donderdag 28 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De abt en de schaapherder


Ergens in de Achterhoek stond in vroeger tijden een klooster. De monniken in dat klooster leefden gelukkig en tevreden en daarom had de abt boven het poortgebouw laten schrijven:
Hier leeft men zonder zorgen.
Op een dag kwam de koning op bezoek. Hij was op inspectiereis door het hele land. Hij reed de poort van het klooster binnen en zag het opschrift. Dat trof hem en hij werd er een beetje wrevelig van. Zou men hier zonder zorgen leven! En hij, de koning, had wel altijd zorgen. Zijn onderdanen hadden het dus nog beter dan hij. De koning liet zich bij de abt brengen. "Is het waar, wat boven de poort staat?" vroeg hij de abt. Deze antwoordde: "Inderdaad, we leven hier zonder zorgen. Zonder aardse zorgen tenminste." De koning werd boos. Hij kon het nauwelijks verkroppen, dat een ander het beter had in zijn rijk. Daar zal ik een einde aan maken, aan dat leven zonder zorgen, dacht hij.
"Ik zal drie raadsels opgeven," zei hij tegen de abt. "Over veertien dagen kom ik terug en als u de oplossing van de raadsels niet weet, wordt het klooster met de grond gelijk gemaakt. En wat ik met de monniken en met u doe, zal ik nog wel eens zien." Ja, wat kon de abt daarop zeggen? Hij zei: "Nou dan moet u mij die drie raadsels maar opgeven en ik zal mijn best doen om ze te raden."
De abt had er natuurlijk helemaal geen belang bij dat het klooster verwoest zou worden. De koning begon. "Hoeveel is u de koning waard?" Dat was al een moeilijke vraag, want zeg je te weinig, dan is het niet goed en zeg je te veel, dan deugt het evenmin. De abt wist op het moment van de vraag in elk geval het antwoord nog niet.
De koning gaf nu het tweede raadsel op. "Hoeveel uur gaans is de wereld groot?" Weer wist de abt het antwoord niet onmiddellijk en hij zat dan ook met dit tweede raadsel lelijk in zijn maag.
En toen het derde. De koning zei zelf: "Dit derde raadsel is het allermoeilijkste. Maar ik moet van alle drie de oplossing horen. Als er ook maar één antwoord ontbreekt, wordt het klooster toch verwoest."
"Ja," zei de abt, "laat u mij nu het derde raadsel maar horen." Hij dacht: de andere twee ken ik ook niet, dus deze kan er nog wel bij. De koning zei: "Als ik over veertien dagen terugkom en ik zit bij u, dan moet u mij vertellen, wat ik denk op dat ogenblik, maar dat moet niet waar zijn. Dus, wat denk ik dan, dat niet waar is."
Nu sloeg de abt de schrik helemaal in de benen, want om dat te kunnen raden moest hij eigenlijk gedachten kunnen lezen. Maar hij was ook maar een heel gewone abt. De koning moest een beetje lachen, toen hij het gezicht van de abt zag. Ziezo, dacht hij, die heeft nu tenminste wel aardse zorgen, en hij reed tevreden weg.
De abt liep een paar dagen met een bedroefd en zorgelijk gezicht door het klooster. Anders was hij altijd vrolijk en opgewekt, maar nu niet. Want waar hij ook zocht, hij kon geen enkele oplossing vinden van de raadsels, die hem waren opgegeven. En na veertien dagen kwam de koning terug en dan zou hij toch de oplossingen moeten weten.
Nu was er ook een oude schaapherder in dienst van het klooster en die zag ook wel dat de abt heel anders was dan voordien. Op een morgen, toen hij met de schapen naar het veld wilde en de abt buiten liep, stapte hij naar hem toe. "Meneer de abt," vroeg hij, "is er iets bijzonders aan de hand? Anders bent u altijd zo opgewekt, maar de laatste dagen niet. Kan ik misschien ergens mee helpen?"
De abt werd een beetje kregel. Wat verbeeldde die schaapherder zich wel. Hij had zorgen, maar hoe zou nu zo'n schaapherder hem kunnen helpen. "Ga jij nou maar aan je werk. Ik heb zorgen, dat is waar. Maar jij bent maar een gewone schaapherder en hoe zou je mij dan kunnen helpen?"
"Och," zei de schaapherder, "twee weten er altijd meer dan een." Maar de abt vertelde hem niets en de schaapherder ging met zijn schapen naar het veld.
Er verliep een aantal dagen en de abt had nog steeds geen enkele oplossing gevonden en op de dertiende dag was hij ten einde raad. Toen opeens schoot hem te binnen, dat de schaapherder hem had willen helpen en hij dacht, dat zo'n man, die hele dagen buiten was en alleen, veel tijd had om na te denken. Misschien zou die hem toch op weg kunnen helpen.
Toen de schaapherder de avond van de dertiende dag met de schapen bij het klooster kwam, wachtte de abt hem al op. "Je hebt me laatst beloofd, dat je mij zou willen helpen," begon hij. "Dat wil ik nog wel," zei de schaapherder, "maar dan moet ik wel weten wat er aan de hand is." De abt vertelde hem toen, dat de volgende dag de koning zou komen. Dat de koning hem drie raadsels op had gegeven, die hij, de abt, de volgende dag zou moeten kunnen oplossen, omdat anders het klooster verwoest zou worden.
Nou, dat was een bedenkelijke zaak en de schaapherder krabde zich achter het oor. "Wat zijn dat dan voor raadsels?" vroeg hij.
De abt begon. "Het eerste is, wat is mij de koning waard?"
De schaapherder begon te lachen. "O, als het niet meer is. Dat raadsel weet ik al."
"Wat is dan het antwoord?" vroeg de abt gretig.
"Vertel eerst de andere ook maar," zei de schaapherder. "Dan zullen we wel eens zien."
De abt ging verder. "Het tweede raadsel is, hoeveel uur gaans de wereld groot is."
"Die ken ik ook al," zei de schaapherder.
"Maar het derde raadsel is het moeilijkste. Wat denkt de koning morgen, als hij bij mij zit, wat niet waar is." Daar moest de schaapherder zich nog een keer voor achter de oren krabben. "Die is niet mis," moest hij toegeven. "Daar zal ik nog eens een nacht over moeten denken, voor ik die weet."
"Maar nu weet ik nog niks," zei de abt. "Ik moet de raadsels weten, als de koning komt. Wat zijn nu de antwoorden van de eerste beide raadsels."
"Ja," zei toen de schaapherder. "Ik heb eigenlijk wel een voorstel. Als we nou morgen eens een dag ruilen. Ik heb altijd eens een keer, voor een dag maar, abt willen wezen. Met mooie kleren aan en goed van eten en drinken. Als ik nou morgen voor abt mag spelen en met de koning mag praten, dan zal ik zorgen, dat alles goed komt. Dan los ik de raadsels op." De abt voelde eigenlijk niet veel voor dit plan, maar wat kon hij anders. Hij kende geen enkele oplossing en toen spraken ze af, dat de schaapherder de volgende dag de plaats zou innemen van de abt en deze voor een dag op de schapen zou passen. Zo gebeurde.
De volgende morgen trok de schaapherder de mooie kleren van de abt aan en deze kreeg de vuile plunje van de schaapherder. De herder ging in de kamer van de abt zitten en wachtte, tot de koning kwam. Dat duurde niet eens zo erg lang en eerst praatten ze over alles en nog wat. Maar toen begon de koning. "Hoe staat het met de raadsels, die ik heb opgegeven. Hebt u daar nog veel aardse zorgen om gehad?" Hij lachte een beetje.
De schaapherder zei: "Och, dat viel nogal mee. Dat laatste raadsel was niet zo gemakkelijk, maar die beide andere vielen hard mee."
"O," was het antwoord van de koning, "zullen we dan maar gauw beginnen. Maar u weet het. Als een van de drie antwoorden niet goed is, wordt het klooster verwoest en met jullie allemaal heb ik dan ook een heel aardig plannetje."
"Ja, laten we maar beginnen," vond ook de schaapherder.
"Nou," zei de koning, "het eerste raadsel. Hoeveel is de koning waard?"
"Indertijd," zei de schaapherder, "hebben ze Christus verkocht voor dertig zilverlingen. De koning staat in rang een beetje lager dan Christus. Dus volgens mij is de koning negenentwintig zilverlingen waard."
De koning moest lachen om dit antwoord. Eén zilverling minder dan Christus. Dan sloeg de abt hem aardig hoog aan. "Dit antwoord is goed," zei de koning, "maar nu het volgende raadsel. Hoeveel uur gaans is de wereld groot?"
"Ja, kijk eens," zei de schaapherder. "Als ik 's morgens in het veld sta, dan zie ik de zon in het oosten opkomen. 's Middags staat hij pal in het zuiden en 's avonds in het westen. Maar de volgende morgen komt de zon weer op in het oosten. Als ik nu op de rand van de zon ga zitten en ik reis met de zon mee, dan ben ik in 24 uur de wereld rond. De wereld is dus 24 uur gaans groot."
De koning moest weer lachen. "Dat is een slim antwoord," zei hij. "Daar kan ik niks tegenin brengen. Maar nu het derde raadsel. Wat denk ik, nu ik hier bij u zit, wat niet waar is."
Toen begon de schaapherder hard te lachen. "Koning," zei hij, "wat denkt u op dit moment, dat niet waar is? U denkt op dit moment, dat u hier zit te praten met de abt van het klooster, maar dat is niet waar, want u praat met de schaapherder."
De koning was even verbluft over dit antwoord. Hij kende de abt ook niet zo goed en had het verschil met veertien dagen geleden niet eens gemerkt. Toen begon hij ook te lachen. "Ook dat antwoord moet ik goed rekenen," zei hij. "En als in dit klooster zelfs de schaapherder zulke slimme antwoorden kan geven, hoe knap moet dan de abt wel niet zijn. Ga heen in vrede en leef hier verder allemaal lang en gelukkig en zonder zorgen."
Daarop reed de koning weg en toen de abt gewaarschuwd werd, werd hem verteld hoe alles afgelopen was. De abt had de hele dag in angst gezeten, maar nu was hij zo blij, dat hij de schaapherder tot zijn naaste medewerker benoemde. Want je kon nooit weten, hoe hij hem nog eens weer nodig had. En daarmee was iedereen tevreden. Niet in het minst de schaapherder, die voortaan een heel wat gemakkelijker leven had.
*   *   *
Samenvatting
Een Gelders volkssprookje over drie lastige vragen. Een koning legt een abt drie vragen voor: 1) hoeveel is de koning waard? 2) hoeveel uur gaans is de wereld groot? 3) wat denk ik, dat niet waar is? Hij krijgt 14 dagen om een oplossing te zoeken anders wordt het klooster vernietigd. De abt krijgt hulp van een schaapherder die op alle drie de vragen de antwoorden weet.
Toelichting
Volgens Tjaard W.R. de Haan opgetekend in Beltrum.
Dit verhaaltype (AT 0922 - The King, the Abbot, and the Shepherd) is over de hele wereld bekend. Het wordt door geheel Europa verteld en hier en daar in Azië, Afrika en Amerika. Het is ontstaan in een joodse gemeenschap van het Midden-Oosten aan het begin van de 7e eeuw. Van daaruit verspreidde zich het verhaal en de eerste schriftelijke overlevering is van de Arabische historicus Ibn 'Abd el-Hakem, die in 871 overleed.
Deze historicus schreef in zijn boek 'De verovering van Egypte', hoe farao Necho aan zijn raadsheren drie raadsels voorlegde, die ze binnen een maand moesten beantwoorden: 1) hoeveel sterren staan er aan de hemel? 2) hoeveel dagloon ontvangt de zon? 3) wat doet God iedere dag? Een pottenbakker wist uiteindelijk de oplossing en de farao werd door zijn zoon afgezet en zat voortaan bedelend aan de stadspoort.
Vanuit het Midden-Oosten is het verhaal via Zuid-Frankrijk en Zuid-Duitsland over Europa verspreid. Zie o.a. de gebroeders Grimm: Het herdersjongetje.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen