donderdag 25 april 2024

Volksverhalen Almanak


De allerlaatste list van Hersch


Hersch Ostropoler deed nog vele malen van zich spreken; overal bedotte hij graven en boeren, bespotte hij rabbijnen en chassidiem. Gierige herbergiers en kooplui werden stevig ingepeperd, vrome geleerden en boekenwurmen kregen ongezouten kritiek op hun gewichtigdoenerij. Liegen en bedriegen kon Hersch als geen ander. Maar als we al zijn daden en streken zouden willen navertellen, zou het een oneindig verhaal worden. Dus om een lang verhaal kort te maken: op een dag werd de schelm oud en ziek.
Hersch voelde dat zijn levenseinde naderde en liet rabbi Baruch en zelfs graaf Krasnapolski naar zijn sterfbed komen. Daarnaast riep Hersch enkele bedelaars en zwendelaars bij zich met wie hij tijdens zijn strooptochten bevriend was geraakt. 'Nu ik niet lang meer te leven heb, heb ik besloten om mijn testament op te maken en al mijn bezittingen onder jullie te verdelen', sprak Hersch. 'Mijn landhuis is voor de rabbi, mijn meubels zijn voor Motke en mijn stallen met paarden voor de graaf. De rest is voor alle dak- en thuislozen.' 'Hoe zit dat, Hersch? Je bezit toch helemaal niks?' sprak de graaf verbaasd. 'Inderdaad', sprak Hersch. 'Ik ben nog steeds zo arm als Job, zo achenebbisj als een oude sjoelrat. Maar nu weten jullie in elk geval hoe wijs ik zou zijn geweest, wanneer ik werkelijk een grote erfenis te verdelen had.'
Daarna sprak iedereen een persoonlijk afscheidswoord tegen de stervende. 'Hersch, na je dood zul je een grote leegte bij ons achterlaten', zei rabbi Baruch droef. 'Ach rabbi, dat deed ik bij mijn leven al: een leegte achterlaten', sprak Hersch nog altijd scherp van geest. 'Velen van jullie hebben dat ondervonden, edellieden en rijke vrekken konden erover meepraten. Daarom heb ik besloten om u, graaf Krasnapolski, mijn armoede te schenken. Zodat u weet wat het is om niets te bezitten. Mijn levenslust is voor u, rabbi Baruch, zodat u uw laatste dagen niet in somberheid hoeft door te brengen. Ik vermaak mijn leugens aan al mijn oude zwerfvrienden, zodat zij het beste gereedschap in huis hebben om rijke dwazen te bedriegen. En de roem van mijn heldendaden is voor iedere nar en elke deugniet die in mijn voetsporen wil treden.'
'Tenslotte heb ik nog een laatste wens. Als ik dood ben, begraaf me dan in een goedkope, oude kist op het kerkhof voor de armen.' 'Waarom wil je dat, Hersch?, vroeg rabbi Baruch. 'Als je dood bent, maakt een oude of nieuwe kist voor jou toch niets meer uit?!' 'Rabbi, u weet dat ik nooit vroom en braaf heb geleefd', antwoordde Hersch. 'Als Gods engelen me komen halen om voor de hemelse Rechter te verschijnen, zal ik zeggen dat ik tijdens mijn leven al meer dan genoeg gestraft ben. De oude lijkkist is dan het bewijs van mijn levenslange armoede. Uit medelijden zullen de engelen me naar het hemelse paradijs begeleiden in plaats van naar de hel.' Dat was zijn allerlaatste list op aarde: de hemel om de tuin leiden.
Kort daarna stierf Hersch Ostropoler en werd zijn lichaam begraven op het armenkerkhof van Medziboz. Zijn ziel steeg op naar de hemelse gewesten en arriveerde bij de hemelpoort waar een waakengel hem enkele vragen stelde. 'Je naam?' 'Rabbi Baruch van Medziboz.' 'Dat lijkt me sterk, want die ziet er heel wat vromer en geleerder uit dan jij.' 'Je hebt gelijk', sprak Hersch. 'Ik ben dan ook graaf Krasnapolski uit Chmelnietski.' 'Dat valt eveneens te betwijfelen, want die staat bekend als een rijke en voorname man, geen schooier zoals jij. Wie ben je?' 'Goed dan, ik ben een gevallen engel die voor straf naar de aarde is gestuurd om te leren wat armoede is.' 'Ik geloof er helemaal niks van. Jij moet Hersch Ostropoler zijn, de beroemde nar en meesteroplichter.' 'Zeg engel, als je dat zo goed weet, waarom vraag je dan wie ik ben?!' 'Ik wilde weten of ik je zou kunnen doorgronden. Nu besef ik dat dat onmogelijk is', zei de engel.
Maar de engel was nog niet klaar met zijn verhoor. 'Volgende vraag: heb je tijdens je leven de armen geholpen?' 'Tijdens mijn vele zwerftochten ben ik nooit iemand tegengekomen die armer was dan ik', antwoordde Hersch. 'Wanneer ik mijzelf ergens uitnodigde en lang bleef hangen om mijn buik goed de kost te geven, heb ik daardoor de honger en armoede niet flink bestreden?!' 'En hoe zit het met de Tien Geboden? Hoe vaak heb je het gebod "Gij zult niet begeren" overtreden?' 'Ontelbare malen', zei Hersch. 'Maar ik heb er ook voor gezorgd dat rijken hun begeerte werd ontnomen, dus op die manier heb ik de wet buitengewoon goed in de gaten gehouden.' 'Het gebod "Gij zult niet liegen'', wat is daarvan terecht gekomen?' 'Ik heb de waarheid altijd heel eerlijk gelogen. Ik zou liegen als ik het tegendeel beweerde.' 'En het gebod van sjabbat, te rusten op de zevende dag? Heb je je daaraan gehouden?' 'Niemand heeft die wet meer nageleefd dan ik!', sprak Hersch. 'Er zijn mensen die het gebod om op sjabbat niet te werken slechts één keer per week opvolgen, maar bij mij gingen er vaak maanden voorbij zonder ook maar enige vorm van arbeid. In die tijd heb ik de sjabbat dagelijks strikt in acht genomen!' 'Kom maar binnen, Hersch', sprak de engel tot besluit. 'Want de hemel kan vrolijke figuren zoals jij goed gebruiken!'
En zo werd Hersch onsterfelijk. Als nar in strijd tegen narigheid zal hij eeuwig voortleven, als aartsvader der aartsleugenaars zal hij nimmer sterven. Ook zijn motto blijft altijd bestaan: de leugen is je beste vriend én de beste waarheid. Die waarheid trotseert de tijd, al gaat ze als een armoedzaaier over straat. Het schooierslied van Hersch galmt nog na, als echo van een verre stem.
Zonder huis ben ik al jong gebleven
heeft de armoe mij op straat gedreven
en ik was nog maar dertien jaren oud.
Ver van huis, dwalend over straten,
hield geen moeder mij meer in de gaten.
Verlaten was ik, hongerig en koud.
Maar ik ben Hersch, de grootste schelm op aarde,
de beurs van rijken schat ik snel op hun waarde.
Oplichterij, dat is een ware kunst,
wat zou ik wachten op een mensengunst?
Want als de rijken mij niets willen geven
en er geen kip is die omziet naar mijn leven,
dan heb ik altijd wel een list paraat.
Want ik ben Hersch, de koning van de straat.
Een edelman zal ik nooit wat vragen,
als bedelman vul ik zelf mijn maag en
ristel ik mijn kostje bij elkaar.
Voor kippenbout mag elk mij wakker maken,
wil ik al mijn bezigheden staken,
want dan is het paradijs even op aard'.
Ja, ik ben Hersch, de grootste schelm op aarde,
vrome rabbijnen die schatten mij op waarde.
Wanneer ik zondig tegen een gebod,
dan zeg ik: ach, de leugen is mijn lot.
God vergeeft de nar met al zijn streken,
eerder dan kwezels met hun vrome preken.
Veel plezier, dat is de wil van God,
dus ben ik Hersch, de allervroomste zot.
Op een dag zal ik niet meer zwerven,
langs kastelen, huizen, boerenerven,
dan is het met mijn schurkerij gedaan.
Als het graf zal ik straks eeuwig zwijgen,
niet langer leugens over mijn lippen krijgen
en op mijn grafsteen zal gebeiteld staan:
Hier ligt Hersch, de grootste schelm op aarde,
niemand die hem in grappen evenaarde.
Hij was schurk, een gannef, een schavuit,
maar levenslust dat was zijn grootste buit.
En in die schat mocht ieder altijd delen,
zijn narrigheid was steeds bestemd voor velen.
Al is hij dood, hij leeft nog altijd voort,
en hier ligt Hersch, nu eindelijk ongestoord.
*   *   *
Samenvatting
Een volksverhaal uit Polen.
Toelichting
In dit korte verhaal toont Hersch vlak voor zijn sterven dat de humor hem nog niet in de steek heeft gelaten. Historisch gezien is het onmogelijk dat rabbi Baruch bij het sterfbed van zijn hofnar is geweest.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen