vrijdag 4 oktober 2024

Volksverhalen Almanak


Het kleine witte hondje


Er was eens een vrouw die haar stiefdochter altijd heel gemeen behandelde. Ze had daar niet de minste reden toe, want het meisje deed altijd haar uiterste best om alles wat haar opgedragen werd zo vlug en zo netjes mogelijk uit te voeren. Maar toch kon ze het haar stiefmoeder maar nooit naar de zin maken.
Zo werd het meisje er op een keer weer eens op uit gestuurd om water te halen bij de bron. Maar natuurlijk bedacht de stiefmoeder ook deze keer weer iets om dat extra moeilijk te maken. Dat water halen moest namelijk zo gebeuren, dat de emmer daarbij niet nat mocht worden. Nu kun je je voorstellen, dat dat niet zo heel eenvoudig is en het meisje stond dan ook bitter te huilen bij de bron, omdat ze maar niet wist, hoe ze dat klaar moest spelen.
Maar toen opeens, net of het uit de grond te voorschijn werd getoverd, kwam daar een klein wit hondje aangewandeld. En dat zei tegen het meisje: "Als ik jouw man mag worden, dan zal ik zorgen dat jij je water krijgt." Het meisje keek daar eerst wel een beetje vreemd van op, maar al gauw droogde ze haar tranen en stemde toe in wat het hondje vroeg. En kijk, daar stond al een tot de rand gevulde emmer voor haar klaar, terwijl er aan de emmer zelf geen druppeltje water zat. Het hondje keek haar kwispelstaartend aan, maar was op het zelfde ogenblik even plotseling verdwenen als het verschenen was.
Enige tijd daarna kwam er een jonge man om de hand van het meisje vragen. Het meisje vond hem niet lelijk of onaardig, maar omdat ze zich haar belofte aan het kleine witte hondje herinnerde, weigerde ze. Haar stiefmoeder wilde daar echter in het geheel niet van horen en dwong haar stiefdochter om het huwelijksaanzoek aan te nemen.
De avond vóór de bruiloft kwam toen de bruidegom naar het huis van zijn bruid en al de gasten gingen hem tegemoet. En plotseling liep daar ook het kleine witte hondje weer tussen de gasten. Maar, helaas, dat werd niet binnengelaten en het moest buiten blijven staan. Toen begon het kleine witte hondje opeens te zingen en het zong:
"Lief meisje, laat mij binnen, kom!
Mij, je kleine bruidegom!
Denk aan je belofte die dag bij de bron
Toen onze bruidstijd al begon."
En alle gasten moesten lachen toen ze dat kleine hondje daar hoorden zingen en omdat ze dat wel grappig vonden, liet men het toch maar binnenkomen. Toen het hondje de kamer binnenkwam waar allen aan tafel zaten en het daar de bruidegom naast de bruid zag zitten, begon het opnieuw te zingen:
"Lief meisje, zet mij naast je, kom!
Mij, je kleine bruidegom!
Denk aan je belofte die dag bij de bron,
Toen onze bruidstijd al begon."
De bruidegom vond het een grappig hondje en wilde het wel toestaan waar het om vroeg. Het hondje ging toen aan de voeten van de bruid zitten en hield zich verder gedurende het hele feestmaal doodstil. De volgende dag zou het verlovingsfeest plaats vinden. En toen alle gasten zich even vóór de aanvang in het huis van de bruid verzameld hadden, zong het hondje weer:
"Lief meisje, neem mij tot verloofde, kom!
Mij, je kleine bruidegom!"
De echte bruidegom keek deze keer weliswaar een beetje gek op, maar omdat hij een bruidegom met een goed hart was, zei hij er maar verder niets van.
Na de verloving zette men zich aan tafel voor een feestelijk ontbijt en weer hoorde men het kleine witte hondje zingen:
"Lief meisje, neem me aan tafel, kom!
Mij, je kleine bruidegom!"
De bruid deed wat het hondje vroeg en het werd weer rustig. Na het ontbijt reden de rijtuigen voor en men maakte zich gereed om voor de huwelijksinzegening naar de kerk te gaan. En ook nu begon het hondje weer te zingen:
"Lief meisje, laat mij in je rijtuig, kom!
Mij, je kleine bruidegom!"
Ook deze keer vond de bruidegom het goed, dat de bruid het kleine witte hondje met zich mee nam in het rijtuig. En zo ging men toen gezamenlijk naar de kerk.
In de kerk aangekomen, namen al de gasten hun plaatsen in en de bruid en de bruidegom gingen naar het altaar waar de priester hen al opwachtte. En juist wilde deze met de trouwplechtigheid beginnen, toen daar opeens weer het kleine hondje heel luid begon te zingen:
"Lief meisje, laat mij je trouwen, kom!
Mij, je kleine bruidegom!"
Daar keek iedereen toch wel van op. De gasten in de kerk, de organist die achter zijn orgel zat en ook de priester zelf. Hij liep naar de bruid toe en vroeg haar of ze het kleine hondje misschien iets beloofd had. Want dat ze in dat geval alles moest vertellen, omdat hij het huwelijk niet eerder zou kunnen voltrekken.
Het meisje vertelde toen alles wat er zich had afgespeeld, van het allereerste begin tot het eind toe. De stiefmoeder die in de kerk zat, werd paars van woede en ze had niets liever gedaan dan haar stiefdochter een flinke aframmeling geven. Maar ja, dat ging nu eenmaal een beetje moeilijk op dat ogenblik.
Toen hij alles gehoord had, schudde de priester zijn hoofd en zei, dat hij in dat geval het huwelijk niet zou kunnen inzegenen.
De bruidegom was echter een verstandig man en hij vroeg aan zijn bruid: "Zeg, lief meisje, waarom heb je mij dat allemaal toch niet eerder verteld? Hoe kon ik dat nu weten."
"Ik zou het je graag hebben verteld," zei het meisje, "maar ik durfde het niet uit angst voor mijn stiefmoeder."
Toen de stiefmoeder dat hoorde, werd ze van woede eerst zo rood als een kreeft en daarna zo wit als een laken. Ze stond met een ruk uit haar bank op en rende de kerk uit. Maar ook het hondje rende de kerk uit, haar achterna. Toen werd de stiefmoeder zó razend van woede, dat ze een grote zware steen nam en die naar het kleine witte hondje wilde gooien... Maar toen gebeurde er opeens iets! Op datzelfde ogenblik klonk er luid paardengetrappel en daar kwam een prachtige koets aangereden met acht blinkend witte schimmels er voor. Een koetsier in livrei met een witte gepoederde pruik sprong van de bok, opende een van de glanzende portieren, boog heel diep en nodigde het kleine witte hondje uit om in te stappen.
Het hondje sprong in de koets en... toen wisten nóch de stiefmoeder, nóch de bruiloftsgasten, nóch de priester, nóch de bruid en de bruidegom wat ze zagen.
Voor de blinkende ramen van de koets zagen ze niet de kop van het kleine hondje verschijnen, maar het gezicht van een jonge prins met een gouden kroon op het hoofd. Een jonge prins die zich uit het raampje boog en vriendelijk naar de arme stiefdochter knikte.
En nu kan men wel raden, wat er verder gebeurde. Natuurlijk ging die dag het huwelijk van het meisje wél door. De priester zegende het huwelijk in tussen de stiefdochter en de mooie jonge prins. En na de huwelijksinzegening voerde de prins zijn bruid mee naar een mooi gouden slot, waar ze verder lang en gelukkig zouden leven.
En de tweede bruidegom werd door de prins tot zijn eerste raadsheer gemaakt, omdat deze getoond had een goed hart te bezitten, toen hij het kleine witte hondje had toegestaan binnen te komen, zich aan de voeten van de bruid te zetten en tenslotte zelfs in de rijtuigen mee te gaan naar de kerk.
En wat er met de stiefmoeder gebeurde? Die zonk van woede en schaamte in de grond, zodat nooit iemand meer iets van haar heeft gezien.
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje uit Letland over trouwen met een betoverde prins. Een meisje moet van haar stiefmoeder water uit een put halen zonder de emmer nat te maken. Ze krijgt daarbij de hulp van een klein wit hondje, mits ze hem belooft met hem te trouwen. Dat doet ze, maar de stiefmoeder heeft een andere bruidegom op het oog. Op de trouwdag met de andere bruidegom wordt duidelijk dat het witte hondje een betoverde prins is en trouwen zij alsnog.
Toelichting
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen