De naïeve jongen
In een Libanees dorp vlak aan de kust, leefden eens twee broers, die helemaal niet op elkaar leken; de ene heette Naim en die was flink en pienter; de ander luisterde naar de naam Noeman en die was naïef en traag van begrip.
Op een dag baadden de twee broers in zee. Naim zwom en dook, maar zijn broer Noeman kon niet zwemmen. Eindelijk vroeg hij aan zijn broer: "Wat moet ik doen om te leren zwemmen?" Zijn broer antwoordde hem dat hij geduld moest hebben. Noeman dacht echter dat hij veel mirre* moest eten. Hij verliet onmiddellijk zijn broer, ging naar een nabijgelegen winkel en kocht een pakje mirre. Hij walgde van de bittere smaak, maar met veel zelfoverwinning at hij het toch op in de hoop nu te kunnen zwemmen.
De volgende dag ging hij weer met zijn broer naar zee en ging met hem het water in. Zijn broer ravotte in het water, maar Noeman zou bijna zijn verdronken als Naim hem niet had gered. Op weg naar huis zei Noeman teleurgesteld: "Nu heb ik toch zo veel mirre gegeten, maar het heeft niets geholpen."
Naim lachte om zijn onnozelheid en sprak: "Als je op deze weg voortgaat, broer, dan kom je in de hemel." Hij bedoelde daarmee dat de hemel open staat voor onnozelen, maar Noeman dacht dat hij in het paradijs zou komen als hij de straat uit zou lopen, waarin ze juist liepen. Hij liet zijn broer alleen naar huis gaan en liep de straat uit. Hij liep en liep tot hij bij een klooster kwam dat op de top van de berg lag. Hij ging naar binnen en vond monniken in gebed bijeen. Hij ging de kapel in om met hen te bidden.
De abt van de orde had grote laarzen aan en toen de monniken rij voor rij knielden, raakte de abt een monnik aan met zijn schoenzool en de monnik zei: "Heer, wat heeft u grote schoenen!" Noeman hoorde deze woorden en dacht dat het een gebed was. Hij sloeg een kruis en herhaalde steeds maar weer: "Heer, wat heeft u grote schoenen!"
Toen de monniken hun gebed beëindigd hadden, stonden ze op en gingen terug naar hun cellen. Zo bleef Noeman alleen achter in de kerk. De koster zag hem en vroeg: "Waarom ben je nog hier, broeder?"
Noeman antwoordde: "Ik wil graag in de kerk slapen om in de hemel te komen." De koster ging naar de abt en vertelde hem het antwoord van Noeman. De abt begreep dat hij wat naïef was en zei: "Laat hem maar rustig in de kerk slapen en breng hem iets te eten." De koster bracht Noeman een bord moejaddara** en twee stukken brood en liet hem alleen. Op het altaar van de kapel stond een schilderij van Jezus. Noeman knielde er voor neer en sprak: "Kom naar beneden, heer, dan kunnen we samen eten."
Daar stapte Jezus uit het schilderij en ging tegenover Noeman zitten. Hij nam een stuk brood en at van de kant van het bord dat naar hem toegewend was, terwijl Noeman van de andere kant at, zodat het eten in het midden van het bord onaangeroerd bleef.
Toen de koster de volgende ochtend kwam, verbaasde hij zich over het bord, waarvan twee personen gegeten moesten hebben. Hij ging naar de abt en vertelde het hem. De abt was eveneens verwonderd en beval: "Ga hem het middageten brengen en verstop je zo, dat je hem kan zien, maar hij jou niet en kijk wie met hem eet."
's Middags bracht de koster een bord borghol gebraden in boter en twee stukken brood naar de kapel. Hij verstopte zich in een hoek en sloeg Noeman gade. Hij zag hoe deze voor het schilderij op het altaar neerknielde en Jezus uitnodigde het eten met hem te delen. En vol verbazing zag hij hoe Jezus uit het schilderij kwam en met Noeman at. Hij rende naar de abt en vertelde hem wat hij had gezien.
De abt was een zeer vroom man en zijn enige zorg was zijn ziel te redden. Hij liep met rasse schreden naar de kerk, want hij was ervan overtuigd dat Allah de naïeve jongen liefhad en zijn verzoeken zou verhoren. Hij liep naar Noeman toe en verzocht hem bij de volgende gezamenlijke maaltijd aan Jezus te vragen of hij hem alle zonden had vergeven of dat er nog een schuld te vereffenen was en wanneer hij hem die zou vergeven. Daarna keerde de abt terug naar zijn cel en stuurde de koster met een uitgelezen avondmaaltijd naar Noeman. En hij wachtte in spanning tot de volgende morgen om het antwoord van Jezus te vernemen. Nauwelijks begon de ochtend te gloren of de abt ging naar de kapel en vroeg Noeman wat zijn hemelse gast hem had geantwoord. Daarop vernam hij dat hij kluizenaar moest worden en zo lang door verlaten streken moest trekken, tot hij een vrouw zou ontmoeten die op haar arm een kind droeg, dat twee dagen oud was. Het kind zou van de arm van zijn moeder klimmen en hem met een stok slaan, die op de aarde lag. Op dat moment zouden al zijn zonden hem vergeven zijn.
De abt trok het kleed van een kluizenaar aan en ging op weg naar een onbewoonde, verlaten streek. Hij voedde zich met de planten van de aarde, totdat hij volledig uitgemergeld was en er uitzag als een geest. Zijn haar en zijn baard werden steeds langer, en tenslotte zag hij er uit als een wild dier. Hij werd bevangen door zwakte en viel in onmacht.
Een oude man die op een ezel zat, kwam langs de plek waar hij was gevallen. Hij zag de vreemde figuur, klom van zijn ezel en sloeg de liggende man aandachtig gade. Hij zag dat zijn ogen gesloten waren en draaide hem op zijn rug. Hij deed zijn ogen open, draaide hem op zijn zij en zag dat zijn ogen weer dichtvielen. Hij dacht dat hij met een wilde te doen had en bekeek hem gefascineerd. Toen kreeg hij een idee. Hij sprak tot zichzelf: "Ik zal hem op mijn ezel zetten en naar het dorp brengen. Ik kan vast en zeker veel verdienen, als ik hem tegen betaling van entreegeld aan de mensen laat zien."
Dus tilde hij hem op de ezel en maakte hem met zijn riem vast. Daarna trok hij met hem naar het dichtstbijzijnde dorp en stelde hem daar tentoon. De dorpsbewoners kwamen in drommen om de wilde te zien en iedereen die wilde komen kijken, moest aan de oude man vijf piaster betalen. Zo vergaarde hij een aanzienlijke som geld.
In dat dorp leefde een vrouw, die twee dagen tevoren een zoon ter wereld had gebracht. Ze nam de baby op haar arm en ging op weg om die uitzonderlijke wilde te zien. Toen ze bij hem stond, sprong haar zoon van haar arm, nam een stok die op de grond lag en sloeg daarmee de onbekende. En hij sprak: "Sta op! Je schuld is je vergeven!"
De abt ontwaakte uit zijn bewusteloosheid en stond op. Langzamerhand kwam de kracht in zijn leden terug, en toen hij weer op krachten was gekomen, begaf hij zich naar het klooster. De monniken ontvingen hem blij, maar hij bleef niet lang bij hen, maar ging direct naar de kapel, waar hij Noeman aantrof, die daar nog steeds leefde en bleef bij hem.
De abt en Noeman leefden niet lang meer; ze stierven op hetzelfde uur in de kapel. Op dat ogenblik hoorden de mensen de klokken van het dorp luiden zonder dat iemand ze in beweging had gebracht en zij hoorden hemelse gezangen. Ze zagen hoe engelen uit de hemel naar de kapel kwamen en met twee hel verlichte wolken naar de hemel terugvlogen.
* 'sabr' betekent zowel geduld als mirre.
** Libanees linzengerecht.
** Libanees linzengerecht.
* * *
Samenvatting
Een religieus sprookje uit Libanon over een naïeve jongen. Naim en Noeman zijn twee broers die helemaal niet op elkaar lijken qua karakter. Als Naim zegt "als je op deze weg voortgaat, broer, dan kom je in de hemel," vat Noeman dit verkeerd op. Hij loopt letterlijk de straat uit en blijft lopen, totdat hij bij een klooster aankomt en daar blijft hij. Er gebeurt iets wonderlijks.
Toelichting
Dit verhaal is verwant met een sprookje van Grimm: De hemelse bruiloft.
Trefwoorden
jezus, vergeven van zonden, twee broers, twee (getal), klooster, abt, domheid, kluizenaar, libanon, naïviteit, paasverhaal, religieus-sprookje
Basisinformatie
- Herkomst: Libanon
- Verhaalsoort: religieus-sprookje, paasverhaal
- Religie: christendom
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 9 minuten
Thema
Populair
Verder lezen