zondag 3 november 2024

Volksverhalen Almanak


De Bladersteen


Een Molukse vrouw besloot om terug te gaan naar Indonesië. Ze had twee kinderen. Kaka was de oudste, een dochter. De jongste was een zoontje, die Adik heette. Een vervelend klein jongetje van vijf jaar. De man van de vrouw was overleden. Toen dacht ze: het leven hier in Nederland is moeilijk, ik kan beter teruggaan naar Indonesië, naar de Molukken.
Ze keerde terug naar haar oude dorp: een prachtig dorp, met houten woningen, een groot plein in het midden, een waterput, en daaromheen prachtige bomen, ontzettend groen, en daarin zongen de vogels. Ze maakten altijd muziek, die vogels. 's Morgens vroeg als je de vogels hoorde, dan dacht je gelijk: Wat heerlijk, ik ga weer werken.
Op een dag zei de vrouw tegen Kaka: "Pas op Adik. Ik ga weer eten zoeken."
Iedere dag was het heel heel moeilijk, heel zwaar.
"Als ik straks terugkom, dan gaan we samen eten."
Ze ging het bos in om naar eten te zoeken. Deze keer was het heel moeilijk, heel moeilijk om eten te vinden. Ze ging naar een baai bij de zee, en ze vond een visje, zo klein. Dat moesten ze met z'n drieën delen.
Ze ging met het visje terug en zei tegen Kaka: "Hier is een visje. Het middelste gedeelte is voor je broertje Adik. Het staartje mag jij hebben. Het kopje is voor mij. Maak het schoon, grill het, en als je er zin in hebt om het te eten, dan hoef je niet op mij te wachten. Maar bewaar het stukje met het kopje; dat is voor mij."
"Ja mamma, geen enkel probleem."
Maar eerst gingen ze met al de dorpskinderen spelen. Ze hadden nog lego meegenomen. Bij de Marskramer hadden ze nog balletjes gekocht. Al het leuke speelgoed werd met de kinderen gedeeld. En toen kreeg broertje honger en wilde naar huis.
"Kom Kaka, we gaan naar huis. Ik heb honger, ik wil eten."
"Goed, dan zal ik even het visje schoonmaken."
Het visje werd schoongemaakt, gegrilld en gestroopt. Toen ze klaar waren met eten, had het broertje nog honger.
"Ik wil nog meer!"
"Nee," zei Kaka, "nee, dat moeten we bewaren. Bewaren voor mamma."
Een poosje later kwam het broertje weer: "Ik heb weer honger, ik moet eten! Ik heb honger! Ik heb trek! Dat is niet genoeg voor mij! Ik wil eten!"
"Hou toch op met dat gezeur! Dat is voor mamma!"
Maar Adik begon iedere keer maar te gillen van: "Ik heb honger! Ik heb honger!"
Hier in Nederland had 'ie het beter gehad: dan kon 'ie naar Albert Heijn. Mamma zou wel geld gegeven hebben. Maar deze keer was het moeilijk.
"Ja, wat moet ik nou doen?" zei Kaka. "Zal ik het hem toch maar geven?"
Broertje was zo zielig. Nou uiteindelijk: "Alsjeblief. Voor jou! Maar als mamma straks kwaad wordt, dan is het jouw schuld!"
Adik at zijn buikje vol. Nou had 'ie eindelijk genoeg.
Mamma kwam terug. Ze was heel erg moe en ze had niets gevonden. Ze was verdrietig. Ze deed de deuren open en ging naar binnen. Ze waste haar gezicht en haar handen. Toen wilde ze lekker gaan eten. Er was geen vis op tafel. Alles was opgeruimd. Ze had toch opdracht gegeven dat ze het kopje van de vis moesten bewaren? Is het zo moeilijk om te luisteren? Misschien heeft Kaka het eten in de kast gezet. Ze deed de kastdeuren open en zocht... Nee, ook niks. Ze werd verdrietig. In Nederland had ze het al moeilijk, maar hier op de Molukken had ze het nog moeilijker. Toen ze zich omdraaide om het huis weer uit te lopen, misschien om weer naar zee te gaan om vis te zoeken, kwamen de twee kinderen aan.
"Hé mamma!"
"Ja, we hebben heerlijk gespeeld ennuh..."
"Ja, het was zo'n heerlijke vis."
Mamma lachte niet. Mamma was gewoon verdrietig.
"Kaka, kijk mamma aan..." begon ze te zeggen.
"Ja, mamma, ik zal het even uitleggen. Dat komt door Adik. Adik heeft het gedaan. Adik! Het is jouw schuld! Jij hebt alles gegeten."
"Ja, maar mamma, ik heb honger! Ik heb honger! Heeft u nog meer eten?"
Mamma zei niets en liep weg.
"Het is jouw schuld! Het is jouw schuld! Altijd heb jij honger! Wat is er toch aan de hand met jou?"
"Ja, nou ben ik moe. En ik wil gaan eten."
"Kom, we moeten achter mamma lopen!"
En heel snel wilden ze achter mamma aanlopen. Ze was weg. Kaka zag niets meer.
"De voetsporen! Kijk daar! Zie je die voetsporen daar. Nog een! Nog een!"
Ze renden achter mamma aan.
"Mamma, kom terug! Kom terug! Alsjeblieft, we zullen altijd luisteren! Altijd luisteren, mamma. Kom terug!"
De rots. De rots. Ooit had oma hun verteld dat er een Bladersteen was. En dat het heel ver van het dorp was. Maar opeens zagen ze hem: de rots, de enge rots. De Bladersteen. Heel dichtbij. Ze zagen mamma daar lopen.
Adik gilde: "Mamma, mamma, kom terug!"
Bijna was ze d'r. Ze hielden elkaar vast. De Bladersteen ging open... zo ging mamma naar binnen.
"Mamma, alstublieft, kom terug. We zullen altijd naar u luisteren."
Fatu bedahum, fatu labadanke
Fuka mulutu, tenankang betah
Fuka mulutu, tenankang betah.
"Ik ben zo moe. Het leven is hard. Ik kan het niet meer aan. Ik schuil in de Bladersteen."
De kinderen huilen en zingen kei- en keihard:
Gunala apah, hidukla sirniri
Sedankan ibu, sudader adah
Idup sindiri, telanu susah.
Wat heeft het leven nog zin om zonder moeder te leven? Wat heeft het voor zin?
Fatu bedahum, fatu bedahum, fatu bedahum, fatu bedahum...

(Deze Molukse sage werd verteld door de Molukse vertelster Jo Uneputty)
*   *   *
Samenvatting
Een sage uit de Molukken. Een vrouw keert met haar kinderen terug naar de Molukken. Zij kan slechts met de grootste moeite haar eten bij elkaar scharrelen. Als het zoontje meer eet dan hem toekomt, verdwijnt de moeder verdrietig in de Bladersteen.
Toelichting
Jo Uneputty, Molukse, geboren in getogen in Nederland vertelt parels uit de Molukse traditie. Naast verhalenverteller is zij ook dichter.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen