dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De vrouwengek


Nog niet zo heel lang geleden woonde er op 't Zelle, een beetje op Ruurlo aan, een man van zo'n 50 jaar, Maneveld. Hij had geen vrouw meer, z'n oudste dochter was al vijf jaar getrouwd en je zou toch zeggen dat zo'n man die al opa is zich geen gekkigheid meer op de hals zou halen. Dat zou je zeggen, ja maar 't was wel heel anders: die zelfde Maneveld was gek op vrouwen.
's Zondags, hij was ook diaken in de kerk, dan keek hij meer naar de meisjes dan dat hij luisterde. En als hij dan met de collectezak rond was geweest en het geld naar de consistoriekamer gebracht had, liet hij de deur op een kier staan en keek of hij de meisjes van 't Zelle kon zien. Tenminste als de baron van 't Zelle er niet was, daar had hij ontzag voor, want hij was maar een gewone arbeider.
"Verdraaid knappe meisjes. Zoals die Hente er uit ziet, nee daar krijgt hij kippenvel van: zo'n zacht mondje, zo'n mooie kleur en altijd zo netjes gekleed. En dan een paar flinke armen. Maar Fenneke mag er ook zijn: eigenlijk is Hente wat aan de magere kant; Fenneke is wat ronder. Daar zou je nog aan kunnen denken als je nog eens wil trouwen. Dat met Hente moet maar bij wat malligheid blijven." Dit alles schoot onze Manus door z'n hoofd. En daarbij als de ene niet wil, kon hij het bij de andere proberen. "Lelijk of oud ben ik nog niet. ik wed dat de meisjes nog best zin in me hebben."
De beide meisjes hadden hem allang in de gaten, zo'n oude gek die af en toe al wat beverig is. Dan kennen jullie de Gelderse meisjes nog niet. Ze kunnen wel vijftig jonge kerels krijgen.
Maar wat ze ook zeiden, Manus zat maar steeds achter ze aan wanneer ze na de kerkdienst naar huis liepen en had het er maar over wie er allemaal in ondertrouw waren en dat hij zelf nog aardig fit was.
Fenneke zei: "Dan zul je het toch mooi vinden bij je dochter, die heeft al drie kinderen. Hoe gaat het met hen."
"Oh bedankt. wel goed," zei Manus, maar hij wou er ook nog wel één van zichzelf hebben.
En Hente die wel van gekkigheid hield: "Ach Manus ik denk er net zo over, maar echte vrijers zijn er tegenwoordig niet zoveel " Vanaf toen liep hij achter haar aan en vertelde steeds dat hij niet dronk, niet speelde en dat hij vooral van hard werken hield. Dan begon hij weer met andere malle praatjes en wilde haar kussen.
Het begon de meisjes zo te vervelen dat Hente aan Harmen de koetsier vertelde: "Die Maneveld wordt me zo lastig, hij wil maar steeds aan me zitten, die rare kerel. Kun jij ons niet helpen?"
Ik kan je vertellen dat die Harmen er schik in had. Hij mocht Hente graag. "Ik erger me allang aan die vent: hij loopt hier maar om het huis te lanterfanten. Die ouwe zeur zullen we eens flink te pakken nemen. Doe maar eens net of je hem helemaal ziet zitten." Dat deed Hente.
En zo kwam het dat Manus wat later dacht: nu of nooit, en wilde haar al mee naar huis nemen... Maar Hente stelde hem voor om als haar vriendin naar haar ouders in Ruurlo was de deur open te laten. "Maar," zei ze, "dan moet je me eerst beloven dat je met me zult trouwen."
"Dacht je dan dat ik dat niet zou doen?" had Manus in haar oor gefluisterd. Maar van binnen fluisterde de duivel hem in: "Zeg maar ja. Later kun je altijd weer nee zeggen. Wat kan jou dat schelen."
In de keuken besprak ze verder de tactiek met Harmen de koetsier en met Manus dat hij op hun uitgaansavond maar langs moest komen. En hij moest niet voor elf uur komen en dan kon hij niet gewoon door de deur naar binnen. Meneer draait alles al om acht uur op slot. Nee, hij moest maar in de turfmand gaan zitten. Die zou ze wel neerlaten en dan kon hij zo door het dakvenster bij haar komen. Ze zou hem wel naar boven trekken.
Wat was onze Manus blij! Hij kon er al bijna niet van slapen, de smiecht. Onder het grasmaaien moest hij maar steeds op zijn horloge kijken. Het begon ook nog te onweren, maar hij redde het net op tijd om z'n nette kleren aan te trekken. - Nou moest Hente gewoon wel zeggen dat hij er knapper uitzag dan menig jonge kerel. - En toen ging hij op pad.
Daar achter het grote huis hing zowaar de mand. En of onze Maneveld er rap in zat! "Bun ie-j et?" hoorde hij het lieve mondje van boven fluisteren. En daar ging onze Manus de hoogte in. Opeens ging het niet verder! Hij was al zo hoog dat hij haar in het schijnsel van de maan kon zien. Hij wou net gaan roepen, maar ze keek uit het raam en fluisterde: "O gut e gut. Daar komt meneer aan! Hou je stil, Manus, straks haal ik je wel op!"
Maar van straks kwam niks en de volgende morgen hing Manus nog net zo in de mand. Al was hij nog zo'n beste diaken, nu kon hij het vloeken niet laten.
Maar het ergste kwam nog. Toen Hente met Fenneke en Harmen hem halverwege opgehaald hadden, waren ze naar bed gegaan. De volgende morgen had Harmen aan meneer gevraagd of die eens wilde komen kijken: hij had nu zo'n rare nachtvogel aan het huis hangen.
Toen meneer, mevrouw, Fenneke en Harmen beneden waren liet Hente de mand zakken en je kunt je indenken hoe raar meneer er van opkeek dat er in de mand geen vreemde vogel maar Maneveld uit de mand stapte.
Maneveld tierde en vloekte er wat af, maar meneer zei: "Ja ja Maneveld,
Zó gaat het een vrouwengek
als hij te veel met vrouwen gekt."
*   *   *
Samenvatting
Een sage uit Gelderland.
Toelichting
Dit verhaal is opgetekend (in dialect) door Johan Hendrik Gallée. Voor de Volksverhalen Almanak vertaald door Hetty van der Kolk-Eggink.
Als student heeft Johan Hendrik Gallée - in 1870 op vakantie in Vorden - twee verhalen in Vordens dialect geschreven: ‘De bebbenbek’ en ‘’t Verhaal van Schaele Guurte’ (voor het eerst gepubliceerd in J.A. Leopold en L. Leopold, Van de Schelde tot de Weichsel, Nederduitsche dialecten in dicht en ondicht, deel I, Groningen 1882, 467-473).
Zie ook Schele Guurte.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen