dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Het geschenk van de maand maart


Het geschenk van de maand maartEr waren eens twee broers, Cianne, die zo rijk was als een graaf, en Lise, die niets had om in zijn levensonderhoud te voorzien. Maar zo arm aan fortuin de een was, zo slecht van karakter was de ander, die nog geen stap zou verzetten om zijn broer enige hulp te bieden.
Wanhopig verliet Lise het vaderland en ging de wereld bereizen en hij liep zo'n eind, tot hij op een avond bij bar slecht weer een herberg bereikte, waar hij twaalf jongemannen vond, gezeten om het haardvuur. Toen deze Lise zagen - totaal verstijfd en haast verkleumd van de kou, zowel door het straffe seizoen als door zijn slechte kleren - nodigden zij hem uit om aan de haard te komen zitten en Lise nam de uitnodiging aan en nam plaats, om zich lekker te warmen.
Terwijl hij dit deed werd hem door een van de jongemannen gevraagd, die er heel grimmig uitzag met een gezicht, zo lelijk om bang van te worden: "Zeg, boer, wat denk jij van dit weer?"
"Wat zou ik er van moeten denken?" antwoordde Lise, "het komt mij voor, dat alle maanden van het jaar hun plicht doen; maar wij, die niet weten wat we vragen, zouden graag de hemel de wet voorschrijven en in ons verlangen, alles naar onze zin te krijgen, overdenken wij niet, of het wel goed of kwaad, nuttig of schadelijk is, wat ons invalt. Zo zouden wij 's winters, wanneer het regent, de hondsdagen willen hebben en in de maand Augustus een flinke onweersbui. En wij denken er niet aan, dat als het zo zou gebeuren, de seizoenen in de war zouden lopen, het zaad verloren zou gaan en de oogst zou mislukken. Dat dan de mensen ziek zouden worden en de natuur op haar kop zou staan. Laat ons dus de hemel zijn gang laten gaan, die trouwens de bomen geschapen heeft om met brandhout de strenge kou van de winter en met bladerloof de zomerhitte tegen te gaan!"
"Jij spreekt als Samson!" zei de jongeman, "maar je kunt toch niet ontkennen, dat deze maand Maart - waarin we nu zijn - echt wel wat te onbeschaamd is met al die vorst en regen en sneeuw en hagel en vlagen en nevels en stormen en andere overlast. Heus, ze laat ons een afkeer van het leven krijgen!"
"Jij spreekt nu wel kwaad van die arme maand Maart," antwoordde Lise, "maar jij hebt het niet over het nut dat ze ons brengt! Want, door de lente naar voren te schuiven geeft ze de eerste stoot aan het ontluiken der rozen. En al was het dat alleen maar, zij is bovendien oorzaak, dat de Zon op geluk duidt, door de tijd binnen te laten gaan in het huis van de Ram."
Deze jongeman schepte groot behagen in Lise's woorden, want hij was juist de maand Maart in eigen persoon, die met zijn elf broers toevallig in die herberg aangeland was. En om de goedheid van Lise te belonen, die geen kwaad woord had weten te zeggen van zo'n kwaadaardige maand, stelde hij hem een mooi kistje ter hand en sprak tegen hem: "Neem dit en altijd als je iets nodig hebt, moet je het open maken, dan zul je het voor je ogen vinden!"
Lise bedankte de jongeman met woorden, die getuigden van grote nederigheid en na het kistje als een kussen onder zijn hoofd gelegd te hebben, ging hij slapen. En de volgende morgen nam hij afscheid van de jongemannen en hervatte zijn weg. En toen hij nog geen vijftig passen gelopen had deed hij het kistje open en sprak: "Hoor eens even! Zou ik toevallig ook niet een draagkoets kunnen krijgen, een met laken gevoerd, met een beetje vuur er in, om lekker warm vooruit te komen in die sneeuw?"
Hij was amper uitgesproken, toen een draagkoets verscheen met dragers, die hem pardoes optilden en hem er in zetten, en hij beval, dat ze naar zijn huis moesten lopen. En toen het etenstijd werd, deed hij opnieuw het kistje open en sprak: "Ik zou graag wat te bikken willen hebben!" En toen zag je me daar het goede uit de hemel komen regenen! Het feestmaal was van dien aard, dat er tien koningen van hadden kunnen eten!
's Avonds bereikte hij een bos, waar geen zonlicht binnendrong en hij opende het kistje en sprak: "Op deze mooie plek, waar de rivier met de stenen musiceert, om de Gregoriaanse zang van de wind te begeleiden, zou ik graag deze nacht willen rusten!" En dadelijk zag men een scharlakenrood paviljoen klaargemaakt worden onder een tent van wasdoek, met veren matrassen, een Spaans dekbed en zeer fijne lakens. En toen hij vroeg te souperen, verscheen dadelijk een kastje vol zilverwerk - een prins waardig - en onder een ander tentzeil een gedekte tafel, beladen met spijzen, die op honderd kilometer afstand een heerlijke geur verspreidden. Hij deed zich te goed en sliep daarna, en de volgende morgen opende Lise het kistje en sprak: "Ik zou wel een mooi pak willen hebben, want vandaag ga ik mijn broer opzoeken en ik zou hem graag eens jaloers willen maken!"
Zo gezegd, zo gedaan. Hem werd een keurig herenpak gebracht van zwart fluweel met rode tressen en met een fraai borduursel op de voering van geel gekeperde stof, zodat het was, of je een bloemenweide zag. En zo uitgedost ging hij in de draagkoets zitten en kwam bij het huis van zijn broer.
