dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De dochters van de koopman


Er was eens een schatrijk koopman, genaamd Marcone, die drie knappe dochters had: Sabella, Cenza en Sapia Liccarda. Toen hij nu voor zaken op reis moest liet hij, daar hij de twee oudste kende als onverbeterlijke flirten, voor zijn vertrek alle ramen van zijn huis dichtspijkeren en gaf aan elk van de dochters een ring met bijzondere stenen, die met vlekken overdekt werden als de draagster onbehoorlijke dingen deed.
De vader had zich nog maar amper van Villaperta (zo heette die stad) verwijderd, toen de twee zusters tegen de ramen gingen opklauteren, om zich aan de bovenste venstertjes te vertonen, hoezeer ook Sapia Liccarda, de kleinste, zich er hevig tegen verzette en schreeuwde, dat het hier geen huis van vermaak was, om zulke ondeugende streken uit te halen.
Pal tegenover hun huis lag het paleis van de koning en de drie koningszoons Ceccariello, Grazullo en Tore kregen de jonge meisjes, die er knap uitzagen, in de gaten en begonnen knipoogjes te geven. Vervolgens kwamen zij tot handkussen, van handkusjes tot woorden, van woorden tot beloften en van beloften tot daden.
En op een avond, toen de zon ging rentenieren om niet te kibbelen met de nacht, beklommen alle drie het huis van de drie zusters; en de twee oudste broers werden het eens met de twee oudste zussen, doch toen de derde, Tore, de hand wilde reiken aan Sapia Liccarda, ontsnapte deze als een aal, sloot zich op in een kamer en barricadeerde die zo stevig, dat het niet mogelijk was, ze te openen; zodat de arme jongen de hapjes van zijn broers kon blijven tellen en terwijl deze de zakken in de molen laadden, de muilezel mocht vast houden.
In de morgen, toen de vogels, de trompetters van de dageraad, het 'allen te paard' schetterden, opdat de uren van de dag zich in het zadel zouden zetten, vertrokken de twee oudste broers, blij en voldaan, en de jongste was ontroostbaar om de slechte nacht.
De beide zusters waren dadelijk in blijde verwachting, maar zij hadden daar niet veel plezier van, zoveel zei Sapia Liccarda er over en altijd kwam het daarop neer, dat het hun enkel en alleen ruzie en ellende brengen kon en je de poppen aan het dansen zou krijgen, wanneer vader thuis kwam.
Intussen groeide het verlangen, dat Tore voor Sapia Liccarda had opgevat; gedeeltelijk om haar schoonheid, gedeeltelijk ook, omdat hij een blauwtje gelopen had en daardoor beledigd was. En de jongeman sprak met haar oudere zusters af, haar in de val te laten lopen, wanneer zij dit juist het minste verwachtte; en deze namen op zich, haar zo ver te brengen, dat zij hem in zijn eigen huis zou komen opzoeken.
Op een dag riepen zij dan Sapia en zeiden tegen haar: "Zusterlief, het is nu een feit. Ach, hadden wij maar naar goede raad geluisterd! Als wij begrepen hadden, wat recht is, zouden wij zeker niet de eer van het huis te schande gemaakt hebben. Dan zou niet gebeurd zijn wat nu een feit is, zoals je zien kunt. Maar wat kunnen wij er tegen doen? Het staat al te ver met de zaak. Daarom kunnen wij ons niet indenken, dat jouw minachting ons tot het uiterste drijft en ons buiten deze wereld wenst te zien; en wij geloven, dat jij, zo niet door ons, dan tenminste door de arme schepseltjes, die wij bij ons dragen, tot medelijden met onze toestand bewogen zult worden!"
"De hemel weet," antwoordde Sapia Liccarda, "hoe zeer mijn harte weent om de dwaling, die jullie bedreven hebben, met de gedachte aan de schande van nu en aan de straf, die jullie wacht, wanneer vader terugkomt en deze grote smaad, zijn huis aangedaan, vindt; en ik zou een vinger van mijn hand willen geven, als dit lelijke zaakje niet gepasseerd was. Maar nu de duivel jullie het licht uit de ogen ontnomen heeft, zeg mij, wat ik kan doen, mits het met mijn eer strookt; want per slot trekt mij het familiebloed, en medelijden met jullie lot is mij een prikkel en ik zou mijn leven zelf inzetten, om goed te maken wat gebeurd is!"
De zusters lieten haar uitspreken en zeiden haar daarna: "Wij verlangen geen ander teken van je genegenheid dan dat jij ons een stuk brood verschaft van dat, welk de koning eet, want wij hebben daar zoveel trek in gekregen, dat er, als je dit verlangen niet bij ons wegneemt, kans bestaat, dat onze kinderen geboren worden met een broodje op het puntje van hun neus. Doe ons daarom dat pleziertje, als je een goed christen bent: wij zullen je uit het raam laten zakken waardoor de zoons van de koning naar binnen geklommen zijn en je als bedelaar verkleden en dan zul je niet herkend worden!"
Sapia Liccarda had medelijden met de arme kindertjes, die ter wereld moesten komen en hulde zich daarom in een lompenzak en nam een vlashekel op de schouder en begaf zich - toen de zon trofeeën van licht oprichtte ter ere van de overwinning, behaald op de nacht - naar het paleis van de koning om een stuk brood te bedelen; en toen zij deze aalmoes gekregen had en zich opmaakte om weg te gaan, viel Tore, die van de gemene afspraak op de hoogte was, haar dadelijk aan.
Doch toen hij haar wilde pakken draaide Sapia zich om en deed hem in de hekel grijpen; zodat hij zich vrij erg krabde en een paar dagen een lelijk toegetakelde hand hield.
Toen de zusters het brood in hun bezit hadden en de honger van de ongelukkige Tore toenam, staken zij weer de hoofden bij elkaar en na een paar dagen gingen zij Sapia opnieuw aansporen en beweerden nu, dat zij trek hadden in twee peren uit de tuin van de koning; en Sapia verkleedde zich weer en liep de tuin in. Hier vond zij Tore die dadelijk de bedelaar herkende, en toen hij hoorde, dat zij de peren vroeg, wilde hij persoonlijk in een boom klimmen, en hij plukte een paar peren en wierp ze Sapia in de schoot. Doch toen hij aanstalten maakte, naar beneden te komen en haar te grijpen, nam zij vlug de ladder weg en liet hem daar boven in het gebladerte zo hard schreeuwen, dat hij er de vogels mee wegjoeg. Als niet toevallig een tuinman gekomen was om wat kropjes sla te plukken, die hem hielp naar beneden te komen, zou hij de hele nacht daar gebleven zijn; een reden voor hem, om in zijn handen te bijten van spijt en te dreigen, verschrikkelijk wraak te zullen nemen.
Nu gaven de beide zusters, zoals aan de hemel behaagde, het levenslicht aan twee flinke knaapjes en zij zeiden tegen Sapia: "Wij zijn totaal verloren, lieve zus van ons, als jij niet besluit, ons te helpen, want nu kan het nog maar kort duren, of vader komt thuis, en als hij dan vindt, welke slechte dienst wij aan zijn huis bewezen hebben, zal hij zich op die wijze jegens ons gedragen, dat onze oren het meeste te verduren krijgen. Ga daarom naar beneden en dan zullen wij je in een mand deze twee baby'tjes aanreiken en breng jij ze naar hun vaders, opdat die er voor zorgen!"
Sapia Liccarda, die heel hulpvaardig was, ofschoon ze dit lastige karwei voor de domheid van haar zusters liever niet opknapte, liet zich overhalen, naar beneden op straat te gaan; en nadat zij zich de kindertjes had laten aanreiken bracht zij ze naar de kamers van hun vaders, die daar op het ogenblik niet waren, en legde ze elk in ieders eigen bed, waarnaar zij grondig geïnformeerd had. Vervolgens ging zij Tore's kamer binnen en legde onder de bedgordijnen een grote steen; en zij keerde naar huis terug.
En toen de prinsen in hun kamers kwamen en die flinke jongetjes vonden met de namen van hun vaders op een kaartje geschreven op hun borst genaaid, ondervonden zij grote vreugde. Doch Tore, die woedend was, omdat alleen hij niet in staat was geweest voor kindertjes te zorgen, liet zich op zijn bed vallen en stiet met zijn hoofd zo hard tegen de steen, dat hij een flinke buil kreeg.
In deze tijd keerde de koopman van zijn reis terug en dadelijk wilde hij de ringen van zijn dochters zien, en toen hij die van de beide oudste geheel bevlekt vond, maakte hij een hels spektakel; en reeds wilde hij haar op de pijnbank leggen en haar tuchtigen, om achter de waarheid te komen, toen de zoons van de koning zich aan hem vertoonden en hem de drie dochters tot vrouw vroegen.
