De granaatappels
Een koning had een zwaarmoedige zoon. Was hij niet depressief, dan was hij wel gedeprimeerd. Hoe dan ook, nog nooit had iemand hem zien lachen. Eigenlijk kon hij nergens om lachen; geen vermaak, geen afleiding vond hij de moeite waard. De koning wist zich allang geen raad meer. Om zijn zoon aan het lachen te krijgen had hij al van alles geprobeerd. Er waren tovenaars aan het hof verschenen, de beste en beroemdste artsen uit alle delen van de wereld hadden de zoon onderzocht en adviezen gegeven, talloze hofnarren hadden hun kunsten vertoond.
Op zekere dag had de koning toch nog een idee: op het plein voor het paleis liet hij drie klaterende fonteinen aanleggen: één met wijn, één met olie en één met azijn. Hij nodigde de mensen in de stad uit om te komen halen wat ze konden gebruiken. En dat gebeurde ook. De mensen dromden naar het plein en haalden wat ze konden krijgen. Er werd geduwd en geslagen. Het leek wel een gekkenhuis. De mensen waren door het dolle heen.
De prins bekeek het tafereel door een raam van het paleis zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken. Zeven dagen later waren de voorraden vrijwel op. Alleen de oliefontein druppelde nog wat toen een oud vrouwtje met een grote fles kwam aanzetten. Ze liet de fles druppeltje voor druppeltje vollopen, maar omdat het nogal lang duurde en ze al die tijd in een ongemakkelijke houding moest staan, begon ze ongeduldig te worden. De prins, die nog steeds uit het raam stond te kijken, nam een steen, wachtte tot de fles van het vrouwtje bijna vol was en mikte toen zo precies dat de fles uiteenspatte.
Hij lachte zich kapot.
Het oude vrouwtje werd woedend op hem en zei: "Ha! Je bent het lachen dus toch nog niet verleerd, vlegel dat je bent. Maar weet wel dat je nooit gelukkig zult zijn zonder een meisje van melk en bloed."
Deze woorden maakten de prins zwaarmoediger dan ooit. Hij zei tegen zijn vader dat hij de wereld in wilde trekken om een meisje te vinden van melk en bloed. Met een gevulde beurs trok hij eropuit. Hij wandelde en wandelde, zag veel steden en veel landen, maar het meisje dat hij zocht, vond hij niet.
Op zekere ochtend kwam hij in een bos. Het bleek zo ongelooflijk groot dat de koningszoon dagenlang liep zonder iemand tegen te komen. Lopen maakt dorstig, maar nergens was water te vinden. Er was zelfs geen huis waar hij om water had kunnen aankloppen. Hij besloot erbij te gaan zitten, want hij was te moe om nog door te lopen. Nadat hij enigszins was uitgerust, zag hij opeens een boom met drie granaatappels. Ha, dacht de prins, daar lust ik er wel een van: een appeltje tegen de dorst!
Hij plukte een appel, sneed hem door en ziedaar, er sprong een meisje uit. Wit en rood van melk en bloed. De prins zei tegen haar: "Ga je met me mee en wil je bij me blijven?"
"Heb je te eten en te drinken voor mij?"
"Nee."
"Dan blijf ik niet bij jou."
Ze keerde terug in de granaatappel en de appel verdween tussen de bladeren. De prins plukte een andere appel, sneed hem door en ook dit keer sprong er een meisje uit. Ook zij vroeg aan hem of hij te eten en te drinken had, en ook dit keer moest hij nee verkopen. Net als het eerste meisje wilde ook dit meisje niet bij de prins blijven. Vervolgens plukte hij de derde appel. Alweer kwam er een meisje uit van melk en bloed, maar dit keer beantwoordde hij haar vraag met ja.
"Dan blijf ik bij jou," zei het meisje.
Ze vertelde dat ze was betoverd door een boze tovenares die alle meisjes in granaatappels had opgesloten. Ze hadden een toverzweepje, een hazelnoot, een amandel en een walnoot voor de heks moeten bewaren, wat haar nu goed van pas kwam. Ze sloeg met het zweepje en sprak: "Geef me een koets met paarden." En meteen verscheen er een prachtige koets met vier witte paarden ervoor. Het meisje en de prins stapten in en reden weg. De heks, een oude vrouw, keerde even later bij de boom terug en zag dat er nog maar twee granaatappels aan hingen. Ze liet de twee andere meisjes eruit en vroeg heel grimmig: "Waar is Caterina?"
De twee meisjes vertelden dat er een koningszoon langs was gekomen die Caterina had verlost. Daarop werd de oude heks zo ziedend, dat ze onmiddellijk de achtervolging inzette. Caterina was een schrander kind en had allang in de gaten dat ze achterna werden gezeten door de oude kol. Toen ze de heks dichterbij zag komen, wierp ze de walnoot weg. Op de plek waar de noot viel verrees prompt een kapel, terwijl het meisje in een priester veranderde en de prins in een geestelijke.
De oude vrouw ging de kapel binnen.
"Hebt u een meisje en een jongeling langs zien lopen?"
"U wenst?" antwoordde de geestelijke. "Wilt u misschien de mis bijwonen? De klokken luiden al."
"Onzin! Ik wil alleen maar weten of u een meisje en een jongeling hebt gezien," zei de oude heks.
"Wilt u de zegen ontvangen? Het zal u goed doen. Of wilt u misschien biechten?"
De geestelijke maakte de oude heks zo in de war, dat ze vertrok. Het meisje en de prins stapten weer in de koets en reden door. De oude vrouw keerde terug naar de twee meisjes.
Toen ze zag dat het derde meisje ook de hazelnoot had meegenomen die ze voor haar had moeten bewaren, gaf de oude kol een gil van verbijstering en riep: "Heilige Maria! Heeft Caterina ook de hazelnoot meegenomen?"
"Natuurlijk," antwoordden de twee meisjes.
Opnieuw zette de oude vrouw de achtervolging in. Toen ze op het punt stond om Caterina in te halen, gooide Caterina de hazelnoot weg. Op de plek waar de hazelnoot was terechtgekomen, schoot een prachtige tuin uit de grond. Caterina was in een tuinierster veranderd en de prins in een tuinder.
"Hebt u misschien een meisje en een jongeling gezien?" vroeg de heks aan de tuinierster.
"U wenst?" zei de tuinierster. "Wilt u een bos rozen? Ik kan ze meteen voor u plukken."
"Rozen, onzin! Ik wil..."
"Nu weet ik het. U wilt een bos acaciabloemen. Ik haal ze wel even..."
Kortom, ook de tuinierster maakte de oude heks zo in de war, dat ze rechtsomkeer maakte en de twee hun reis voort konden zetten. De oude vrouw wilde van de twee meisjes weten: "Heeft Caterina ook de amandel meegenomen?"
"Ja, ze heeft alles meegenomen, zelfs het toverzweepje."
"O jee, wat ben ik stom. Als ik haar te pakken krijg, dan zwaait er wat!"
En weer begon ze te rennen. Ze rende zo hard ze kon en omdat ze een heks was, haalde ze Caterina natuurlijk spoedig in. Maar Caterina was niet dom en zodra ze de oude tovenares aan zag komen, wierp ze de amandel weg. Plotsklaps verscheen er een woeste rivier die net als andere rivieren vol water was. Maar zodra iemand een voet in het water zette, werd hem de pas afgesneden, want het water van deze rivier was zo scherp als een mes. De heks kon dus niet verder. Uiteindelijk besloot ze het toch te wagen en sprong in het water. Het duurde niet lang of ze was in kleine stukjes gesneden. Zo was het water haar dood geworden. De rivier verdween zoals hij was gekomen en de betoveringen verloren hun kracht. De prins keerde met Caterina terug om de andere meisjes op te halen en samen reden ze naar het paleis.
De prins huwde met Caterina, de jongste van de drie meisjes, en huwelijkte de andere meisjes uit aan twee prinsen. Zo werd een zwaarmoedige prins toch nog vrolijk.
* * *
Samenvatting
Een Italiaans sprookje over een sombere jongen en een heks. Een sombere koningszoon wordt weer vrolijk en levenslustig na een hele reeks avonturen met een heks en een granaatappelmeisje.
Trefwoorden
kapel, prinses aan het lachen maken, depressief, tuin, amandel, tuinier, walnoot, somber, heksenverhaal, italië, granaatappel, volksverhaal, hazelnoot, prins, priester, volkssprookje, rivier, heks, zwaarmoedig, bloemen, water, onttoveringssprookje
Basisinformatie
- Herkomst: Italië
- Verhaalsoort: heksenverhaal, volkssprookje, volksverhaal, onttoveringssprookje
- Leeftijd: vanaf 11 jaar
- Verteltijd: ca. 9 minuten
Thema
Bron
"Heksensprookjes. Sagen, sprookjes en mythen over magische vrouwen" vertaald door Gerrit J. ten Bloemendaal. Elmar, Rijswijk, 2003. ISBN: 90-389-1428-8
Populair
Verder lezen