zondag 13 oktober 2024

Volksverhalen Almanak


Het zilveren klokje


In een stadje aan de zee leefde eens, dicht bij de tempel, een oude monnik. Zijn beste uren bracht hij door op zijn voorgalerij, stil uitkijkend over de wijde zee. Maar daar hij zich toch wel eens eenzaam voelde, had hij aan het dak, boven de voorgalerij, een zilveren klokje gehangen. Het bengelde aan een brede, papieren strook, waarop een wondermooi gedicht geschreven stond. Bij het kleinste windzuchtje - en aan zee is dat er altijd - bewoog de papieren strook en het klokje liet een lieflijk geklingel horen. Dan zat de monnik op zijn voorgalerij, hij keek uit over de zee, luisterde naar het zilveren getinkel en een tevreden glimlach trok over zijn gerimpelde gezicht.
In hetzelfde stadje woonde ook de apotheker Mohej. Al jarenlang werd hij door pech achtervolgd. Alles mislukte en dat maakte hem op de duur zo treurig, dat hij werkelijk geen raad meer wist. En zo dreef zijn wanhoop hem op een dag naar de tempel. De oude, wijze monnik die daar woonde zou hem misschien kunnen helpen.
Toen hij de man echter zo tevreden op zijn voorgalerij zag zitten en het rustgevende geklingel van het zilveren klokje zijn oor trof, wist hij ineens met grote zekerheid dat dat klokje ook hem gelukkig zou kunnen maken. Hij aarzelde geen ogenblik en smeekte de monnik hem het klokje, al was het maar voor één dag, te lenen.
"Ach, waarom zou ik het u niet lenen!" vroeg de monnik, met een vriendelijk gebaar naar de licht-bewegende papierstrook. "Maar vergeet niet het mij morgenochtend vroeg terug te brengen, want zonder mijn klokje is het mij treurig te moede!"
Mohej dankte hem met een eerbiedige buiging en beloofde het klokje op tijd terug te brengen. Daarna liep hij snel naar huis en hing het op aan zijn voorgalerij.
Ineens begon het te klingelen! Mohej keek omhoog, zijn hart werd licht, zó licht. De wereld leek hem plots vol goedheid en geluk. En hij begon te dansen...
De volgende dag was de monnik al bij het opstaan slecht gehumeurd. Steeds weer liep hij heen en weer voor de tempel om te zien of de apotheker aankwam. Maar Mohej verscheen niet. Eén uur verstreek, twee uren - en toen in de middag Mohej met het klokje nog niet bij de monnik was, riep deze zijn jongste leerling, Taro, en beval hem: "Loop vlug naar de stad en ga dan naar apotheker Mohej. Hij heeft mijn zilveren klokje geleend en zou het vanochtend vroeg terugbrengen. Herinner hem daaraan en zeg dat ik vol ongeduld op hem wacht!"
Taro rende naar de apotheker, maar nauwelijks was hij diens tuin binnengelopen, of hij bleef verwonderd staan. Hij hoorde het vrolijke zilveren geluid van het klokje en zag de ernstige apotheker met geheven hoofd en fladderende mouwen in de tuin ronddansen. Hij wist niet goed hoe hij hem zou kunnen aanspreken. Maar in zijn voeten kroop een kriebeling omhoog... een lach verscheen op het ronde jongensgezicht... en ook hij was aan het dansen.
Eén uur verstreek, twee uren - en nog steeds was de apotheker niet verschenen. Maar ook Taro kwam niet terug! De oude monnik schudde bezorgd het hoofd en daar hij zich steeds treuriger voelde, riep hij zijn tweede leerling, Dschiro, en beval hem: "Loop naar apotheker Mohej en zeg hem dat hij dadelijk mijn zilveren klokje terugbrengt. En als je Taro ontmoet, zeg hem dan dat hij zich moet schamen, zo ongehoorzaam te zijn aan een oude leermeester."
Ook Dschiro rende zo vlug hij kon naar het stadje. Bij het huis van de apotheker hoorde hij een vrolijk geluid. En, om de voorgalerij heenlopend, zag hij de apotheker en zijn vriendje Taro, met een rode kleur en twinkelende ogen, ronddansen. En nog voordat hij aan de apotheker zijn boodschap kon overbrengen en Taro herinneren aan zijn ongehoorzaamheid, begonnen ook zijn voeten te springen en danste hij al met hen mee.
Weer was er één uur verstreken, twee uren - en de zon begon al te dalen. Doch de apotheker noch de twee leerlingen verschenen voor de monnik. Deze stond voor een geheimzinnig raadsel. Daarbij voelde hij zich treuriger dan ooit tevoren en plotseling hield hij het niet meer uit. Hij trok zijn sandalen aan en ging op weg naar het huis van Mohej.
Nog voordat hij de tuin binnenging hoorde hij het tere geklingel van zijn geliefde klokje. En daar doorheen een luid, vrolijk gelach. En nu zag hij hoe de apotheker en zijn beide leerlingen, hand aan hand, ronddansten. Links om, rechts om, en hun gezichten straalden van plezier!
Weer schudde de oude monnik het hoofd. Wat moest hij hiervan denken? Maar hij kreeg niet veel tijd om zich te verwonderen. Opeens hadden alle verdrietige gedachten hem verlaten, hij begon te huppelen, met een brede lach begroette hij de apotheker, hij reikte Taro zijn ene hand en Dschiro de andere en daar dansten ze alle vier als vrolijke kabouters in het rond!
Hoe dat afgelopen is? Wel, als we dat willen weten, moeten we iemand naar de tuin van de apotheker sturen. En zou die terugkomen? Als hij dat vreugdevolle geklingel hoort en de vier dansers ziet, vergeet hij toch al het andere... En dan moeten wij een tweede sturen en een derde, een vierde. Tenslotte moeten we zelf gaan kijken, net als de monnik, en dansen mee. Maar nee, dat gaat natuurlijk niet. Als alle mensen alleen maar dansen en dansen... Daarom sturen wij niemand en gaan gewoon naar bed!
*   *   *
Samenvatting
Een volksverhaal uit Japan.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen