dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Het aardmannetje van de Röhrerbühel


Lang geleden was er in de omgeving van Kitzbühel nog een zilvermijn. De mijnwerkers werkten ijverig in de mijngangen en schachten van de Röhrerbühel en brachten veel kostbaar erts naar boven. Eens hadden goedige aardmannetjes de rijkdom van de mijn in een droom aan drie boeren verraden. Toen de mijnwerkers daarna werkelijk zilveraderen vonden, kende hun hebzucht al gauw geen grenzen meer. Zij groeven steeds dieper in de berg en vielen de dwergen zo lastig bij hun werk, dat deze tenslotte vertoornd het wat verderop gingen zoeken. Slechts één van hen, een norse, rare oude snuiter, bleef de berg trouw en ging zo woest tekeer in de eindeloze gangen en tunnels, dat al gauw geen mijnwerker zich meer in de diepte durfde wagen, want bergbeken en ontploffend mijngas bedreigden een ieders leven. Zo raakte de grote winstgevende mijn in verval. Onberoerd liggen nu de schatten in de Röhrerbühel.
Nadat het aardmannetje de mijnwerkers verjaagd had, raakten de gangen in verval en talrijke schachten stonden onder water. De oude dwerg echter verlangde soms hevig naar menselijk gezelschap. In heldere maannachten hurkte hij treurig neer voor de verwaarloosde ingang van de mijn, of sloop door weer en wind naar de dorpen en gehuchten en keek nieuwsgierig door de ramen.
De mensen vermeden echter de omgeving van de Röhrerbühel. Bij het vervallen bergwerk was het volgens hen niet pluis. Alleen jonge paartjes uit de omgeving hadden er plezier in op zachte zomeravonden daar rond te dwalen, want het was er eenzaam en mooi onder de brede sparren. De sterren schitterden boven de spitse Kitzbüheler Horn, de maan goot zijn zilveren licht over weiden en bossen en glimwormpjes verlichtten de duisternis met hun fosforescerende gloed.
Onder een geweldige boom zat Traudl, een arm boerenweesmeisje, met haar verloofde. Het plekje was helemaal naar hun zin en zij lachten en plaagden elkaar, zoals jonge verliefde mensen nu eenmaal graag doen. Christoph, zo heette de jongen, wilde gauw trouwen, het meisje echter had grote plannen voor de toekomst.
Het was al laat toen de twee uiteen gingen, in tegenovergestelde richting op weg naar huis. Traudls weg voerde langs de mijngang. Van verre hoorde zij al een helder en regelmatig kloppen en klinken. Toen zij bij de mijn kwam, stond de poort wijd open en een flauwe lichtglans scheen uit de diepte. Zij voelde zich niet op haar gemak, maar de nieuwsgierigheid won het van haar angst en dreef haar voorwaarts. Voorzichtig en langzaam ging zij naar binnen en liep door een lange gang het licht tegemoet.
Opeens doemde er een wijde ruimte op, en zij zag een oeroud mannetje met een baard, op een rotsblok zittend, ijverig op mijnwerkerswijze op het gesteente los hamerend. Een grote karbonkel op de borst van de dwerg straalde een helder licht uit en deed het veelkleurige erts aan de wanden schitteren. Het meisje wilde zich al weer verwijderen, toen het mannetje plotseling ophield met zijn werk. Als een jonge man sprong hij op toen hij het mooie jonge ding in de gaten kreeg en zijn ogen straalden van plezier. Hij hield het meisje bij haar jurk vast en smeekte haar nog een poosje te blijven en hem gezelschap te houden.
Traudl stemde toe en vertelde uit zichzelf hoe zij binnengekomen was. Daar zij behalve Christoph, geen mens op aarde had, vertrouwde zij het aardmannetje al haar plannen, zorgen en wensen toe. De dwerg luisterde aandachtig, toen glimlachte hij sluw en verdween in de diepte van de schacht.
Na korte tijd kwam hij terug met een zware staaf in zijn handen, die hij het meisje aanreikte met de woorden: "Neem dit aan kindlief, het is puur korrelzilver uit de schatkamer van de berg, waarin nog nooit een mens geweest is. Ik wil je tot het rijkste meisje van de streek maken op één voorwaarde: iedere zaterdag op dit uur moet je mij bezoeken." Verblind door de glans van het edele metaal willigde Traudl zonder aarzelen zijn verzoek in. Zij hield haar belofte. Iedere zaterdag na haar samenzijn met Christoph bezocht zij het aardmannetje dat al bij de ingang op haar wachtte. Door het gezelschap van het frisse jonge meisje werd de oude dwerg vrolijk en blij en iedere keer als Traudl zich klaarmaakte om naar huis te gaan, kreeg zij koninklijke geschenken.
Nu hadden de mensen iets om over te praten en te roddelen, niemand kon er een verklaring voor vinden hoe zo'n arm boerenweesmeisje opeens aan zoveel geld gekomen was. Zij had een grote boerderij laten bouwen. Er stond gezond vee in de stallen, en velden en weiden omgaven de grote deftige hoeve. Sieraden en mooie kleren had zij in overvloed.
Nu zou je denken, dat het meisje daar gelukkig mee was, maar de onverwachte, moeiteloos verworven rijkdom had haar eenvoudige vrolijke aard veranderd. Traudl werd hoogmoedig en humeurig, onrechtvaardig en egoïstisch en de trouwe Christoph kreeg veel te verduren.
Al gauw viel de winter in met sneeuw en koude, en werd het haar te veel moeite, het afgesproken bezoek bij het aardmannetje af te leggen. Langzamerhand vergat zij haar weldoener helemaal. Zij had alles wat zij zich maar wensen kon en had hem niet meer nodig.
Op een stormachtige nacht in december brak er plotseling op de boerderij van het meisje brand uit. Het vuur was overal tegelijk, in het woonhuis, in de stallen en schuren. De daken stonden in lichterlaaie en de storm wakkerde de gloed aan tot één grote vuurzee. Ternauwernood kon Traudl zich in veiligheid stellen.
Zij riep om hulp en huilde tranen met tuiten. Maar de buren, die nieuwsgierig aan waren komen snellen, bleven als aan de grond genageld staan en staken geen hand uit. Het meisje was hun te arrogant geworden, haar rijkdom was te raadselachtig geweest. Zij waagden hun leven niet om de wild om zich heen grijpende vuurgloed te bedwingen.
Een lelijk grijs klein mannetje sprong vergenoegd rond en riep met hese stem: "Zo gewonnen, zo geronnen!" Nu was Traudl nog armer dan tevoren. Van haar geld en goederen was niets overgebleven dan een drukkend schuldgevoel. Zij wist maar al te goed dat zij Christoph in haar verwaandheid getergd en verwaarloosd had en dat zij haar eens gegeven woord niet had gehouden.
Haar trouwe vrijer ontving haar echter met open armen. Hij was bijna gelukkig over het ongeluk dat zijn liefste getroffen had, want daardoor had hij haar weer teruggekregen. Hij vergaf haar alles en in mei zou eindelijk de bruiloft zijn.
Toen de lente met zijn zachte nachten, zijn bedwelmende zoete lucht en de roep van de nachtegaal zijn intocht hield, kwamen zij opnieuw weer iedere keer op de Röhrerbühel bij elkaar. De avond voor de trouwdag ontmoeten zij elkaar nog één keer op hun geliefde plekje. Zwijgend zat het paar op het zachte mos onder de machtige sparrenboom.
Het was bijna middernacht toen zij afscheid namen. Bij de ingang van de mijngang hoorde Traudl weer de bekende klank van het ertshamertje en de zachte glans van de karbonkel was in de diepte te zien. Besluiteloos en bang bleef ze staan, toen ging ze schoorvoetend de vanouds bekende weg naar beneden de grot in, waar het aardmannetje op de rotswand zat te kloppen. Toen hij het meisje in de gaten kreeg, barstte hij in lachen uit en riep spottend: "Ha, ben je daar, mijn duifje! Ik moet je nu zeker belonen voor je ondank? Nou, kom maar mee, dan zal ik je mijn rijkdommen laten zien!"
Het gezicht van het aardmannetje was bleek en ingevallen. Zijn haren en baard hingen verward om z'n verwrongen gelaat en de diepliggende ogen fonkelden onrustig als die van een krankzinnige. Met ijzeren greep pakte hij het tegenstribbelende meisje bij de hand en trok haar met zich mee door eindeloos lange schachten en gangen, waarvan de wanden schitterden van het goud en de edelstenen. Eindelijk bleven zij staan. Het meisje deinsde huiverend terug. Aan haar voeten gaapte een donkere afgrond en in de onmetelijke diepte ervan kolkten wilde wateren. Voor haar ogen rukte de dwerg de karbonkel van zijn borst en slingerde hem in de afgrond. "Doof uit, zon van de schacht, verzink rijkdom van de berg, de oude dwerg voert zijn bruid naar huis in het eeuwige rijk van de nacht," riep hij met donderende stem, en reeds hadden de wilde wateren hem en zijn slachtoffer verslonden.
De trouwdag was aangebroken. Vol verwachting stond de bruidegom met zijn gasten voor de kerk. Zij wachtten tevergeefs. Het werd middag, de avond viel, bloedrood verdween de zon achter de bergen, maar de bruid kwam niet opdagen. Dagenlang werd er naar haar gezocht. Traudl was en bleef spoorloos en ook het aardmannetje heeft men sindsdien niet gehoord of gezien.
*   *   *
Samenvatting
Een Tiroler sage over een meisje en een dwerg. Een oude dwerg beloont een jong meisje met zilver in ruil voor haar gezelschap. Wanneer ze haar weldoener vergeet, neemt hij wraak door haar huis met daarin alle rijkdommen in brand te steken.
Toelichting
Vergelijk met Old Minneke.
Trefwoorden
Basisinformatie
Bron
"Alpensagen. Wilhelm Tell en andere verhalen" door Gretl Voelter. Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer, 1982. ISBN: 90-202-0049-6
Populair
Verder lezen