dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Het wilde zwijn


Een jong getrouwd paar begaf zich in de vroege morgen naar de ladang. Onderweg zei de man tegen zijn vrouw: "Begin vast oepi en batata uit te graven en snijd ook een tros rijpe pisang aboe af, kook daarna wat batata voor mij, dan ga ik eerst naar mijn strikken kijken." Daarna sloeg hij een zijpad naar het woud in. De vrouw liep nu alleen door en op de ladang aangekomen deed ze wat haar man had opgedragen. Tegen de middag, net toen het begon te regenen bij heldere zonneschijn, kwam haar man terug, tenminste, dat dacht ze. Hij had enige koesoe's bij zich en zei: "Kom, laten we nu naar huis gaan, want ik ben bang dat het harder zal gaan regenen en dat deze regen ons ongeluk brengt."
Snel braken ze op en gingen op weg, de man voorop. Maar na een tijdje sloeg hij een klein zijpaadje in en even later zei hij, als bij zichzelf: "Hier heb ik gisteren ook gelopen, want je ziet de verse sporen nog en daar heb ik een paar takken weggekapt." De vrouw die al verbaasd was dat haar man zo'n vreemd zijpaadje was ingeslagen, bemerkte nu tot haar grote verbazing dat zij op een varkenspaadje terecht was gekomen, dat de sporen in de grond varkenssporen waren en dat het struikgewas aan beide kanten als met een slagtand van een wild zwijn was vernield. Haar hart begon van angst harder te kloppen en zij dacht bij zichzelf: "Dat is mijn man niet; misschien is het wel een geest! Wat zal ik doen, wat zal ik doen?" Een eindje verder sprak de man, terwijl hij langs een modderplas liep: "Hier neem ik geregeld een bad."
Toen zij ten slotte voor een grote rots kwamen, de Batu Patola, en zij door een gat naar binnen moesten kruipen, begreep de vrouw dat deze man, in wiens handen ze was gevallen, een vermomd wild zwijn was. Snikkend, en bevend over haar hele lichaam smeekte ze hem om haar te laten gaan. Het zwijn antwoordde echter: "Wees niet bang, vrouw, ik zal u geen kwaad doen, maar omdat ik al oud ben en mijn einde voel naderen wil ik u tot mijn erfgenaam maken van alles wat ik hier heb liggen. Kijk eens, al deze borden, pullen, kommen, gongs en sieraden. Maar daarvoor moet u bij me blijven totdat ik gestorven ben, dan kan ik u ook over het een en ander vertellen."
Omdat de vrouw de weg terug niet wist, kon ze niet anders doen dan zich in haar lot schikken. Bovendien lachte de komende erfenis haar toe. Zo bleef ze een paar weken bij het zwijn en zorgde voor zijn voedsel en zijn hol. Telkens als hij uitging zei hij tegen haar: "Kijk 's middags door dit gat goed uit naar de zon. Als die ter hoogte van de boomtak daar is, zal ik gauw thuis zijn. Als de zon daar voorbij is en ik ben nog niet thuisgekomen, dan kun je gerust aannemen dat ik gestorven ben. Neem dan al mijn goederen en ga langs dit pad naar je woning terug."
Op een keer voelde het wilde zwijn meer dan ooit dat zijn laatste uur snel geslagen zou hebben. Hij legde de vrouw nog eens goed uit waar zich alle kostbaarheden bevonden, wees haar precies hoe ze de terugweg moest volgen en vertrok. Hij had zijn hol nog maar net verlaten of de echte man van de vrouw, die aan het jagen was, kwam hem op het spoor. Omdat het zwijn door zijn ouderdom niet meer zo snel was, werd hij al spoedig door een paar honden in het nauw gedreven, en het lukte de jager om hem met zijn lans dodelijk te treffen. Hij wist echter zo'n verborgen plek te vinden om de dood af te wachten, dat de jager zijn spoor kwijt raakte.
De vrouw, die tegen de middag al had zitten uitkijken, zag op het afgesproken tijdstip het zwijn niet aankomen en toen de zon al lang voorbij de boomtak was en al bijna verdween, begreep ze dat hij de dood had gevonden. Ze vulde haastig een gong met de mooiste koralen en ringen, nam een stapel kostbare borden, omhing zich met talrijke sieraden en koperen en zilveren bellen en sloeg het pad in naar huis.
In de avond kwam zij aan. De ringen aan haar enkels rinkelden bij elke stap die zij deed. Haar vader hoorde het geluid en zei tegen zijn vrouw: "Wie komt daar toch aan? Het lijkt wel de voetstap van onze dochter. Maar dat kan niet, want zij is toch dood, misschien gesneuveld, of in de macht van een boze geest gevallen." Toen zij onder aan de trap was gekomen riep ze haar vaders naam. Boos antwoordde die: "Wie is daar zo gemeen, om de draak met me te steken en de stem van mijn overleden dochter na te bootsen?"
Toen riep ze haar moeder. Deze kon haar oren niet geloven, het was duidelijk de stem van haar dochter en onwillekeurig begon haar hart te popelen. Maar nee, dat kon immers niet waar zijn, dat was zeker een bedrieger, en weeklagend riep ze uit: "Waarom spot je toch zo met het verdriet van een moeder en boots je de stem na van haar dochter, van wie ze de dood betreurt?"
Toen riep ze de naam van haar echtgenoot. Deze wist niet hoe hij het had. Ontdaan sprong hij op en het was, alsof hij moest lachen en huilen tegelijk. "Licht eens gauw bij," riep hij, "ik moet toch eens kijken." Toen ontdekten zij inderdaad de verloren gewaande vrouw en zij werd omhelsd en met liefkozingen overladen en met gejuich naar binnen geleid. Daar vertelde ze wat er gebeurd was en iedereen was in de wolken dat zij zo'n grote erfenis had gekregen, want nu brak er een tijd zonder zorgen aan. Nadat zij de volgende dag het kostbaarste porselein uit de Batu Patola hadden opgehaald, schonken ze de overige kostbaarheden aan hun dorpsgenoten.
*   *   *
Samenvatting
Een volksverhaal uit Indonesië over een door een zwijn ontvoerde vrouw. Een vrouw wordt door een wild zwijn meegelokt naar zijn woning. Ze moet voor hem zorgen en mag pas weer vertrekken als hij dood is. Bij haar terugkeer naar haar familie neemt ze vele rijkdommen mee.
Toelichting
Een ladang is een onbevloeid landbouwgebied. Oepi's en batata's zijn aardvruchten. Een koesoe is een buideldier.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen