dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Over de waarde van vriendschap en van geld


Er was eens een welgestelde koopman; hij had slechts één zoon, die het geld van zijn vader onnadenkend över de balk gooide. Hij had zo veel vrienden, dat ze met drommen tegelijk het huis van zijn vader in- en uitliepen: vandaag tien vrienden bij het middageten, morgen twintig bij het avondeten en honderden bij een feestelijke aangelegenheid. Hij liet de kostelijkste gerechten, dranken en rookwaren voor hen kopen, deelde dure geschenken uit, betaalde kruiers, stoffen en zelfs gewaden, en zo verspilde hij grote sommen geld aan hen.
Zijn vader vroeg hem: "Wie zijn al die mensen?" De zoon gaf hem ten antwoord: "Dat zijn mijn vrienden." Toen de koopman weer eens dit antwoord van zijn zoon had gekregen, stuurde hij hem het huis uit en onterfde hem. Daarop ging de jongeman naar zijn vrienden. Hij klopte aan bij een vriend die hij vroeger altijd gastvrij had onthaald en die vroeg hem: "Wat is er aan de hand, broeder?" - "Mijn vader heeft me onterfd," antwoordde hij hem. "Dat spijt me," was het antwoord van de vriend, "we hebben hier geen kamer voor je."
Zo ging hij van deur tot deur, en geen van zijn talrijke vrienden hielp hem uit de nood. Twee of drie weken later liet zijn vader hem bij zich komen. "Kijk, mijn zoon," sprak hij tot hem, "dat zijn nu je vrienden. Ze hebben je noch geld, noch een kamer aangeboden. Ze zeiden niet: "Onze vriend heeft ruzie met zijn vader. Laten we hem uitnodigen voor het eten en zorgen dat hij het goed heeft, totdat hij zich weer met zijn vader heeft verzoend." Zijn dat echte vrienden?Je kent toch ons spreekwoord: Toen ik rijk was, had ik meer vrienden dan vliegen om de dadelstroop. Maar toen ik arm was, vlogen ze weg. Ik ben je vader en je vriend! Bij Allah, je moet weten wie een hele vriend, wie een halve vriend en wie geen vriend is."
Die dag kwam de koopman toevallig langs een bouwterrein en zag daar een onbekende dode liggen. Hij bleef staan en overlegde bij zichzelf hoe hij de dode kon overleveren aan het gerecht. Een soldaat zag hem bij de dode staan en verdacht hem van moord. "Bij mijn ogen," zei hij tegen hem, "jij en niemand anders is de moordenaar van deze man!" Het lijk werd naar de kadi gebracht en de soldaat vertelde: "Deze dode vond ik bij een bouwterrein en bij hem stond deze man." De koopman werd op borgtocht vrijgelaten, totdat de rechter hem veroordeelde tot de dood door ophanging. Toen kwamen de soldaten bij hem, grepen hem en leidden hem door de stad naar de plaats van executie.
Een van de weinige vrienden van de vader was een stoffenkoopman, een ander een slager. Toen ze vanuit hun winkels hun vriend tussen de soldaten en te midden van een nieuwsgierige menigte ontdekten, sloten zij zich aan bij de groep. Onderweg begonnen ze met de kadi te onderhandelen.
De slager sprak tot hem: "Ik wil alles wat ik bezit voor deze man opofferen, om hem aan de dood te doen ontkomen." Maar de kadi kwam niet terug op zijn beslissing. Daarna kwam de stoffenkoopman bij hem en sprak: "Ik voeg aan het vermogen van de slager alles toe wat ik bezit, en mijn vermogen is vier maal zo groot als dat van de slager!" Maar de kadi bleef bij zijn uitspraak. "Goed," vervolgde de stoffenkoopman, "je hoeft je uitspraak niet te veranderen, maar je mag hem ook niet ophangen. Hang mij op in zijn plaats!" En hij haastte zich naar de plaats van executie. Net toen hij de strop om zijn nek wilde leggen, bereikte de kadi een nieuwe verordening van de heerser, die de koopman wegens gebrek aan bewijs genade schonk.
Toen de koopman thuiskwam, sprak hij tot zijn zoon: "Kijk, dat zijn nu echte vrienden! Ze zijn niet zo als jouw vrienden, die je in nood in de steek lieten en je noch een maaltijd, noch een bed voor de nacht aanboden. De halve vriend was bereid alles te geven wat hij bezat; de hele vriend wilde zijn bezit en zijn leven opofferen. Wees niet meer zo onnadenkend, maar keur van nu af aan je vrienden. Wie om je geld bij je komt, zal je nooit helpen als je in nood verkeert. Denk niet dat je veel echte vrienden kunt hebben. Toen ik je onterfde, was er toen ook maar een, die bij mij kwam protesteren? Heus, ik zou nog dezelfde avond mijn daad betreurd hebben en jou en die vriend bij me hebben laten komen. Maar er was niemand die zich om je bekommerd heeft, niemand van al die vrienden, die jij iedere dag uitnodigde te komen eten en die je kostbare geschenken hebt gegeven. Je hebt haast mijn hele vermogen voor hen over de balk gegooid. Maar ik wil je nog een kans geven. Hier is een som geld, waarmee je een bestaan kunt opbouwen. Ga nu!"
De zoon verliet zijn vader. Met het geld kocht hij een winkeltje, waar hij hout en houtskool verkocht. Na een poosje voegde hij aan zijn assortiment suiker en thee toe, wat later meel, rijst en specerijen en langzamerhand werd hij een bekend koopman. Twee jaar later kwam zijn vader bij hem om te zien, wat er van hem was geworden. "Hoe gaat het met je, mijn zoon?" vroeg hij hem. "En hoeveel geld heb je verdiend?"
"100 pond," antwoordde de zoon trots, want in die tijd was dat een aanzienlijke som. "Sluit je winkel!" beval zijn vader, "ik zal een betere voor je openen." En hij maakte met zijn zoon een wandeling langs de rivier. Na een tijdje pakte de vader de geldbuidel van de zoon, waarin de 100 pond zaten, en wierp die in het water. "Maar vader, wat doe je nu!" riep de zoon ontzet.
"Je moet afstand nemen van die 100 pond," sprak de vader. "Ik heb ze in de rivier geworpen om je reactie te zien. Zie je hoe kwaad je wordt, als ik je geld weggooi, waar je hard voor hebt gewerkt! Maar herinner je je nog, hoeveel pond van mijn zuurverdiende geld je aan je trouweloze vrienden hebt verspild? Je moet weten, hoe waardevol het geld is voor degene die het verdiend heeft in het zweet des aanschijns."
En hij vervolgde: "Twee jaar lang heb je voor dit geld gewerkt. Je bent heel klein begonnen: je hebt hout en houtskool verkocht. Langzamerhand heb je je assortiment uitgebreid. Uiteindelijk heb je in twee jaren 100 pond kunnen verdienen. Je weet nu wat voor waarde eerlijk verdiend geld voor zijn eigenaar heeft."
De jongeman trok zijn kleed uit, sprong in de rivier, dook onder water en haalde de geldbuidel naar boven. Daarop sprak zijn vader verheugd: "Nu ben je echt mijn zoon! Kom mee, kom in mijn zaak werken, en wees mijn partner."
*   *   *
Samenvatting
Een moraalsprookje uit Irak. Een rijke koopman heeft een zoon die zijn geld aan zogenaamde vrienden spendeert. Wanneer hij onterfd wordt, leert hij de waarde van die vriendschapen kennen en laat zijn vader hem de waarde van zelf verdiend geld zien.
Toelichting
Afkomstig uit: Jamali, Sarah Powell - Folktales from the City of the Golden Domes, Beiroet, 1965.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen