De muis en de boer
Er was eens een muis die zijn hol gemaakt had op een plaats waar duizenden en duizenden goudstukken in de grond begraven lagen. Nu was er een boer die het land waar deze schat begraven was bezat; maar hij wist er niets van, anders zou hij haar natuurlijk wel opgegraven hebben. Hij zag de kleine muis vaak, als zij daar met haar kopje buiten het hol zat, maar, omdat hij een erg vriendelijke boer was, deed hij de muis nooit pijn; en zo nu en dan wierp hij, wanneer hij zelf aan het eten was, de muis een stukje kaas toe.
De muis was de boer heel dankbaar en vroeg zich af wat zij kon doen om het te laten blijken. Tenslotte dacht zij aan de schat; want deze muis was verstandig genoeg om te weten, dat het boeren veel genoegen doet om nu en dan een goudstuk te krijgen. Dus liep Muisje op een dag, terwijl de boer langs het holletje kwam, naar buiten met een goudstuk in haar bek en liet het aan de voeten van de boer vallen. Jullie kunnen je voorstellen, hoe blij de boer was om een goudstuk te zien. Ja het was zelfs het eerste dat hij gezien had, sinds de graanwetten werden afgeschaft. Dus dankte hij de muis en ging naar het dorp om voor haar een mooi stuk vlees te kopen. Sindsdien bracht de muis de boer elke dag een goudstuk en elke dag gaf de boer haar een groot brok vlees. Zo werd Muisje in een paar weken heel erg dik.
Maar de boer had een grote zwarte kat die altijd rondsloop om uit te kijken naar muizen. Zolang de lievelingsmuis van de boer mager was had hij nooit op haar gelet; maar toen zij dik werd en er welgedaan en glanzend uit begon te zien, lag Grimalkin (zo heette de kat) haar op zekere dag op te wachten en besprong hij haar. Het arme kleine Muisje was doodsbang.
"Dood me alstublieft niet meneer Grimalkin!" zei Muisje.
"Waarom niet? Ik heb honger en jij bent dik!"
"Maar meneer, als u me nu opeet, zult u morgen honger hebben, of niet soms?"
"Natuurlijk!" zei Grimalkin.
"Wel," zei Muisje, die plotseling een plan bedacht had; "als u me nu laat gaan, dan zal ik u iedere dag een mooi sappig stuk vlees brengen!"
Dit was een verleidelijk aanbod voor Grimalkin, die een luie kat was en liever bij het vuur zat en zichzelf schoonlikte dan op jacht ging naar muizen.
"Goed," zei hij; "maar als je ook maar één dag overslaat, ben je een dode muis!" Toen blies Grimalkin zo verschrikkelijk, dat al zijn snorharen en oogharen recht overeind gingen staan en rende weg.
Toen de boer Muisje de volgende dag haar maaltijd gaf, bracht Muisje die naar de zwarte kat en de zwarte kat blies en schold en at alles op en weg rende Muisje, bevend. Maar langzamerhand werd Muisje dunner en dunner, omdat Grimalkin altijd haar maal kreeg; en spoedig was zij nog maar vel over been. Toen merkte de boer, hoe mager zijn muisje was geworden, dus vroeg hij de muis op een dag, of ze ziek was.
"Nee," zei Muisje, "ik ben niet ziek."
"Wat is er dan aan de hand?" vroeg de boer.
"Ik krijg nu niets meer te eten," zei Muisje, terwijl de tranen langs haar neus naar beneden liepen, ' 'omdat Grimalkin het allemaal opeet!" Toen vertelde zij de boer over de afspraak die zij met Grimalkin gemaakt had.
Nu had de boer een prachtig stuk glas, met een gat in het midden, ik geloof, dat het een inktkoker was, maar ik weet het niet zeker. Dus nam hij dit stuk glas en stopte Muisje erin en zette het op zijn kop op de grond voor Muisjes hol. "Nu," zei hij, "de volgende keer dat Grimalkin je maal komt halen vertel hem, dat je niets hebt en kijk wat er zal gebeuren."
De volgende dag komt Grimalkin dus zijn maaltijd halen, terwijl hij blies en er woedend uitzag.
"Vlees! vlees!" zegt hij tegen de muis.
"Maak dat je weg komt, gemene dief!" zegt Muisje. "Ik heb geen vlees voor jouw soort!"
Toen hij dit hoorde, kon Grimalkin zijn oren nauwelijks geloven. Hij was razend, dat kan ik jullie vertellen; en zonder eerst eens na te denken sprong hij bovenop Muisje en verslond haar met inktkoker en al. Zie je, omdat hij helemaal van glas was, wist Grimalkin niet, dat het een inktkoker was, omdat hij de muis erdoorheen zag.
Nu kunnen katten heel wat verteren, maar een glazen inktkoker kunnen zij niet verteren. Toen Grimalkin de muis en de inktkoker ingeslikt had, kreeg hij dus pijn van binnen; en die werd steeds erger, totdat hij tenslotte stierf. En daarna kroop Muisje de inktkoker uit en klom omhoog door Grimalkin's keel en ging weer naar haar hol. En daar leefde zij gelukkig, haar hele leven lang, terwijl zij iedere dag een goudstuk naar de boer bracht, die haar iedere dag een heerlijk maaltje vlees gaf.
* * *
Samenvatting
Een jataka-verhaal uit India.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: India
- Verhaalsoort: jataka-verhaal, boeddhistisch-verhaal
- Religie: boeddhisme
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 6 minuten
Thema
Bron
"Boeddhistische sprookjes uit de Jataka afkomstig uit het oude India" uit het Pali vertaald en bewerkt door W.H.D. Rouse. Uitgeverij Sirius en Siderius BV, Den Haag, 1981. ISBN: 90-6441-019-4
Populair
Verder lezen