Toen Cianne zag, hoe luxe hij gekleed ging en van hoeveel gemakken hij was voorzien, wilde hij weten wat voor geluk hij had gehad. En zijn broer vertelde hem van de jongemannen, die hij in de herberg ontmoet had en van hun geschenk aan hem. Maar hij verzweeg het gesprek, dat hij met die ene jongen had gehad. De ander kon haast niet wachten tot hij afscheid kon nemen van zijn broer en ried hem aan, te gaan rusten, daar deze wel zeer vermoeid moest zijn.
En aanstonds reed hij te paard weg en kwam bij dezelfde herberg en vond er ook die jongemannen, waarmee hij een praatje aanknoopte. Maar op dezelfde vraag, die de jongeman hem stelde, wat hij dacht van de lopende maand, antwoordde hij: "Moge God deze vervloekte maand vernederen, want ze wordt door de schaapherders gehaat en bederft het humeur en sloopt ons lichaam. Een maand, die zo naar is, dat je pleegt te zeggen, wanneer je een mens iets beroerds wilt toewensen: "Maart zal je straffen!" Een maand zo erg, dat wanneer je iemand het toppunt van verwaandheid wilt noemen je tegen hem zegt: "Jij bent een echte Maartse bui!" Om kort te gaan, een maand, die een fortuin voor de wereld, een geluk voor de aarde en een rijkdom voor de mensheid zou zijn, als haar plaats in de rij der andere maanden geschrapt zou worden!"
De maand Maart, die zich deze uitbrander door Cianne hoorde geven, hield tot de volgende morgen zijn plan geheim. Maar toen Cianne op het punt stond te vertrekken, gaf hij hem een mooie zweep in zijn handen met de aanwijzing: "Als je nu verlangen naar iets krijgt en je zegt dan: "Zweep, geef me er honderd" dan zie je, dat er parels aan de stok geregen worden!" Cianne bedankte de jongeman en gaf zijn paard de sporen en wilde de zweep niet eerder proberen voor hij bij zijn huis kwam.
En daar aangekomen sloot hij zich onmiddellijk in een kamertje op, om het geld, dat hij van de zweep hoopte te krijgen, voor zichzelf te kunnen houden en hij zei: "Zweep, geef me er honderd!" En als de zweep hem er toen geen honderd gaf, zeg dan maar dat hij voor de rest nog eens mag terugkomen! Want als een componist sloeg ze zo hard op zijn benen en gezicht, dat Lise op het gegil kwam toelopen. En toen deze zag, dat het onmogelijk was, de zweep tegen te houden, die haar kuren botvierde als een op hol geslagen paard, opende hij het kistje en deed zo de zweep ophouden.
Vervolgens vroeg hij aan Cianne, wat hem overkomen was. En toen hij de geschiedenis vernomen had, zei hij hem, over niemand anders te klagen dan over zichzelf, die zijn eigen kwaad berokkend had, zich gedragen had als een onbeschaamde vlegel. Maar dat hij een volgende keer moest leren, zijn tong te beteugelen, de sleutel die het magazijn van zijn ongeluk voor hem geopend had. Immers, als hij gunstig over die jongeman gesproken had, zou hij misschien hetzelfde geluk ontvangen hebben, te meer, daar het ten gunste spreken een koopwaar is, die niets kost en winst pleegt te verschaffen, welke men niet verwacht.
Tenslotte troostte hij hem door hem te zeggen, geen grotere geriefelijkheid te zoeken dan die welke God hem toegewezen had. Want zijn kistje was voldoende om dertig huizen van gierigaards overvloedig te vullen. En dat hij baas zou worden over al zijn bezittingen, daar de Hemel de schatbewaarder is van de vrijgevige mens. En dat hij, ofschoon een andere broer hem geminacht zou hebben om de wreedheid hem betoond ten tijde van zijn ellende, toch overwoog, dat zijn slechtheid de gunstige bries was, die hem naar deze haven gevoerd had. En daarom kon hij er hem dankbaar voor zijn en hij stelde hem voor, dit voordeel te erkennen.
Toen Cianne dit alles hoorde, vroeg hij hem vergiffenis voor de onaangenaamheden die tussen hen waren voorgevallen, en zij sloten vriendschap en genoten verder gezamenlijk van de gunstige fortuin. En van toen af sprak Cianne gunstig over alles, hoe ellendig het ook was; want hij was door bittere ondervinding wijs geworden.
*   *   *
Samenvatting
Een oud Italiaans volkssprookje over kwaadspreken. Wanneer een arme jongen in een herberg komt en hem gevraagd wordt wat hij van het koude, gure en natte weer vindt, moppert hij niet zoals de meeste mensen zouden doen, maar spreekt hij gunstig over de speling der seizoenen. Dat wordt rijkelijk beloond en wanneer zijn broer zich hetzelfde lot ten deel wil laten vallen gaat hij ook naar de herberg. Hij is echter iemand die snel kwaadspreekt van dingen...
Toelichting
Uit de Pentamerone (Lo cunto de li cunti overo lo trattenemiento de peccerille - Het sprookje der sprookjes, of Vermaak voor de kleinen) van Giambattista Basile (Vijfde dag, tweede sprookje).
Thematiek: spreken is zilver, zwijgen is goud. Ten gunste van iets spreken en kwaadspreken.
Over de maand maart wordt niet veel goeds gezegd in weerspreuken, o.a.: 'Maart roert zijn staart', 'Wil maart reeds donder, dan is sneeuw in mei geen wonder' en 'Maartse buien, die beduien, dat de lente aan komt kruien'.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen