dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De laatste reis van Yudhishthira


De laatste reis van YudhishthiraDe grootste veldslag die ooit op Indiase bodem geleverd werd, vond plaats op de vlakte van Kurukshetra. Deze oorlog was de ontknoping van een jarenlange successiestrijd tussen het nakomelingschap van twee koningszonen, te weten Pandu en Dhritarashtra. Pandu had vijf zonen die bekend stonden als de Pandava's. De oudste van de Pandavabroers was Yudhishthira. Zij waren alle vijf getrouwd met één en dezelfde vrouw, Draupadi genaamd. Dhritarashtra had honderd zonen; de Kaurava's. De oudste van de Kauravabroers was Duryodhana. Hij en Yudhishthira waren gezworen vijanden.
De veldslag op de vlakte van Kurukshetra duurde achttien dagen. Op het bloedige strijdperk sneuvelden alle Kaurava's, terwijl de vijf Pandava's er met behoud van hun leven vandaan kwamen. De oudste broer, Yudhishthira, werd tot koning gekroond. Nadat hij zesendertig jaar over het koninkrijk geregeerd had, besloot Yudhishthira het wereldlijk bestaan op te geven. Hij wilde zijn laatste jaren op aarde wijden aan het geestelijke leven. Daartoe deed hij afstand van de troon en in gezelschap van zijn vier broers en Draupadi, hun gemeenschappelijke vrouw, keerde hij het koninkrijk de rug toe. Ze bezochten tempels en andere gewijde plaatsen en ergens onderweg kwam een hond achter hen aan lopen.
Na vele omzwervingen kwamen de Pandava's, hun vrouw en de hond, die nog steeds met hen meeliep, bij het Himalaya-gebergte. Smalle paden slingerden steil naar boven en voerden hen hoog de bergen in. Terwijl ze voortzwoegden stierf de jongste broer van uitputting. Daarna volgden Draupadi en de drie oudere broers. Yudhishthira zag zijn geliefden één voor één dood neervallen en ten slotte was de trouwe hond zijn enige reisgezel.
Yudhishthira beklom een hoge berg en toen hij de top had bereikt, zag hij daar een ladder die tot aan de hemel reikte. Indra, de koning van de goden, stond naast de ladder en sprak: "Jouw broers en Draupadi hebben hun lichaam achtergelaten en zijn al in de hemel. Jij bent achtergebleven met de last van jouw stoffelijk omhulsel. Je kunt via deze ladder omhoog klimmen en je met hen herenigen." Terwijl Yudhishthira al met één voet op de ladder stond, herinnerde hij zich de hond. Toen hij aanstalten maakte om het dier op te pakken, duwde Indra de hond weg en zei: "Nee, voor honden is geen plaats in de hemel." Daarop antwoordde Yudhishthira: "Dan is er voor mij ook geen plaats," en hij weigerde zonder hond de aarde te verlaten.
"Deze hond is door ons goden gestuurd om jouw loyaliteit te testen," sprak Indra weer. "Kom nu maar mee naar boven, ik ben tevreden over jouw gedrag." Indra was nog niet uitgesproken of de hond verdween in het niets. Yudhishthira klom de ladder op en bereikte de hemel. De eerste persoon die hij daar tegenkwam was zijn gezworen vijand Duryodhana, de oudste broer van de Kaurava's. "O hemelse goden," sprak Yudhishthira boos, "ik wil Duryodhana niet zien. Hij is er de oorzaak van dat mijn vrienden en familieleden bij honderden op het slagveld de dood vonden. Ik kan de aanblik van deze slechterik niet verdragen. Vertel me waar mijn broers zich bevinden. Ik wil daarheen gaan, waar zij zijn." De hemelse ziener Narada liep op Yudhishthira af en sprak tot hem: "Zo moet je niet spreken over Duryodhana. Hij is hier omdat hij geleefd heeft en gestorven is als een krijger. Het is ongepast om in de hemel gevoelens van haat te koesteren."
"O wijze ziener," antwoordde Yudhishthira, "hij die goed niet van kwaad wist te onderscheiden, hij die een zondaar was, hij die goede mensen leed heeft toegebracht, hij die dood en verderf heeft gezaaid, uitgerekend hij heeft een plaats in de hemel van de krijgers verworven. Hoeveel meer roemrijk en glorievol moet het oord zijn, waar mijn broers en Draupadi zich thans bevinden. Hen wil ik ontmoeten. Welke waarde heeft deze hemel voor mij, als ik van hen gescheiden ben. In mijn ogen is de plek waar zij zich bevinden de hemel; niet dit oord."
De goden gaven gehoor aan het verzoek van Yudhishthira. Een van hun dienaren kreeg de opdracht om hem naar zijn bloedverwanten te brengen. De dienaar liep voorop en Yudhishthira kwam achter hem aan. Het pad dat zij volgden werd gaandeweg donkerder. De grond was bedekt met slijmerig mos en kleverig bloed. Er hing een ondraaglijke stank van rottend vlees. Maden krioelden overal bij miljoenen over de grond. De hele omgeving lag vol kadavers en lijken waarvan armen, benen of hoofd waren afgehakt. Gieren en andere grote vogels met ijzeren bekken cirkelden onheilspellend door de lucht.
Ten slotte kwamen ze aan de oever van een rivier waarin kokend water stroomde. Aan de overkant groeiden bomen met bladeren zo scherp als scheermessen. Daarachter strekte zich, zo ver het oog reikte, een woestijn van gesmolten rotsblokken uit. Yudhishthira was geheel van streek en vervuld van afschuw. Hij zei tegen de dienaar van de goden: "Hoeveel verder moeten we nog gaan langs deze verschrikkelijke weg? Waar zijn toch mijn broers?" De dienaar antwoordde: "Ik mag tot hier gaan en niet verder. Ik moet nu terugkeren naar de hemel. Als jij niet door wilt gaan jouw broers te zoeken, kom dan met mij mee." Yudhishthira was uitgeput en hij besloot dat het zinloos was om dit troosteloze pad verder te bewandelen. Maar juist toen hij zich omdraaide om terug te keren, hoorde hij een stem die op klaaglijke toon naar hem riep: "Och koninklijke pelgrim. O jij prins van den bloede. O zoon van Pandu, alsjeblieft, blijf nog even bij ons. Terwijl jij naderbij kwam, stak er een verkoelend briesje op. Jouw aanwezigheid heeft ons goed gedaan, ga niet meteen weg."
Toen Yudhishthira dit deerniswekkende verzoek hoorde, hield hij zijn pas in. De stemmen die hij hoorde klonken wel bekend, maar hij kon er niet direct een gezicht bij plaatsen. "Wie zijn jullie," riep hij, "waarom zijn jullie hier?" Vanuit verschillende richtingen werd er naar hem geroepen en hij hoorde de namen van zijn familieleden en vrienden. Hij herkende nu duidelijk de stemmen van zijn broers en zijn vrouw. "Wat voor perverse lotsbestemming is dit?" vroeg hij zich wanhopig af. "Voor welk groot misdrijf heeft men hen verdoemd tot een bestaan in dit stinkende helleoord? En wat is de verdienste geweest van Duryodhana en zijn broers, dat zij thans een hemels leven genieten?"
Yudhishthira vervloekte de goden voor dit afschuwelijke onrecht. Hoewel hij bijna flauwviel van de stank, had hij weinig moeite om tot een beslissing te komen. Tegen de dienaar zei hij: "Ga naar je hemelse bazen en vertel hun dat ik niet zal terugkeren. Ik blijf bij mijn familie en vrienden; mijn aanwezigheid hier schijnt hen verlichting te brengen."
De laatste reis van YudhishthiraIn een oogopslag verschenen alle goden onder leiding van Indra voor Yudhishthira. De duisternis, de verschrikkingen rondom en de stank verdwenen als sneeuw voor de zon. In plaats daarvan voerde een kalm briesje de geur van lentebloesems aan. "O machtige Yudhishthira," sprak Indra, "de illusie is voorbij. Dit is geen hel, maar de hemel. Net zoals je broers, je vrouw en je vrienden moest jij voor één keer deze verschrikkingen hebben meegemaakt, ook al was het maar voor even. In alles immers schuilt zowel goed als kwaad en het is deze wetenschap die elke koning zich eigen dient te maken. Jij hebt deze test goed doorstaan en je kunt nu samen met familie en vrienden je rechtmatige plaats in de hemel innemen."
Vervolgens nodigde Indra Yudhishthira uit om een bad te nemen in de hemelse Gangesrivier. Tijdens het baden verloor Yudhishthira zijn gedaante van vlees en bloed en nam een hemelse vorm aan. Hij vergat zijn haat, woede en pijn en voegde zich in de hemel bij zijn familie, vrienden en ook zijn voormalige vijanden.
*   *   *
Samenvatting
Een mythe uit de Mahabharata over de hemelreis van Yudhishthira. Na het verslaan van Kauvara's trekt de oudste broer van de Pandava's zich terug om zich te richten op het heilige leven. Vergezeld door zijn broers en vrouw trekt hij de Himalaya in. Een voor een sterven zijn familieleden en wanneer hij zelf in de hemel komt, hoop hij op een weerzien met zijn broers, maar de eerste die hij tegenkomt is zijn grootste vijand...
Toelichting
Dit verhaal komt uit de Mahabharata ('Het grote Bharatageslacht'), het omvangrijkste werk uit de wereldliteratuur, bijna 200 000 versregels. Het epos verhaalt de noodlottige vete tussen twee takken van de Bharatadynastie, een vete die uitloopt op de bijna totale ondergang van dat geslacht. Die strijd moet gesitueerd worden op het einde van de 9de eeuw v. Christus en het epos is waarschijnlijk ontstaan in het noordoosten van India.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Feest / viering
Populair
Verder lezen