot. Ik trouwde met je om je broer een plezier te doen, die 's nachts van huis was weggelopen en in de woestijn ronddoolde. Ik zei tot mezelf: "Ik ben benieuwd of hij me zijn zuster tot vrouw geeft. Hij stelde vertrouwen in mij en deed het. Nu ben ik je echtgenoot! Ik geef je opdracht om in mijn plaats recht te spreken: je moet zelf bepalen wat er moet gebeuren met je oom en je neef. Wat jij beveelt zal onmiddellijk worden uitgevoerd."
Vader en zoon hadden met zichtbare ontzetting vernomen dat de sultan in eigen persoon haar echtgenoot was. Ze stonden er onthutst bij en wachtten angstig af, wat voor oordeel ze zou vellen. De sultan herhaalde: "Wat jij beveelt, zal ogenblikkelijk met deze twee geschieden." Na een poosje sprak ze: "Ik wil ze niet bestraffen. Misschien hebben ze mij onrecht aangedaan, maar ik wil geen onrecht aandoen. Bij Allah, laat ze vrij!"
De koopman en zijn zoon kwamen uitgeput weer thuis. "Wat is er met jullie aan de hand?" vroeg de vrouw van de koopman. Haar man antwoordde: "Toen we het hof verlieten, zijn we voor een tweede keer geboren. Als het woord 'ophangen' over haar lippen was gekomen, dan zouden ze ons tweeën, ik en mijn zoon direct hebben opgehangen, en ze hoefde maar 'onthoofden' te zeggen of ze hadden ons onthoofd. Maar geprezen zij Allah, de Almachtige; ze heeft onze levens gespaard. Haar echtgenoot is geen derwisj, maar de sultan in eigen persoon."
Ali en zijn zoon keerden trots en gelukkig naar huis terug, want zij wisten nu wie de echtgenoot van hun dochter en zuster was. "Is mijn oom een sultan, of is het de echtgenoot van mijn zuster die sultan is?" zei de zoon tegen zijn vader. "Ze waren te hoogmoedig om met mijn zuster te trouwen, en zie hoe Allah voor haar heeft gezorgd!"
*   *   *
Samenvatting
Een volksverhaal uit Irak.
Toelichting
Afkomstig uit: Jamali, Sarah Powell - Folktales from the City of the Golden Domes, Beiroet, 1965.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen