dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Ali Zebak en de koopmansdochter


In oude voorbije tijden leefde eens een koopman, die een dochter had. Toen hij een bedevaart naar Mekka wilde maken, vroeg ze hem: "Neem me mee, vader." Maar haar vader antwoordde: "Het is een verre reis, mijn dochter. Ik zal je tijdens mijn afwezigheid 39 meisjes als gezelschap geven, en jij bent de veertigste." Hij bracht haar naar een huis en ging op reis.
Op een dag liep een sjeik onder het raam van het huis door. De meisjes die de koopmansdochter gezelschap hielden, zeiden: "Daar is Ali Zebak." - "Ali Zebak of Ali Lucht - voor mij zijn ze allemaal hetzelfde," antwoordde de dochter van de koopman. Ali Zebak, die dit gehoord had, werd kwaad. Hij ging terug naar het huis van de dochter met veertig vrijwilligers, die onder zijn bevel stonden en wilde de meisjes meenemen. De dienaar van de dochter ging naar boven en vertelde haar dat. De koopmansdochter stroopte haar mouwen op, trok haar zwaard en ging bij de kamerdeur staan om iedereen die naar binnen ging het hoofd af te slaan. Zo onthoofdde zij de veertig vrijwilligers.
Ali Zebak kwam als laatste boven en wilde naar haar toe lopen. Ze stak hem met een stopnaald in zijn borst en hij viel een stuk van de trap af. Twee weken lang was hij ziek. Hij was nog maar nauwelijks genezen, of hij kwam met 39 andere strijdmakkers terug. Maar zij ondergingen hetzelfde lot als hun voorgangers; ze werden onthoofd en Ali Zebak lag vier weken ziek op bed.
Toen kwam een oude vrouw bij hem en die zei: "Ik zal zorgen dat je de veertig meisjes krijgt." Hij beloofde haar: "Daarvoor zal ik je veertig dinar geven." Het oudje ging naar de meisjes en sprak: "Mijn zoon wil trouwen, maar zijn bruid heeft hem laten meedelen: "Ik ga niet naar buiten als de veertig meisjes niet naar me toe worden gebracht." Die zeiden: "Goed, we komen naar haar toe." Het oudje ging weg en de veertig meisjes liepen achter haar aan. Ze bracht hen naar het huis van Ali Zebak en deed zeven ijzeren deuren achter hen op slot. Daarna ging ze dat aan Ali Zebak vertellen.
De meisjes vonden in het huis de wapenuitrusting van de 80 strijdmakkers van Ali. Ieder van hen trok een uitrusting aan. Daarna daalden ze af in een kelder van het huis en ontdekten daar een grote steen. Met vereende kracht schoven ze de steen opzij en ze vonden daaronder een trap die van het huis naar de markt leidde. Ze klommen naar beneden, gingen door de huisdeur van een jood naar buiten en keerden naar huis terug. Ali Zebak ging haastig naar huis. Hij zag dat de helft van de wapenuitrustingen ontbrak, klom de trap af en ging door de huisdeur van de jood naar buiten. Hij vroeg aan de jood: "Wie heeft mij bestolen?" En die antwoordde: "Veertig rovers trokken hier net langs." Hij ging weer terug naar zijn huis en huilde.
Het oudje ging naar hem toe en vroeg: "Waar zijn de veertig meisjes?" Ali vertelde haar dat zij de wapens hadden meegenomen en door de kelder van het huis waren ontsnapt. Het oudje troostte hem: "Ik haal ze nog een keer voor je," en hij beloofde haar: "Dan geef ik je 80 dinar." Ze ging ijlings op weg naar het huis van de meisjes en zag hen daar zitten. Ze sprak tot hen: "De bruid wil niet eerder gaan, voordat wij haar een geschenk hebben gebracht. Ik nodig jullie uit om nu mee te gaan." De koopmansdochter riep: "Goed, laat haar boven komen," en het oudje werd naar binnen gebracht. De dochter beval haar dienaar: "Ga naar de markt en haal voor mij een geslacht schaap, een kilo rijst en een stuk reuzel." Toen de dienaar het gevraagde op de markt had gehaald, kookte de dochter het vlees en de rijst en deed dat in een grote schaal. Toen greep ze de oude vrouw, slachtte haar en vulde daarmee de andere grote schaal en bedekte haar met rijst en reuzel. Haar dienaar gaf ze opdracht: "Neem de twee schalen en breng ze naar de markt. Zet de schaal met het schaap voor de edelen neer en de schaal met het oudje voor Ali Zebak en zeg hem: "Dit is een gelofte die ik mijn grootmoeder moest doen, wees goedgunstig voor haar, want ze was ziek."
De dienaar nam de twee schalen en droeg ze naar de markt. Hij zette de ene schaal voor de edelen neer en zij aten van het schaap en de rijst. Ali Zebak stak zijn hand in de andere schaal en vond de hand van het oudje. Hij huilde van woede. De edelen stonden op en namen Ali Zebak bij zich. De dienaar nam de schalen en droeg ze naar huis. Toen hij het huis binnenging, vroeg zijn meesteres hem: "En, hebben ze gegeten?" Hij antwoordde: "Ja de edelen hebben gegeten." - "En Ali Zebak?" vroeg ze voort. "Nee, hij heeft het weggegooid," vertelde hij.
Toen trok de koopmansdochter de kIedij van een derwisj aan. Ze maakte haar haar los en vlocht het in vier vlechten. Daarna pakte ze een stok, maakte er vier gaten in, trok door elk gat een ring en bevestigde aan iedere ring een klokje. Ze trok bonte pantoffels aan en liep langzaam naar de markt. Ali Zebak liep langs haar heen; hij herkende haar niet, maar hield haar voor een derwisj. Ze greep zijn hand, kuste die en vroeg: "Waarom ben je zo kwaad, mijn broeder?"
Hij vertelde haar: "Ik ben kwaad op een meisje. Ik liep onder het venster van haar huis door en toen riepen de meisjes die bij haar zijn: "Daar gaat Ali Zebak," waarop de koopmansdochter antwoordde: "Wat kan mij Ali Zebak schelen?" Toen werd ik boos." En zo vertelde hij haar alles wat er was gebeurd. Zij antwoordde hem: "Je bent een dwaas, Ali." En nadat hij haar had gevraagd: "Wat moet ik doen?" zei ze hem: "Als haar vader terugkeert van de bedevaart, neem dan een schaap, twee kilo rijst, een kilo koffie en een hoed suiker en ga hem tegemoet; slacht het schaap, nodig hem uit voor het eten en vraag dan bij de koffie: "Wil je mij je dochter tot vrouw geven?" Als hij haar aan jou geeft - en waarom zou hij niet? - doe dan wat je goeddunkt."
Na deze woorden greep Ali Zebak haar hand, kuste die dankbaar en vervolgde zijn weg. Spoedig daarna keerde de koopman terug van zijn bedevaart. Ali ging hem tegemoet, slachtte het schaap en ze aten het op. Toen ze aan de koffie zaten, sprak hij tot hem: "Hadsji*, ik zou graag willen dat je me je dochter tot vrouw geeft." De koopman vond het goed, ging naar huis en zei tegen zijn dochter: "Ik wil je aan Ali Zebak geven." - "Goed," antwoordde ze, "maar geef me wat geld om kleren te kopen."
Hij gaf haar wat ze wilde hebben en zij ging naar de markt. Daar zocht ze iemand die snoepgoed maakte en sprak tot hem: "Maak voor mij een meisje met mijn maten en mijn figuur." Toen hij daarmee klaar was, droeg ze het naar huis en zette het op een stoel. Tegen haar vader zei ze: "Ik wil dat niemand anders dan een meisje me naar het huis van de bruidegom brengt."
Ze ging naar hem toe en zat tussen de zangeressen. Tegen de avond kwam Ali Zebak naar hen toe, pakte een zangeres bij de hand en zei: "Ga en haal de bruid." Het meisje ging weg, trok de pop een jurk aan en droeg haar op haar schouders naar het huis van Ali Zebak. Toen ging ze naar hem toe en sprak: "Ga naar de bruid." Hij sloot het huis af en ging naar haar toe.
De koopmansdochter had zich achter de deur verstopt en luisterde naar de woorden die hij tegen de pop sprak. Ali Zebak zei: "Herinner je je die streken, die je met me uitgehaald hebt?" Niemand gaf hem antwoord. Toen pakte hij zijn zwaard en haalde naar haar uit. Haar hoofd rolde weg. De koopmansdochter sloop weg, ging naar een agent en verzocht hem: "Geef me je kleren." Als agent verkleed klom ze op een paard en reed naar het café naast het huis van Ali Zebak. Ze klom van het paard, ging het café binnen en begroette de mannen die daar zaten. Ze vroegen haar: "Waar kom je vandaan, broeder?" Ze vertelde hen: "Ik kom uit Aleppo; mijn vader en de vader van Ali Zebak waren kameraden; ze zijn allebei gestorven en ik kom nu Ali Zebak opzoeken." De mannen antwoordden: "Dat kan niet. Ali Zebak is vannacht naar zijn bruid gegaan." Ze beval: "Roep hem voor mij." Maar ze herhaalden: "Dat kunnen we niet, hij is een belangrijke sjeik." Maar toen iemand over de markt liep, riepen zij hem en zeiden: "Je krijgt vier pond als loon wanneer je Ali Zebak roept." De man deed het, Ali kwam naar het café en iedereen stond voor hem op.
De koopmansdochter ging verkleed als man naar hem toe en groette hem. Hij vroeg: "Waar kom je vandaan?" Ze vertelde hem het verhaal, dat ze eerder aan de mannen in het café had verteld. Hij heette haar welkom. Daarna gaf ze hem een bruidsgeschenk en zei: "Ik zou dit graag aan de bruid willen geven." Ali Zebak sprak: "Kom mee naar huis om de bruid te zien." Ze gingen naar zijn huis en gingen zitten. Ali Zebak haalde de pop en zette die voor de agent neer en nodigde hem uit: "Eet!" Ze vroeg verbaasd: "Wat is dat?" - "Het vlees van de bruid," antwoordde hij en hij vertelde haar zijn verhaal van het begin tot het einde.
Toen zei ze hem: "Ik zal de bruid voor je halen!" - "Voorwaar," riep hij, "ik zal haar slachten!" - "Dat zou schandalig zijn!" antwoordde zij, "ze is mijn beschermeling en eigenlijk treft mij schuld." Daarop zwoor Ali Zebak dat hij uitsluitend welwillend met haar zou praten. Het meisje stond op en beval: "Stuur de bruid veel dienaressen," en Ali Zebak deed wat hem werd gezegd. Het meisje, dat als agent was verkleed, ging weer terug naar het café en zei daar tot Ali Zebak: "Ik heb je bruid gehaald, ga maar kijken, ze is in je huis." Hij nodigde haar uit: "Kom mee, broeder en blijf bij me slapen." Maar ze antwoordde: "Dank je, maar ik ben al bij iemand anders uitgenodigd." - "Moge Allah je weg effenen," zei hij haar.
Ze haalde hem op weg naar zijn huis in, ging naar binnen, trok de kleren van de agent uit en trok haar meisjeskleren aan. Toen ze hem hoorde komen, riep ze: "Buiten blijven!" Hij smeekte haar: "Alsjeblieft, mijn hartje, ik breng je wat je maar wilt!" - "Ik wil de schat van de sultan!" riep ze. "De schat van de sultan?" vroeg hij, "maar die wordt door 80 vrijwilligers bewaakt." - "Net wat je wilt," antwoordde ze, "maar als je zonder die schat binnenkomt, breek ik je in tweeën."
Hij keerde om en ging naar de schatkamer van de sultan. Zij trok echter de kleren van de agent aan, haalde hem in en zei de bewakers van de schatkamer goed op te letten. Ze stonden op, grepen Ali Zebak en sloegen hem. Ook zij kwam erbij en gaf hem een klap in zijn gezicht. Toen werd hij woedend, sloeg haar met zijn zwaard en verwondde haar hand, zodat er bloed uit kwam. Hij trok een zakdoek uit zijn zak, verbond haar hand ermee en droeg de schat weg. De koopmansdochter haalde hem in op weg naar huis zonder dat hij het merkte. Ze deed de kleren van de agent uit en stopte ze weg, trok een jurk aan en omwikkelde met de mouw haar hand.
Toen hij binnenkwam zei ze tegen hem: "Welkom, mijn liefste, nu ben je echt Ali Zebak; ik heb altijd over je horen vertellen en ik geloofde het niet. Heb je de schat meegebracht?" Hij bevestigde dit. Ze vroeg verder: "Hebben ze je niet gezien?" - "Jawel," antwoordde hij, "ze hebben me gegrepen en geslagen. Eén van hen heeft me een klap in het gezicht gegeven." En hij vertelde haar het voorval. "Ken je degene die je heeft geslagen?" vroeg ze. "Nee," antwoordde hij haar, "hoe zou ik die moeten kennen?" - "Ken je deze zakdoek niet?" vroeg ze, en terwijl ze naar haar hand wees: "Is die dan niet van jou?" Hij keek haar aan en ze begon te lachen.
Toen sprak Ali Zebak: "Voorwaar, jij bent de man en ik je bruid."
* Eretitel voor iemand die de bedevaart naar Mekka heeft volbracht, die door de islam wordt voorgeschreven.
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje uit Palestina over een listige koopmansdochter. Ali Zebak ziet een koopmansdochter en is woedend over wat ze zegt over hem, en hij probeert haar huis binnen te komen. De koopmansdochter verkleedt zich als derwisj en geeft Ali Zebak advies om de koopman om de hand van zijn dochter te vragen. Vervolgens maakt ze het niet gemakkelijk voor de jongen.
Toelichting
Afkomstig uit: Bauer, Leonhard - Das Palästinische Arabisch, Leipzig, 1913, blz. 191-197.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen