zaterdag 9 november 2024

Volksverhalen Almanak


Het lammetje en het visje


Er waren eens een broertje en een zusje, en die hielden ontzettend veel van elkaar. Hun eigen moeder was gestorven, en ze hadden een stiefmoeder, die hen niet aardig vond en hun stiekem allerlei verdriet deed. Eens speelde het tweetal met andere kinderen voor 't huis; en bij de wei was een vijver, die reikte tot opzij van 't huis. De kinderen liepen daaromheen en speelden krijgertje en ze hadden een aftelrijmpje:
"Eenke, beenke, laat me leven
'k zal je ook een vogeltje geven,
vogeltje moet een strootje zoeken,
strootje zal ik 't koetje geven,
koetje moet me melk geven,
melk zal ik de bakker geven,
bakker zal me koekjes bakken,
koekjes zal ik de kat geven,
de kat die moet de muizen vangen,
de muizen zal ik in de rook hangen
en ik zal ze drogen."
Ze stonden dan in een kring, en op wie het woordje 'drogen' viel, die moest weglopen, en de anderen liepen hem dan na en vingen hem. Terwijl ze daar zo vrolijk rond joelden, keek de stiefmoeder uit 't raam en ze ergerde zich eraan. Ze kende de zwarte kunst, en toen betoverde ze hen allebei, het broertje in een vis en het zusje in een lam. Het visje zwom heen en weer in de vijver en was treurig, en het lammetje liep in de wei en was treurig en het at geen halmpje. Zo gebeurde het een hele tijd, en nu kwamen er gasten op het slot. De boze stiefmoeder dacht: "Nu is het een goede gelegenheid," en zij riep de kok en zei: "Haal het lammetje uit de wei en slacht het, we hebben anders niets voor de gasten." De kok haalde het lam en bracht het naar de keuken en bond zijn poten vast: dat liet het geduldig toe. Toen hij z'n slagersmes gehaald had en het op de drempel wette, zag hij, hoe een visje in het water voor de gootsteenafloop heen en weer zwom en naar hem keek. Maar dat was het broertje; want toen het visje gezien had, hoe de kok het lammetje wegbracht, was het in de vijver gezwommen tot bij het huis. Toen riep het lammetje:
"Ach broertje in het diepe meer,
wat doet mij nu het hartje zeer!
De kok heeft 't mes geslepen,
en wil me 't hart doorsteken."
En het visje gaf ten antwoord:
"Ach mijn zusje op het droge,
wat doet mij nu het hartje zeer,
al in dit diepe meer."
Toen de kok hoorde dat het lammetje spreken kon en zo treurige woorden naar 't visje riep, schrok hij en dacht dat het geen gewoon lammetje moest zijn, maar dat het wel eens betoverd kon zijn door de boze vrouw des huizes. Hij zei: "Wees maar stil, ik zal je niet slachten," en hij nam een ander dier en maakte dat klaar voor de gasten en bracht het lam naar een aardige boerin, en die vertelde hij alles wat hij gezien en gehoord had. Maar de boerin was juist de min van het zusje geweest, en vermoedde dadelijk, wie het was; en ze ging ermee naar een wijze vrouw.
De wijze vrouw sprak de zegen uit over het lammetje en het visje en daardoor kregen ze hun mensengedaante weer terug; en toen bracht ze hen beiden naar een klein huisje in een groot bos, en daar leefden ze wel alleen en eenzaam, maar heel gelukkig en tevreden.
*   *   *
Samenvatting
Een volkssprookje uit Duitsland.
Toelichting
Uit het vorstendom Lippe. Op het eind is het sprookje in de war geraakt. De eigenlijke gang van het verhaal zal geweest zijn, dat de kok voor het lammetje een ander geslacht heeft, dat daarop de boze stiefmoeder ook het visje wilde eten en dat dan door het spreken van het visje de slechte daad van de stiefmoeder uitkomt. Een zusje en broertje, die door een boze stiefmoeder betoverd worden, komen ook in Broertje en zusje en De witte en de zwarte bruid voor. Het eerste versje is in dialect opgetekend. Volgens Grimm is dit sprookje niet af. De vader zou alles ter ore moeten komen en hij zou dan de straf uitdelen. De vis en het lam zijn beide beelden voor Christus en die wou de vrouw juist opeten.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen