De rover Schinderhannes
Willem van der Veur was nog niet zo lang in Neede als dominee en leraar werkzaam toen op een donkere winteravond op de pastoriedeur geklopt werd. Hij opende de deur en zag een man van middelbare lengte voor zich staan. Hij dacht dat het een vader was, die een kind voor de doop kwam aangeven en hij liet hem daarom in zijn studeervertrek. Daar gekomen deelde de bezoeker mee dat hij Schinderhannes was. Zoals begrijpelijk: de dominee stond als door de bliksem getroffen, want Schinderhannes was de beruchtste rover van die tijd. "Wees niet bang," sprak de boef, toen hij de angst op dominees gezicht las. "Ik breng geen leed over uw huis," vervolgde hij, "doch ik wil een voorstel doen. Ik word door agenten achtervolgd. Niemand heeft me hier binnen zien gaan en als u me een paar dagen wilt verbergen, geef ik u de verzekering dat uw gemeente nimmer last van mijn bende zal hebben."
Door de nood gedwongen nam de dominee het voorstel van de rover aan. Schinderhannes bleef drie dagen in de Needse pastorie verborgen en vluchtte daarna in stilte. Later is hij op dezelfde wijze nog enige malen de 'gast' van de predikant geweest bij wie hij zelfs in de huiskamer de eenzame winteravonden met gezellige kout opvrolijkte. In bijzijn van de predikantsvrouw zweeg hij echter over zijn grootste boevenstreken. Maar op de studeerkamer met dominee alleen kwam de tong los en werd 't ene verhaal na 't andere over zijn avonturen verteld. Mogelijk wel 't verhaal over Schinderhannes en de Achtkantige boer
Schinderhannes en de Achtkantige boer - ook een beruchte boef - hadden elkaar eens ontmoet. De laatste, geweldig sterk, maar niet zo slim, ontnam Schinderhannes alle geld. "Wat mo'k noo zeggen a'k straks in hoes komme?" sprak deze: "Scheet miej duur mienen jas." Dit gebeurde. "Noo nog duur miene klompe, dan kunt ze zeen da'k kwelleke 't léven der of ebrach hebbe." - "Noo zal 't wal good wezen," sprak de Achtkantige boer. "Ik hebbe ok gin kogels meer." - "Ikke wal," sprak Schinderhannes en haalde zijn pistool voor de dag en richtte die op de Achtkantige boer.
De beide bandieten sloten echter vrede met elkaar en volvoerden later samen hun boevenstreken. Wat daarvan waar is kan moeilijk achterhaald worden. Maar een feit is dat het dorpje Neede nooit last heeft gehad van zijn roversbende.
* * *
Samenvatting
Een Achterhoeks volksverhaal over een beruchte roverhoofdman. Het dorpje Neede in Gelderland heeft geen last gehad van de beruchte rover Schinderhannes (1777-1803). Deze volksoverlevering verklaart waarom; de dominee heeft hem onderdak gegeven toen agenten hem op de hielen zaten en als dank liet Schinderhannes het dorp met rust.
Toelichting
De beruchte roverhoofdman Schinderhannes, bekend van Rijn tot Moezel en ook in het Munsterland en in het oosten van ons land - zijn eigenlijke naam was Johannes Bückler - werd op 25 mei 1777 te Miehlen geboren en op 21 november 1803 met een twintigtal van zijn bandieten te Mainz onthoofd. Onder de vele rovers en bandieten die in de 'goede oude tijd' rondzwierven en de mensen terroriseerden was Schinderhannes wel een van de beruchtsten. Voor meer informatie over de rover, zie: de.wikipedia.org (in het Duits).
Willem van de Veur was van 1801 tot 1810 dominee in Neede. Dit verhaal is verteld door de kleinzoon van de predikant en opgetekend door W.M.C. Slegt. Overlevering is verschenen in 'De Navorscher' van november 1913. Deze versie werd bewerkt door de redactie vanuit 'Land en volk van de Achterhoek'.
Zie (voor meer versies en info): het DOC Volksverhaal van het Meertens Instituut.
De Achtkantige boer is ook bekend onder de naam Platte Tijs, zie het verhaal: De rover die toveren kon.
Trefwoorden
rover, verbergen, neede, schinderhannes, dominee, volksverhaal, sage, roverhoofdman, onderdak geven, schuilen, achterhoek, gelderland
Basisinformatie
- Herkomst: Gelderland, Nederland
- Verhaalsoort: volksverhaal, sage
- Leeftijd: vanaf 12 jaar
- Verteltijd: ca. 3 minuten
Populair
Verder lezen