De beste man stond er onthutst van en meende eerst, dat zij hem voor de gek hielden. Doch toen hij daarna te weten kwam, wat er tussen hen was voorgevallen en van de kinderen hoorde, die er het gevolg van waren, prees hij zich gelukkig; en zij spraken af, die zelfde avond de bruiloft te vieren.
Sapia, die haar kwade geweten voelde, toen zij terugdacht aan de smaad, Tore aangedaan, besefte niettemin, ofschoon zij met zoveel aandrang aan haar vader om haar hand hoorde vragen, dat niet ieder kruid fijn geurende kruizemunt is en dat deze mantel niet zonder stugge haren was. Zij zorgde er dus voor, dadelijk een mooi beeld van deeg te kneden, en legde dit in een grote mand en bedekte het met wat kleren.
's Avonds, vóór het bal begon, opperde zij het voorwendsel, dat zij een hartaanval gekregen had en trok zich als eerste in de slaapkamer terug, waar zij de mand liet brengen om zich - dat zei ze - te verkleden. Alleen gebleven nam zij uit de mand het beeld, legde het in bed en schikte het tussen de lakens en daarna verborg zij zich achter de gordijnen en wachtte af, hoe dit zaakje zou aflopen.
Toen het ogenblik kwam, dat de paartjes naar bed gingen, kwam Tore bij zijn bed en in de mening, dat Sapia er in lag, zei hij tegen haar: "Nu zul je mij betalen, gemenerd, alle ergernis die je mij bezorgd hebt; nu zul je zien, wat het voor een krekel betekent, met een olifant te strijden; nu zul jij in één keer voor alles tegelijk boeten. Ik wil je de haspel in herinnering brengen, de ladder die je van onder de boom wegnam en alle andere streken, die je mij gelapt hebt!"
Bij deze woorden greep hij een dolk en stak deze door en door; en nog niet voldaan, voegde hij er aan toe: "En nu wil ik ook nog je bloed drinken!" En hij trok de dolk uit het beeld en likte hem af. En toen proefde hij de zoete smaak en rook de geur van muskus, waarmee het beeld bestrooid was. Hij had toen dadelijk berouw, een meisje doorboord en gedood te hebben, dat zo zoet was en zo heerlijk geurde en hij begon zijn woede te bejammeren en sprak woorden, die stenen zouden vermurwen, noemde zijn hart gal en vergift het staal, die zo'n zoet en zacht wezen hadden kunnen krenken.
En na lange tijd wanhopig gezucht te hebben hief hij zijn hand met de dolk, om zichzelf te doorsteken. Doch Sapia sprong vlug van de plaats waar zij stond tevoorschijn, om zijn hand tegen te houden en sprak: "Stop, Tore! Laat je handen zakken! Hier zie je een stuk van wat je beweent. Hier ben ik, gezond en springlevend, om jou levend en gezond te zien! Houd me niet voor verstokt, voor één van schapenleer, al heb ik je ook slecht bejegend en enig ongenoegen berokkend, want dit gebeurde alleen om jouw standvastigheid en trouw te onderzoeken en te peilen. En dit laatste bedrog heb ik toegepast om mij te beveiligen tegen de woede van een vertoornd hart!" En zo vroeg zij hem vergiffenis voor alles wat gebeurd was.
De jongeman omhelsde haar met grote liefde en liet haar naast zich neervlijen en zij verzoenden zich; en na zoveel misère smaakte hem hun samenzijn veel zoeter en hij achtte dat beetje terughoudendheid van zijn vrouw veel hoger dan de gemakkelijkheid van de schoonzusjes. Want de gulden middenweg wordt toch maar steeds het meest geapprecieerd.
*   *   *
Samenvatting
Een volkssprookje uit Italië.
Toelichting
Uit de Pentamerone (Lo cunto de li cunti overo lo trattenemiento de peccerille - Het sprookje der sprookjes, of Vermaak voor de kleinen) van Giambattista Basile (Derde dag, vierde sprookje).
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Italiaansche volkssprookjes" bewerkt naar de Pentamerone van G. Basile door Rien Valkhoff, illustraties van Frans Lammers. Uitgeversmaatschappij W. de Haan N.V., Utrecht, 1948.
Populair
Verder lezen