dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Meleagros


Meleagros was de zoon van Oeneus, koning van Kalydon, en diens vrouw Althaea. Het kind was maar net zeven dagen oud toen de drie Moiren, de godinnen die het lot van de mens bepalen, naar zijn wieg kwamen om de draad van zijn leven te spinnen. Zij legden een houtblok op het flakkerende haardvuur en verkondigden plechtig dat het kind zou sterven als het houtblok in het vuur zou zijn verteerd. De schikgodinnen verlieten na deze gruwelijke voorspelling de kamer en Althaea sprong ontzet op en griste snel het houtblok uit het vuur, doofde het, en borg het op achter slot en grendel. Daarmee hoopte ze het gruwelijke lot van haar onschuldige kind af te wenden en hem van een lang leven te verzekeren.
Intussen groeide Meleagros op tot een dappere jongeman. Het noodlot laat zich echter niet om de tuin leiden. Op een dag bracht zijn vader Oeneus als dank voor de overvloedige oogst van dat jaar, een offer aan de goden. Elke god schonk hij het eerste deel van de oogst; maar hij vergat om een offer te brengen op het altaar van Artemis. De godin ontstak daarover in grote woede en ze zwoer zich te wreken. Als straf stuurde ze een reusachtig everzwijn naar de landerijen van de koning om alles te vernielen. Wild en afschrikwekkend om te zien was dit dier, er gloeide vuur in zijn ogen en op zijn rug stonden stugge borstels. Woedend stormde het door het nieuwe zaaisel en vertrapte het. Ook de wijnranken en de olijfboom ontzag het niet; de schapen konden niet meer op de weide grazen en ontroostbaar moesten de boeren toekijken hoe de oogst van een heel jaar vernield werd. Geen brood bleef hun meer over.
Meleagros echter wilde aan de woeste vernielingen een einde maken; hij riep uit alle delen van Griekenland de dapperste helden samen om met hen het dier te doden en het land van de plaag te bevrijden. Tussen de helden bevonden zich ook zijn twee ooms, de broeders van zijn moeder, en verder Atalanta, een jonge jagerin uit Arcadia. Vanaf haar eerste kindertijd had zij in de bossen geleefd, waar ze kort na haar geboorte te vondeling was gelegd; een berin had haar gezoogd en jagers hadden haar opgevoed. Ze leek net Artemis, de godin van de jacht. Eenvoudig en sluik droeg ze haar haar, onopvallend waren haar kleren en net als de schuwe Artemis wijdde ze haar leven aan de maagdelijkheid. Nauwelijks had Meleagros echter de jongensachtige Atalanta gezien, of zijn hart werd door liefde gegrepen. Hij waagde het niet het maagdelijke meisje te benaderen, maar heimelijk brandde het verlangen in zijn hart.
Nadat koning Oeneus het dappere jachtgezelschap negen dagen lang vorstelijk had onthaald, gingen de helden op pad om het everzwijn op te sporen. Eerst ging het gezelschap naar een hoog oprijzend woud dat donker en nog door geen mens betreden op een berg lag. Toen ze in een diep, door beekjes doorsneden dal kwamen waar ondoordringbaar struikgewas woekerde, stormde grommend en snuivend het afschrikwekkende zwijn uit het struweel op de mannen af. Van alle kanten vlogen de speren naar het ondier, maar die ketsten allemaal af op diens ruige borstels en leerachtige huid. In grote woede ontstoken stortte het beest zich tussen de jagers en doodde enkelen van hen. Woest scherpte het dier zijn slagtanden aan een boomstam en raasde verder. Het stond op het punt weer twee van de dappere helden te vellen toen Atalanta haar boog spande en een pijl in het everzwijn joeg, vlak onder het oor. Voor het eerst stroomde bloed uit het everzwijn en jubelend riep Meleagros naar het heimelijk door hem beminde meisje:
"Jij, o schone, verdient de prijs voor dapperheid!" Toen de helden dat hoorden werden ze vervuld van jaloezie en eerzucht, want geen van hen gunde de trofee van de jacht aan een vrouw. In hun eer aangetast stormden ze woedend op het zwijn af om het de genadeslag te geven. Maar het gewonde dier verweerde zich met al zijn kracht en velde beide helden. Plotseling trof de lans van Meleagros echter de rug van het beest en terwijl het zich snuivend van pijn omdraaide, stootte de koningszoon de lans diep in het hart tot het ondier de geest gaf.
Luid jubelend kwamen nu de andere jagers aangerend en zij feliciteerden Meleagros en wilden hem de overwinningstrofee, de vacht van het dier, toekennen. Meleagros echter stroopte met zijn zwaard het borstelige vel van het everzwijn en overhandigde het aan Atalanta met de woorden: "Jou, jonkvrouwe, komt de eer toe. Neem de vacht en deel met mij de overwinningstrofee!" Toen Atalanta de vacht vol vreugde van Meleagros aannam, ontstaken de jagers in woede en haat. Ze gunden de trofee niet aan een vrouw; hun, de helden, de mannen, behoorde de prijs toe. Bovenal waren de beide ooms van Meleagros gekrenkt en zij beschimpten Atalanta op een verschrikkelijke manier. Woede steeg op in Meleagros. Hij wilde het door hem beminde meisje tegen de woeste horde verdedigen. Hij trok zijn zwaard en vol toorn doodde hij zijn beide ooms.
Toen Althaea, de moeder van Meleagros, hoorde dat haar zoon haar beide broers had gedood, werd zij eerst door diepe smart gegrepen. Maar in de plaats van de smart kwam al snel een diepe woede over haar zoon in haar hart op, ze dacht alleen nog maar aan wraak.
Ze haalde het geschroeide houtblok te voorschijn, dat ze eens, toen Meleagros nog een zuigeling was, uit het vuur gegrist had, en stookte het vuur op. Ze wilde het blok al in de alles verterende vlammen werpen, maar deinsde terug. In haar hart streden de moederliefde en de zusterliefde; ze dacht terug aan de dag waarop de schikgodinnen het houtblok op het vuur wierpen en door de herinnering aan het huilen van het onschuldige kindje werd haar moederhart ontroerd. Maar haar herinneringen voerden haar ook terug naar het ouderlijk huis, verwijlden bij haar geliefde broers, en haar hart ontstak in woede tegenover haar zoon. Vier maal nam ze het houtblok ter hand en vier maal legde ze het met tranen in haar ogen weer weg. Maar uiteindelijk zegevierde de zusterliefde. Ze wendde haar blik van het vuur af en wierp het geschroeide blok in de laaiende vlammen. Nauwelijks vatte het blok vlam en lag het te branden in de haard, of er klonk een diepe zucht uit het hout.
Ver weg werd op hetzelfde moment Meleagros door een intense pijn en hitte verteerd, zonder dat hij de oorzaak er van kende. Onder verschrikkelijke innerlijke pijnen werd hij verteerd en stortte ineen. Smekend riep hij zijn oude vader, zijn zusters en broeders, zijn moeder. Hoe langer het houtblok in de haard van de moeder brandde, des te heftiger sneed de pijn door Meleagros heen; en toen uiteindelijk het hout geheel verbrand was en in as uiteen viel, doofde ook zijn levenslicht en blies hij zijn laatste adem uit.
Hoe klaagden zijn grijze vader, zijn broeders en zusters, hoe misten zij hun geliefde Meleagros. Zijn moeder echter werd door haar geweten gemarteld. Telkens weer zag ze haar kind voor zich, het kind dat ze zelf had vernietigd. En omdat ze zich diep bewust was van haar schuld, stootte ze een zwaard in haar borst en volgde haar zoon in het rijk der schimmen.
*   *   *
Samenvatting
Een mythe uit Griekenland. De drie Griekse schikgodinnen bepalen dat het leven van Meleagros zal eindigen wanneer een houtblok volledig is opgebrand. De moeder schrikt hiervan en bergt het houtblok goed op, maar het noodlot laat zich niet om de tuin leiden...
Toelichting
Bron: Ovidius, Metamorphosen 8, 267 e.v.
Bij dit sprookje geef ik de versie van Ovidius weer, deze
versie is ouder dan die bij Homerus (Ilias 9, 529 ev.). Bij Ovidius zien we nog bovennatuurlijke fenomenen optreden: ziel of hart van een mens kunnen uit zijn lichaam treden en in een willekeurig voorwerp varen. Het leven van Meleagros is door het lotsbestel van de Moiren, die als onze feeën aan de wieg van de pasgeborene staan, van een blok hout afhankelijk geworden. Op het moment dat zijn moeder het hout op het vuur gooit is zijn lot beslist en sterft hij. Ook dit doet aan de feeën uit Doornroosje denken. Een ander sprookjesmotief is het monster dat de akkers verwoest en dat gedood moet worden.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen