dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Listige Itsja


In het hoge Noorden leefde een jongen die Itsja heette. Zijn vader en moeder leefden niet meer en daarom woonde hij bij zijn grootmoeder. Haar hut stond aan de oever van een brede rivier. Aan de overkant van de rivier woonde de bejaarde vorst Korsa, die wijd en zijd bekend stond om zijn nieuwsgierigheid en hebzucht; hij wilde alles weten en alles hebben; vaak stuurde hij zijn knechten erop uit om zijn onderdanen te bespioneren, om te kijken of er iemand was thuisgekomen van de jacht met een rijke buit, of er iemand was die een wild rendier had weten te vangen. Pelzen en huiden en gevangen rendieren moesten de onderdanen van vorst Korsa aan hem overdoen voor heel weinig geld.
Op een dag riep Itsja zijn hond bij zich. Hij bond het dier een krans van stroken sabelbont om zijn nek en stuurde hem het veld in.
Even later kwamen een paar dienaren van vorst Korsa naar de hut waar Itsja en zijn grootmoeder woonden. Ze zochten in alle hoeken en gaten zonder iets bijzonders te vinden. Terwijl ze zo rondsnuffelden, werd er aan de deur van de hut gekrabd. Itsja zei tegen zijn grootmoeder, die het dichtst bij de deur stond: "Dat zal mijn hond zijn. Wilt u hem binnenlaten?" Vervolgens zei hij tegen de dienaren van vorst Korsa: "Mijn hond is zeven dagen op jacht geweest. Ik ben benieuwd wat hij meebrengt."
Itsja's grootmoeder liet de hond binnen. De knechten van vorst Korsa keken vol verbazing naar de kostbare bontvellen die de hond om zijn nek droeg. Itsja knielde neer bij zijn hond en aaide hem. "Beste hond! Braaf! Je hebt weer mooie bontvellen meegebracht!"
De dienaren gingen regelrecht naar hun vorst om hem te vertellen over Itsja's hond. "Het is een heel bijzondere hond! Die jongen had hem de deur uitgestuurd om te jagen en na zeven dagen kwam de hond terug met een hele vracht kostbare bontvellen!"
De vorst hoefde niet lang na te denken. "Ga naar die jongen toe en zeg dat ik zijn hond wil hebben. Breng de hond mee terug!"
De dienaren gingen terug naar Itsja en brachten de boodschap over.
Itsja antwoordde: "Ik ben erg op mijn hond gesteld, maar ik wil hem, om vorst Korsa een plezier te doen, ruilen voor een paard. Als ik geen paard terugkrijg voor mijn hond zal hij geen bontvellen meer meebrengen van de jacht. Zeg dat maar tegen vorst Korsa."
De dienaren namen de hond van Itsja mee en ja hoor! ze kwamen zowaar terug met een paard. Zodra de dienaren vertrokken waren slachtte Itsja het paard. Hij nam de darmen uit het nog warme paard, vulde ze met bloed en die met bloed gevulde darmen wikkelde hij om het middel van zijn grootmoeder. De grootmoeder deed haar omslagdoek om en ging zitten op het stoeltje bij het vuur waar ze gewoonlijk zat.
Even later verschenen de dienaren van vorst Korsa weer. "Luister eens, Itsja," zeiden ze. "Vorst Korsa is heel boos op je. Je hond vertikt het om op jacht te gaan. Hij wil geen honderd meter meer lopen. Hij sukkelt wat heen en weer in de buurt van het vuur en dat is alles wat hij doet."
Itsja sprong op, keek de mannen aan alsof hij heel kwaad was en riep: "Nu hebben jullie al kans gezien om mijn hond te bederven! Wat een moeite heb ik niet gehad om hem af te richten en hem het jagen te leren! En dan komen jullie en nemen hem mee! Omdat jullie niet weten hoe je met een hond moet omgaan heeft hij alles weer afgeleerd!"
Tegen zijn grootmoeder riep hij: "Dat komt er nu van! Had ik mijn eigen zin maar gedaan en de hond hier gehouden. Het is uw schuld dat ik hem heb meegegeven, want u zei: 'Doe het nou maar, geef hem nou maar aan de vorst!' Ik zal u zwaar straffen voor deze slechte raad!"
Itsja greep een scherp mes en stak dat in zijn grootmoeder. Hij zorgde ervoor dat hij de met bloed gevulde paardendarmen raakte. Het bloed gutste naar buiten en Itsja's grootmoeder - die niet minder listig was dan Itsja zelf en die de listigheid in de familie had gebracht - deed alsof ze dodelijk gewond was en liet zich op de grond vallen.
Itsja knielde naast haar neer met groot vertoon van wanhoop. De knechten van vorst Korsa waren versteend van schrik. Itsja barstte voor hun ogen in snikken uit. Hij jammerde: "Wat heb ik gedaan? Arme grootmoeder! Wat kon zij eraan doen dat jullie de hond zo slecht behandeld hebben! En nu is ze dood! Ik heb haar doodgestoken met dit vervloekte mes!"
Hij stak het mes in de grond en zei tegen het mes: "Jij hebt grootmoeder doodgemaakt, maak haar nu ook weer levend." Hij was nog niet uitgesproken of zijn grootmoeder begon weer te bewegen, eerst alleen met een vinger, dan met een hand, dan met een arm, dan met een been, totdat ze weer voldoende herleefd was om gezond en blozend overeind te krabbelen.
Als hazen liepen de dienaren naar vorst Korsa om hem verslag te doen van wat ze beleefd hadden.
"Dat mes wil ik hebben!" zei de vorst. "Dat is een tovermes. Zeg maar tegen Itsja dat ik hem er een kleinigheid voor wil betalen."
Andermaal staken de dienaren de rivier over. Andermaal kwamen ze bij Itsja aan. "Itsja, geef ons dat mes," zeiden ze. "Vorst Korsa wil het hebben en hij is zelfs genegen je er een kleinigheid voor te betalen."
Itsja antwoordde echter: "Het mes heb ik verloren. Trouwens, jullie zouden er maar verkeerd mee omgaan, net als met mijn hond. Wie niet met dieren of wapens om kan gaan, moet er afblijven. Maar ik heb nog iets anders voor de vorst," voegde hij er haastig aan toe, toen hij zag dat de dienaren hem niet geloofden. "Ik heb een berkentakje, waarmee je mensen in rendieren kunt veranderen. Maar denk erom: het takje werkt alleen bij hardvochtige landeigenaren en bij rijke dikzakken die andere mensen onderdrukken."
"En hoe verander je die rendieren weer in mensen?" vroeg een van de dienaren.
"Heel eenvoudig," zei Itsja. "Door drie keer met het takje boven hun hoofden te zwaaien." Itsja vertelde echter niet dat het takje - dat hij door list aan een boosaardige bosgeest had weten te ontfutselen - niet de kracht bezat de betovering weer ongedaan te maken.
Vorst Korsa nam even later de berkentak in ontvangst. Hij liet zich door zijn dienaren uitleggen hoe het takje gebruikt moest worden, wilde de wonderlijke werking ervan niet verloren gaan.
Nog diezelfde dag liet vorst Korsa alle rijke dikzakken en rendierbezitters met praatjes uit de omtrek bij elkaar komen. Hij zette ze op een lange rij naast elkaar en terwijl hij langs hen liep, raakte de vorst hen een voor een met het berkentakje aan. Dadelijk groeiden er grote geweien uit de voorhoofden van de rendierbezitters en toen vorst Korsa hen voor de tweede keer aanraakte, brak het takje. Op datzelfde ogenblik veranderden de grootgrondbezitters in een kudde rendieren, die in paniek op de vlucht sloeg.
"Itsja heeft ons bedrogen!" riep vorst Korsa woedend tegen zijn dienaren. "Haal hem hierheen! Hij zal hiervoor boeten met zijn eigen leven!"
Nog eens staken de dienaren van vorst Korsa de rivier over. Nog eens liepen ze naar Itsja. Al vanuit de verte hoorde Itsja hun geroep: "Je moet met ons meekomen, Itsja. Vorst Korsa is woedend op je! Je hebt hem bedrogen met die berkentak. De vorst is nu al zijn rijke vrienden kwijt want hij kan ze niet weer in mensen veranderen!"
Itsja liep de hut uit, keek de dienaren van vorst Korsa heel kwaad aan en zei: "Wat vertellen jullie me daar? Is mijn berkentak nu ook al verkeerd gebruikt? De vorst heeft zeker een paar arme mensen in rendieren willen veranderen om ze dan duur te verkopen en nu zijn er per ongeluk een paar rijken tussen geraakt. Ik ga met jullie mee naar vorst Korsa, dan kan hij ons zelf uitleggen wat er gebeurd is."
Itsja stak met de dienaren de rivier over. Al vanuit de verte hoorde vorst Korsa hem roepen: "Wat is er met mijn berkentak gebeurd? Zeker verkeerd gebruikt! Zeker gebruikt om arme mensen in rendieren te veranderen!"
Vorst Korsa schreeuwde woedend: "Zwijg! Hoe durf je zo tegen me te spreken. Na wat hier gebeurd is! Ik heb mijn rijkste onderdanen in rendieren veranderd! Jij zult hiervoor betalen met je eigen leven, Itsja!"
Itsja keek heel kalm naar de horizon waar de zon al onderging en zei: "U bent toch niet van plan me nog vandaag terecht te laten stellen? Waarom wacht u niet tot morgen? Zo hoort het. Vorsten die het weten, laten nooit iemand terechtstellen in de avond."
"Jij je zin!" riep vorst Korsa kwaad. "Ik zal je nog een nachtje sparen. Maar een prettig nachtje zal dat niet worden. Mijn dienaren zullen je in een leren zak stoppen en neerleggen aan de rand van een wak in het ijs op de rivier. Zodra het morgen licht wordt, komen ze je een zetje geven zodat je in het wak glijdt en in het ijskoude water verdrinkt!"
Zo werd gedaan. De nacht kwam en Itsja lag in de leren zak aan de rand van het wak. In het holst van de nacht kwam er een slee voorbij. In de slee zaten een paar schatrijke kooplui, die terugkeerden van een lange reis met kostbare koopwaar. Itsja hoorde een van hen zeggen: "Daar bij dat wak ligt een leren zak!"
Itsja riep: "Dat ben ik! Komen jullie eens gauw hierheen!"
Nieuwsgierig stuurden de kooplui de slee dichterbij. Ze vroegen: "Wat lig je daar te doen?"
"Ik wacht op de schat die vannacht zal opduiken uit dit wak. Het is de schat uit de IJszee, die ik bedoel. Vannacht komt hij aan de oppervlakte!"
Meteen zeiden de kooplui (die even inhalig waren als hun vorst): "Schuif eens op. Dan komen we naast je liggen. Wij willen ons deel van die schat."
"Ik heb een voorstel," zei Itsja. "Laten we elkaar aflossen en om beurten hier de wacht houden. Ik lig hier al een hele tijd. Nemen jullie het nu een paar uurtjes van me over."
Dat vonden de kooplui een goed plan. Ze maakten de koorden waarmee de leren zak was toegebonden los en kropen er zelf in. Itsja bond de koorden dicht en zei: "Ik zal jullie slee een eindje verder neerzetten. Daar staat hij beter."
Hij sprong op de slee en maakte dat hij bij de hut van zijn grootmoeder kwam. Het eerste wat hij daar deed was: de slee in stukken hakken, de honden in alle richtingen jagen en de koopwaar verbergen. Daarna ging hij onder de dekens.
Toen de volgende dag de zon opkwam, deden de dienaren van vorst Korsa hun plicht; ze kwamen naar het wak en ze gaven een duwtje tegen de leren zak, zodat deze in het water verdween; met de inhoud.
Een dag later zag vorst Korsa aan de overkant van de rivier een dikke rookwolk opstijgen uit de hut van Itsja's grootmoeder. Hij dacht: wat kan dat nu weer betekenen? Wordt daar iets lekkers gekookt? Ik moet er het mijne van weten!
Hij stuurde zijn dienaren naar de andere oever om te gaan pottekijken bij Itsja's grootmoeder. Toen de dienaren de hut binnenkwamen, zagen ze dat in de haard een groot vuur brandde. Verder was de hut propvol kostbare voorwerpen. Itsja zat aan tafel en verorberde een feestelijke maaltijd. Het gezicht van Itsja was lelijk geschramd. Hij nodigde de dienaren uit een hapje mee te eten. Hij vertelde: "Aan jullie heb ik het te danken dat ik nu rijk ben. Jullie hebben me het wak ingeschoven. En kijk eens wat ik onder het ijs heb gevonden! Al deze dure spulletjes. Onder het ijs heerst een ongekende weelde. Wie de moed heeft onder het ijs te gaan, kan uitzoeken wat hij wil. Er was veel meer voorraad dan ik kon meenemen. Dus jullie hoeven je niet te haasten. Er is daar genoeg voor iedereen!"
De dienaren van vorst Korsa haastten zich terug naar de andere kant van de rivier. Ieder die ze tegenkwamen, vertelden ze van de schatkamer onder het ijs. Het heugelijke nieuws ging rond als een lopend vuurtje. Toen vorst Korsa het hoorde, dacht hij: "Ik moet zorgen dat ik het eerst van allemaal onder het ijs ben." Hij liet zich snel in een leren zak stoppen en door twee dienaren onder het ijs schuiven. Hij werd gevolgd door alle rijke en inhalige kooplui. Op de bodem van de rivier aangekomen, zagen ze dat Itsja de waarheid had gesproken. Er lagen kruiken vol fonkelende edelstenen en gouden munten; alles wat in de loop der tijden in het water was gevallen. Vorst Korsa en de kooplieden begonnen dadelijk hun leren zakken te vullen. Nu wisten ze niet - wat Itsja wel wist - dat dit de schatkamer van een watergeest was. Toen deze onverwachts terugkeerde, ontstak hij in grote woede. Vorst Korsa en de kooplieden moesten voor altijd onder water blijven en geld voor hem tellen.
Zo waren op één dag de inhalige vorst en alle hebzuchtige rijken verdwenen. Voor de mensen die op het droge bleven, brak een betere tijd aan: dankzij Itsja die met zijn listen een eind had gemaakt aan de heerschappij van tirannen die niet beter wisten.
*   *   *
Samenvatting
Een Russisch schelmenverhaal over een tirannieke vorst. Een listige jongen houdt een inhalige en tirannieke vorst steeds voor de gek, waardoor het hem steeds beter gaat, maar de vorst steeds bozer wordt. Wanneer deze de jongen ter dood wil brengen, is hij de vorst weer te slim af. Uiteindelijk verlost de jongen het land van de inhalige vorst en van alle hebzuchte rijken en breekt er een betere tijd aan...
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen