De knecht met de zonderlinge namen
Er was eens een heer die op een groot kasteel woonde. Een van zijn knechten was vertrokken en hij wilde een andere huren, maar dat moest een rare snuiter zijn - hoe gekker, hoe liever. Er hadden zich al veel knechten aangeboden, maar de heer had er nog geen gevonden die naar zijn zin was. "Al dat geloop begint mij aardig de keel uit te hangen," zei hij tegen zijn brugwachter. "De volgende die mij wil spreken, moet je vragen hoe hij heet en als hij je bevalt laat je hem maar door. Bevalt hij je niet dan stuur je hem uit wandelen."
Dat was goed.
De volgende dag kwam er zich weer een aanbieden en de brugwachter vroeg: "Hoe heet je?" - "Ikzelf." - "Ikzelf? Zo'n naam heb ik nog nooit gehoord. Je lijkt me een grappenmaker. Ik denk dat mijnheer je wel zal aannemen."
Hij liet Ikzelf binnen en wees hem de kamer waar hij de heer kon vinden. "Hoe heet je?" vroeg die. "De duivel kan er niet bij," was het antwoord. "Sapperloot!" zei de heer. "Dat is een aardige naam. Er is geen duivel in de hel die zo heet. Jongen, ga jij maar naar de keuken om wat te eten en vraag meteen aan de meisjes wat je kunt doen. Die zullen je aan het werk zetten."
De nieuwe knecht ging naar de keuken. In de gang kwam hij de dochter van de heer tegen. "Ben jij onze nieuwe knecht?" vroeg ze. "Ja juffrouw, om u te dienen." - "Hoe heet je?" - "Ik heet de kramp." - "De Kramp, de Kramp? Wat een naam. Afijn, ik zal hem wel onthouden."
In de keuken zei hij tegen de meiden dat hij de nieuwe knecht was; dat hij eerst wat kwam eten en dat ze hem dan maar aan het werk moesten zetten. "Zo," zei de keukenmeid, "ben je hier in dienst gekomen? Hoe heet je?" - "Ik heet De Kat." De meiden schudden van het lachen om die rare naam. Ze zetten de knecht eten voor dat hij zich goed liet smaken. Daarna gaven ze hem wat werk te doen in de keuken. Tegen bedtijd gingen de meiden de een na de ander naar boven, maar de knecht bleef bij de kachel zitten.
"Ga je niet slapen?" vroeg de keukenmeid, die nog op was. "Och nee," was het antwoord, "ik heb geen slaap. Ik blijf me nog wat warmen." - "Zoals je wilt," zei de meid, "maar ik ga naar bed." Op de trap kwam ze de heer tegen, die ook ging slapen en ze zei tegen hem: "Mijnheer, De Kat zit nog bij de kachel." - "Och," zei de heer, "laat het beest daar maar zitten."
Toen iedereen in het kasteel sliep, verliet de knecht, die een deugniet was, stiekem de keuken, ging op zijn tenen naar boven en snuffelde overal rond om te zien of er niets te stelen viel. In de slaapkamer van de juffrouw probeerde hij haar geldkist open te breken. Door de herrie werd ze wakker. Ze keek angstig de kamer rond en herkende dadelijk de nieuwe knecht, want de maan scheen helder.
"Vader! Vader!" riep ze. "De Kramp, De Kramp!"
"Strek je benen maar," riep haar vader. "Dan gaat het wel over."
"Vader! De Kramp is weg!" riep het meisje weer.
De dief was met haar geld en juwelen de kamer uitgevlucht. "Zie je wel," zei haar vader, "als je meteen je benen had gestrekt had je mij niet wakker hoeven roepen."
De knecht was de trappen af gevlogen, had de poort geopend en wilde de brug overgaan toen de brugwachter hem in de gaten kreeg. "Hé daar, mannetje," riep hij. "Waar ga jij in het holst van de nacht naar toe?" Hij versperde hem de weg. "Laat me door," riep de ander, "of ik duw je in de gracht." En hij gaf de brugwachter een duw, zodat die van de brug in de diepe gracht tuimelde.
Intussen was alles op het kasteel in rep en roer en de heer riep bleek van woede dat ze de boef moesten achtervolgen. Hij rende de poort uit en op de brug hoorde hij zijn brugwachter in het water spartelen. "Wie heeft je in de gracht gesmeten?" vroeg de heer. "Ikzelf," antwoordde de man. "Kom er dan zelf maar uit ook," zei de heer. Ze lieten de brugwachter waar hij was en gingen zo vlug ze konden de dief achterna. En als ze niet zijn opgehouden dan rennen ze nu nog.
* * *
Samenvatting
Een grappig verhaal over een deugniet uit België. Als een kasteelheer op zoek is naar een nieuwe knecht, liefst niet al te saai, dient zich een man aan
die zichzelf met een andere naam voostelt. Dit geeft uiteindelijk een spraakverwarring waar de nieuwe knecht zijn voordeel uit trekt.
Toelichting
We vinden een variant op het thema van dit verhaal ook al bij Homerus. Wanneer Odysseus tijdens zijn omzwervingen bij de cyclopen komt, zegt hij tegen de eenogige cycloop Polyphemos dat hij 'Niemand' heet. Als Odysseus de cycloop zijn oog uitsteekt en ontsnapt roept Polyphemos: "Niemand heeft mijn oog uitgestoken en Niemand is ontsnapt. Ik ben op Niemand boos!" De andere cyclopen denken dat Polyphemos niet goed bij zijn hoofd is en gaan slapen.
Ook vinden we hetzelfde verhaal bij de tragediedichter Euripides in het saterspel Cycloop.
Oorspronkelijke bron: "Vlaamsche volksvertelsels en kindersprookjes deel II" door Jozef Cornelissen en J.B. Vervliet, Brussel, 1900, p. 54. Verteld in Antwerpen.
Op 1 augustus 1987 overlijdt de Nederlandse schrijver en schaapherder Eelke de Jong. Hij schreef met Rijk de Gooijer verhalen over Koos Tak, een eenzame zestiger die droomt en vertelt over grootse plannen en heldendaden in de oorlog, maar meestal niet verder komt dan de deur van zijn stamkroeg Café De Drie Fusten. Wat niet zo bekend is dat Eelke de Jong begin jaren '70 de samensteller was van de prachtige bundels Sprookjes der Lage landen. Voor deze bundels tekende Peter Vos de illustraties.
Trefwoorden
knecht, spraakverwarring, volksverhaal, grappig verhaal, deugniet, eelke de jong en hans sleutelaar, naamsverwisseling, belgië, kasteel, brugwachter, dief, schelmenverhaal, onnozel
Basisinformatie
- Herkomst: België
- Verhaalsoort: volksverhaal, schelmenverhaal, grappig verhaal
- Leeftijd: vanaf 11 jaar
- Verteltijd: ca. 5 minuten
Thema
Populair
Verder lezen