De Koning der Wateren
Er was eens - wanneer precies weet niemand meer - ergens aan de oever van een rivier een groot dorp. En in dat dorp waren, zoals bijna in ieder dorp, veel flinke jongens en nog meer knappe meisjes.
Nu gebeurde het eens op een mooie warme zomerdag, dat de meisjes bij elkaar kwamen op het marktplein en met elkander afspraken om in de naburige rivier te gaan baden. In een vrolijke stoet trokken de meisjes het dorp uit naar een weiland dat daar dichtbij aan de rivier lag en al spoedig plasten allen onder luid gelach en geroep in het heldere water van de rivier rond.
Daarna, toen ieder zich in het koele water heerlijk had verfrist, gingen de meisjes aan de kant van de rivier in het gras zitten om zich nog wat in de zon te koesteren. En toen had je eens moeten horen! Het was net of er een zwerm spreeuwen op dat weiland was neergestreken, zo'n gekwetter en gesnater steeg er uit die troep meisjes op.
Waar ze het allemaal over hadden? Nou, waar zouden vrolijke jonge meisjes op een mooie zonnige zomerdag het over hebben. Over de liefde natuurlijk.
Ieder van hen had onder de jongens van het dorp wel een vriend of een verloofde en als je al de verhalen van die meisjes zou moeten geloven, dan telde het dorp alleen maar jongens, zoals er geen andere op de wereld waren te vinden in schoonheid, kracht en moed.
Tussen al die meisjes, die elkaar daar zo vrolijk aan het vertellen waren wat voor een knappe en flinke vriend ze wel hadden, zat er echter één die helemaal niets zei en alleen maar stilletjes voor zich uit zat te kijken. Het was een arme wees die in het dorp werd grootgebracht en Frosia heette. Maar al bezat Frosia dan geen geld of goed, met één ding was ze rijkelijker bedeeld dan zelfs het rijkste meisje van het dorp: met schoonheid. Met haar slanke gestalte, haar blanke huidskleur, haar goudblonde haar en een paar ogen zo blauw als vergeet-me-nietjes was ze zó wonderlijk mooi, dat zelfs de zon er plezier in kreeg en zijn stralen over haar lokken liet dansen, tot ze glansden en schitterden als waren ze van louter goud.
"En jij, Frosia, heb jij geen vriend? En wie is het? En waar woont hij? Is hij rijk? Is hij mooi en knap? Is hij..." zo klonk het van alle kanten uit de troep meisjes en ze gingen allen in een kring om het arme meisje staan. "Hoe zou ik, een arme wees, een rijke en knappe vriend kunnen hebben," zei Frosia met terneer geslagen ogen, "niemand wil mij immers hebben, of het zou misschien alleen de groene waterslang moeten zijn." En beschaamd wilde het meisje zich uit de kring van haar vriendinnen terugtrekken om naar huis te gaan.
Maar kijk, wat gebeurde daar! Nauwelijks had Frosia die laatste woorden gesproken, of uit de troep meisjes klonk een angstig geschreeuw op: "Een slang! Een slang! Kijk, een slang!" En in grote schrik stoof het hele troepje uiteen en vluchtte naar alle kanten, zodat alleen Frosia op het weiland achter bleef.
En ja hoor, door het riet aan de kant van de rivier bewoog zich ritselend een grote groene waterslang, die snel op de oever kroop, recht op Frosia toe. Die verbleekte van angst en was zó geschrokken, dat ze geen voet kon verzetten en alleen maar met grote verschrikte ogen de groene slang op zich af kon zien komen.
Deze was Frosia nu heel dicht genaderd en richtte zich plotseling sissend vlak voor het meisje op. De arme wees opende de mond al om een schrille angstkreet uit te stoten, toen er opeens iets gebeurde...
Op de plaats waar zojuist nog het lelijke sissende reptiel zich had opgericht, stond daar een verblindend schone jonge man. Een lange golvende mantel van glanzende groene zijde, bespikkeld met gouden druppeltjes, hing hem om de schouders en op zijn kastanjebruine lokken stond een baret van groen fluweel waarop een witte waterlelie was gestoken.
"Is het waar, Frosia," zo klonk een stem, krachtig maar tegelijk zoet als honing, "dat je net hebt gezegd, dat alleen de groene waterslang jou zou willen hebben?"
De arme Frosia was zo mogelijk nog erger geschrokken dan toen de slang op haar af was gekomen en keek de jonge prins alleen maar met grote verschrikte ogen aan.
"Je moet niet bang zijn," hernam deze, "ik ben niet maar een gewone groene waterslang. Ik ben de Koning der Wateren. Daar beneden onder het blauwe water, op het gouden zand van de rivierbodem ligt mijn paleis van kristal. En mijn onderdanen zijn al de grote en kleine vissen, de kikvorsen, de waterslangen en alle andere waterdieren die in de rivieren, beekjes en meren van de hele wereld wonen."
En toen Frosia nog maar altijd niets zei en de schone jonkman alleen maar met ogen aankeek waarin de tranen van geluk begonnen te glinsteren, nam deze het meisje in zijn armen, tilde haar op en droeg haar zo de rivier in.
Dadelijk weken de golven opzij en een lange trap van blauw saffier werd zichtbaar, die omlaag voerde naar de rivierbodem waar het kristallen paleis van de Koning der Wateren lag. En daar leefde Frosia toen naast de Koning der Wateren en ze was heel gelukkig.
Zeven lange jaren verstreken, maar het was voor Frosia of ze samen nog niet één dag duurden. En in die tijd werden in het kristallen paleis daar op de bodem der rivier een dochtertje en een zoontje geboren, die opgroeiden temidden van vissen en andere waterdieren. Toen, opeens, zonder enige aanleiding werd Frosia overvallen door een geweldig verlangen naar de aarde en een heimwee naar het dorp daar boven aan de oever van de rivier vervulde haar hart.
Ze sprak er over met de Koning der Wateren en smeekte hem voor enige tijd naar de mensenwereld te mogen terugkeren, zij en haar kinderen. In het begin wilde de koning daar niet van weten, maar toen zijn vrouw bleef aanhouden hem te smeken, stemde hij ten slotte er in toe, dat ze zou gaan.
"Keer dan maar met je kinderen naar je geboortedorp terug," sprak de Koning. "Maar je moet me beloven, dat je na drie dagen weer terug zult komen. Als die drie dagen verstreken zijn, kom dan naar die plek aan de oever van de rivier waar je zeven jaar geleden in het water bent afgedaald en roep dan drie keer het woord: "Koekoek!"
"En dan is er nog iets, dat ik je moet zeggen," ging de Koning der Wateren verder. "Als je boven in de mensenwereld bent en de mensen zullen je vragen, waar je al die tijd geweest bent en met wie je al die jaren hebt geleefd, dan moeten noch jij, noch een van je kinderen dat vertellen. Ook dat laatste moet je goed onthouden."
Frosia die heel gelukkig was, dat ze nu haar geboortedorp en al haar oude vriendinnen spoedig zou terugzien, beloofde alles wat de Koning der Wateren van haar vroeg en maakte zich met haar kinderen gereed om naar de mensenwereld op te stijgen.
De Koning blies toen drie maal op een grote kinkhoorn en daar zag Frosia, dat de wateren zich weer scheidden en langs dezelfde trap van blauw saffier steeg ze toen met haar twee kinderen, en begeleid door de Koning, op naar de mensenwereld.
Boven aangekomen, nam de Koning afscheid van haar, herinnerde haar nog eens aan haar belofte en verdween toen weer in de diepte van de rivier. Daar stond Frosia met haar twee kinderen op hetzelfde weiland waar ze zeven jaar geleden voor het laatst met haar vriendinnen samen was geweest. Ze kon haar ongeduld nauwelijks meer bedwingen en ze haastte zich naar haar geboortedorp om te zien of alles daar nog hetzelfde was gebleven.
Het werden drie heerlijke dagen voor haar temidden van al haar oude vriendinnen en bekenden en ze kon geen woorden genoeg vinden om al maar te vragen, wat er in die zeven jaar van haar afwezigheid in het dorp al zo gebeurd was.
De vriendinnen van Frosia waren op hun beurt echter ook nieuwsgierig en vroegen aan hun oude vriendin: "Lieve Frosia, maar waar ben jij al die tijd eigenlijk geweest en met wie heb jij gedurende die zeven jaar geleefd?"
Als ze dat vroegen, schudde Frosia echter haar hoofd en zei: "Dat moeten jullie niet vragen, want daar kan ik jullie geen antwoord op geven."
Dat vonden de vriendinnen echter helemaal niet leuk en omdat hun nieuwsgierigheid met het uur toenam, probeerden ze het toen eens bij Frosia's kinderen.
Toen Frosia er op een keer niet was, probeerden ze het kleine jongetje het geheim te ontfutselen. Maar hoewel het ventje een paar jaar jonger was dan zijn zusje, antwoordde hij op al de vragen die hem werden gesteld steevast: "Ik weet het niet."
Daarop probeerden de vriendinnen het bij het kleine meisje. Ze gaven het allerlei snoepgoed en vertroetelden het nog op andere manieren en vroegen het ondertussen, waar ze eigenlijk wel vandaan kwam en met wie haar moeder was getrouwd.
En op die wijze kwamen ze van het meisje ten slotte alles te weten. Hoe Frosia getrouwd was met de Koning der Wateren, in het kristallen paleis woonde daar beneden op de bodem van de rivier en tenslotte hoe het toverwoord luidde, waarmee de Koning der Wateren naar de oppervlakte kon worden geroepen: drie maal achtereen het woord: "Koekoek!" Frosia's vriendinnen snelden met het bericht naar huis en ieder van hen vertelde het gauw aan haar man.
In een grote troep gingen de mannen van het dorp toen naar de oever van de rivier, gewapend met bijlen, dorsvlegels, hooivorken en knuppels. Bij het water aangekomen, riepen ze driemaal het toverwoord: "Koekoek!" en zie, daar openden zich de golven en de Waterkoning kwam in de gedaante van een groene slang naar boven. De dorpsbewoners stortten zich op de slang en sloegen hem met alles wat ze bij zich hadden dood. Frosia die uit de verte alles had gezien, snelde met haar twee kinderen naar de rivier, maar het was te laat. De slang lag al stervende op de grond.
Vóórdat hij stierf, sprak hij echter nog de volgende woorden tot zijn vrouw en kinderen: "Het is jouw dochter, lieve vrouw, die schuldig is aan mijn dood. En hoewel jezelf het geheim niet hebt verraden, had je toch beter op je dochter moeten passen, opdat dit niet had kunnen gebeuren. Van dit ogenblik af zul je een grijze koekoek worden, die niets anders doet, dan treurig roepen: "Koekoek! Koekoek! Koekoek!" Van de vroege lente tot in de late herfst, aan één stuk door. En alle andere vogels zullen je steeds achtervolgen en verjagen, alle andere vogels, zowel de kleine als de grote...
En jij, mijn dochter, je hebt je vader verraden. Daarom zult je tot een brandnetel worden. Die brandende en schrijnende plant die iedereen de ogen doet tranen, zoals jij nu mij zo'n groot verdriet hebt aangedaan...
En tenslotte jij, mijn lieve zoon, jij bent me trouw gebleven en bent je belofte niet vergeten. Jij zult daarom tot dat liefelijke kleine vogeltje worden, dat de hele lente door in de tuinen, de bomen en de struiken zo heerlijk zingt: de nachtegaal. Die kleine nachtelijke zanger, die de mensen zo veel vreugde verschaft en de bedroefden troost..."
En zo is het ook gebleven, tot op de huidige dag.
* * *
Samenvatting
Een Russisch sprookje over een weesmeisje en een groene waterslang. Een arm weesmeisje trouwt met de Koning der Wateren die naar haar toekwam in de gedaante van een groene waterslang. Na zeven jaar in het waterrijk geleefd te hebben, krijgt het meisje heimwee. Ze bezoekt haar vroegere vriendinnen, maar mag van de waterkoning niet vertellen met wie ze de afgelopen zeven jaar heeft geleefd.
Trefwoorden
geheim, nachtegaal, koekoek, zwijgen, vriendinnen, slang, verklarend verhaal, brandnetel, waterslang, rusland
Basisinformatie
- Herkomst: Rusland
- Verhaalsoort: sprookje, verklarend verhaal
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 14 minuten
Thema
Populair
Verder lezen