De dwergboompjes
Een van de meest originele creaties van de Japanse boomcultuur is het dwergboompje. Sommige exemplaren kunnen vijftig tot honderd jaar oud worden; andere zelfs tweehonderd jaar, maar zij blijven steeds even klein. De zaadjes waaruit deze miniatuurboompjes moeten groeien, plaatst men eerst in kleine potjes om ze te laten ontkiemen. Men wacht dan tot de wortels alle omringende aarde tot zich hebben getrokken en plaatst de jonge spruit in een iets grotere pot. Dit proces herhaalt men enige malen, waarbij het boompje bijna geen water krijgt en een gedeelte van de wortels wordt gecoupeerd. De takjes worden aan de stam of aan elkaar gebonden, zodat het boompje zich moeilijk kan ontwikkelen. Op die manier krijgt men na verloop van tijd boompjes die niet hoger worden dan een halve meter en niet breder dan ongeveer tien centimeter.
De enige rijkdom die Tomonari en zijn vrouw Toeyama bezaten, waren drie dwergboompjes: een sparretje van honderd jaar, een pijnboompje van honderdtwintig en een arbeel van tweehonderd jaar.
Zij vertroetelden deze boompjes als hun kinderen, stoften hen met een fijn borsteltje af en begoten ze met gekookt water.
Hoewel deze mensen zo arm als de mieren waren, was het nog nooit in hun hoofd opgekomen een van de boompjes te verkopen, ook al wisten zij dat zij er een goede prijs voor zouden kunnen maken.
Op een avond zaten zij voor hun karig maal en slurpten daarbij slappe thee, terwijl de koude wind door de spleten van hun huisje naar binnen woei en buiten grote sneeuwvlokken vielen. Er werd driemaal aan de deur geklopt en toen Tomonari opendeed, zag hij een oude bedelmonnik voor zich staan, wiens pij met sneeuw was bedekt.
"Neemt u mij niet kwalijk," stamelde de priester, "maar ik sterf bijna van de honger en de kou. Wilt u mij niet voor een tijdje onderdak verschaffen?"
"Beste man," antwoordde Tomonari, "het zou ons een groot genoegen zijn, maar wij rillen zelf van de kou en wij hebben nog maar één rijstkoek in huis."
"Bij de liefde van Boeddha," smeekte de monnik, "laat mij toch niet voor uw deur staan! Mijn krachten zijn uitgeput."
Inderdaad zag de priester er zo vermoeid en verkleumd uit dat Tomonari medelijden met hem kreeg en hem inviteerde binnen te komen. De monnik schudde eerst de sneeuw van zijn pij en ging toen gehurkt op de koude grond zitten. Toeyama spoedde zich naar de keuken, haalde het laatste restje eten dat zij nog bezaten voor den dag en zette het de priester voor. Hij liet zich de rijstkoek goed smaken, maar hij rilde over zijn gehele lichaam. "Ik heb, geloof ik, kou gevat," zei hij verontschuldigend, "ik ben al de hele dag onderweg."
"Wij moeten een vuurtje stoken," zei Toeyama.
"Hoe wil je dat doen?" vroeg Tomonari haar. "Wij hebben immers geen stukje hout in huis. Tenzij..."
"Tenzij wat?" vroeg zijn vrouw weer.
"Tenzij wij onze dwergboompjes verbranden."
"Onmogelijk!" zei zij vastbesloten. "Er is niets waar wij zo aan gehecht zijn."
"Heeft Boeddha zelf niet gepredikt dat wij ons niet aan aards bezit mogen hechten? En moeten wij niet alles aan onze naasten schenken, wanneer zij in nood verkeren? Denk aan het konijn, dat Boeddha zijn leerlingen als voorbeeld voor ogen stelde! Het dier kon een arme bedelaar geen aalmoes geven en bood toen zijn eigen lichaam als spijs aan. Ook wij mogen niet aarzelen het beste wat wij bezitten aan een volgeling van Boeddha aan te bieden."
Zo sprak Tomonari, terwijl de monnik langzaam in slaap was gesukkeld. "Ik geloof dat de arme man koorts heeft," meende zijn vrouw. "Laten wij maar een boompje offeren."
Zij werden het erover eens dat de honderdjarige spar zou worden verbrand. Met tranen in de ogen zagen zij hoe hun lievelingsboom door het vuur werd verteerd. De monnik scheen te herleven en kroop zo dicht mogelijk bij het vuur. Maar dat doofde helaas al spoedig. Het echtpaar offerde nu ook de twee andere boompjes op en een behaaglijke warmte verspreidde zich door de kamer.
"Moge Boeddha u belonen!" sprak de monnik, "en moge u later het nirvana bereiken, waar geen lijden en geen verlangen meer bestaat."
* * *
Samenvatting
Een Japans boeddhistisch verhaal over drie bonsai-boompjes. Tomonari en zijn vrouw Toeyama zijn in het bezit van drie dwergboompjes, die ze verzorgen als waren het hun kinderen. Een monnik komt in een winterse bui bij hen aan de deur en ze laten de zieke man naar binnen, ondanks dat ze weinig eten en geen vuur hebben. De enige oplossing is het verbranden van hun dierbare dwergboompjes.
Toelichting
Het verhaal van het konijn is Het haasje in de maan.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Japan
- Verhaalsoort: volksverhaal, boeddhistisch-verhaal
- Religie: boeddhisme
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 5 minuten
Thema
Bron
"Japanse sagen en verhalen" door M.A. Prick van Wely. Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, 1979. ISBN: 90-228-3346-1.
Populair
Verder lezen