Van de verschrikkelijke slangdraak
Degenen onder jullie, die nooit van de basilisk - ook wel slangdraak genoemd - hebben gehoord, moet ik eerst vertellen dat het een monster is met een lachwekkend en tegelijkertijd angstaanjagend uiterlijk. Het heeft een hanenkop met een kam, en daar bovenop een kroon. Poten en lichaam lijken op een pad en zijn lange, geschubde staart op die van een draak. Geen wonder dus, dat degene die dit wangedrocht met zijn kwaadaardige gele oogjes aanschouwt, onmiddellijk van schrik verlamd raakt. Ja, velen hebben zelfs het leven verloren door de afgrijselijke stank die het ondier om zich heen verspreidt. Als je dan ook nog bedenkt, dat de slangdraak uit een hanenei ter wereld komt, en dan nog alleen, als het door een pad wordt uitgebroed, dan kan het haast niet anders, of zo'n gedrocht moet er ook wel afschuwelijk uitzien.
Gelukkig vertoont de slangdraak zich slechts zelden. Het laatste bericht over zijn verschijning stamt uit Wenen uit het jaar 1212.
Op een mooie, heldere zomerochtend ging een dienstmeisje, die bij een bakker in de Lantaarnsteeg diende, zoals gewoonlijk water halen. Op zijn binnenplaats had de bakker een oude bron met een handwinde. De bron was heel diep en het water ijskoud, maar helder als kristal. Toen het meisje dichtbij de bron kwam, rook ze plotseling een walgelijke stank, maar het kwam niet bij haar op, dat het van de bron afkomstig kon zijn. Maar nauwelijks had ze zich over de rand gebogen, of ze kreeg het zo vreselijk te kwaad, dat ze luidkeels begon te gillen. In een oogwenk stonden de bakker en zijn vrouw bij haar en korte tijd later ook de bedienden. Men vroeg haar, wat er aan de hand was, maar ze kon alleen maar naar de bron wijzen en huilde daarbij hartverscheurend.
Juist boog de bakker zich voorover om ook een kijkje te nemen, toen hij plotseling duizelig werd en stond te zwaaien op zijn benen. De stank benam hem bijna de adem en zijn vrouw moest vlug wat brandewijn voor hem halen om de schrik weg te spoelen.
Intussen had de verschrikkelijke stank zich over de hele hof verspreid, drong door vensters en deuren het huis binnen tot aan de kamer, waar de broden werden bewaard. En dat was natuurlijk niet zo leuk, want wie zou er uit zo'n stinkend bakkershuis nog brood willen kopen?
De bakker wist niet wat hij moest beginnen, zijn vrouw jammerde en het dienstmeisje huilde, tot een bakkersknecht, een flink uit de kluiten gewassen knaap, zei: "Huilen en schreeuwen helpt niet. Bezorg me liever een brandende toorts en laat me in de bron afdalen. Ik zal de zaak tot op de bodem uitzoeken!"
Het meisje hield onmiddellijk op met huilen. Vlug haalde ze de toorts en de bakker en een tweede knecht pakten het touw en lieten de jongen langzaam in de bron neer. Maar nauwelijks was hij een paar meter onder de rand, of hij begon te schreeuwen als een mager varken, en toen ze hem gauw naar boven haalden had hij het bewustzijn al verloren.
Wat nu?
De bakker liep naar het raadhuis en vroeg daar dringend om hulp, en weldra marcheerden de gerechtsdienaren de binnenplaats op, aangevoerd door hun kapitein. Maar wat hielpen hier zwaarden en hellebaarden, die konden de vreselijke stank immers niet verjagen. Al heel gauw kneep iedereen zijn neus dicht en maakte dat hij wegkwam, zo ver mogelijk bij die stinkende plek vandaan.
Na een poosje kwam de knecht weer bij bewustzijn en begon onmiddellijk te vertellen, wat hij daar onder in de bron had gezien: "Eerst zag ik helemaal niets, want de bron was vol gele rook. Maar toen heb ik een wonderlijk dier gezien. Het had een kop als van een haan, maar dan veel groter, en daar bovenop een kam met een kroon. En hij had poten als van een pad..."
"Daar zul je het hebben," riep één der buren die nieuwsgierig waren aan komen lopen. "Dat kan niets anders dan een basilisk zijn, een slangdraak. Nou, daar heb je me een mooi koopje in huis gehaald! Wapens noch gif kunnen ons helpen. Het enige wat in aanmerking zou kunnen komen, is een spiegel. Maar geen gewone spiegel, het moet er een van glanzend metaal zijn. Als de basilisk zichzelf in zo'n spiegel ziet, krijgt hij door zijn eigen lelijkheid zo'n woedeuitbarsting, dat hij uit zijn vel springt!"
De kapitein van de stadsgarde verklaarde daarop nadrukkelijk dat hij daarmee niets te maken wilde hebben, en vertrok. Zijn plicht was alleen, met het zwaard de rust en orde in de stad te handhaven. En hij ging.
Ook de buren gingen langzamerhand naar huis terug. Enkelen hadden medelijden met de bakker, anderen daarentegen lachten in hun vuistje, want niet voor niets zegt het spreekwoord: Geen groter vermaak dan leedvermaak!
De bakker bezat weliswaar zo'n metalen spiegel, maar niet de moed, om hem de basilisk voor te houden. En dus ging hij met zijn vrouw maar liever slapen en stuurde ook de bedienden naar bed.
De jonge knecht echter kon niet in slaap komen en lag er over na te denken, hoe hij de basilisk te pakken kon krijgen. Niet dat hij zo'n held was, integendeel, maar hij dacht aan de beloning, die hem ongetwijfeld ten deel zou vallen als hij het monster zou verslaan. De bakker zou er beslist wel voor willen zorgen dat hij meester werd, en als hij eenmaal een eigen zaak zou hebben, zou hij eindelijk met zijn mooie meisje kunnen trouwen, dat al zo lang op hem wachtte. En dan... kortom, het waren mooie dromen die hij droomde.
Toen hij zo lag na te denken, herinnerde hij zich opeens dat hij deze vieze stank al eens eerder had geroken. Dat was toen hij uit de kelder hout wilde halen om de oven aan te steken. Ja, nu wist hij het weer!
Snel stond hij op, nam zijn toorts en ging daarmee voor de tweede keer de kelder in. Hij gooide een paar houtblokken opzij en kijk: daar zag hij een scheur in de muur, waaruit onmiskenbaar de stank kwam.
De kelder heeft beslist een verbinding met de bron, dacht hij, en om er zeker van te zijn krikte hij de scheur wat verder open. Onmiddellijk stroomde er dezelfde stank uit, die hem weer bijna de adem benam. Maar de knecht hield zijn hoofd koel. Nu ging het erom, snel te handelen. Hij haalde de metalen spiegel van de bakker, bond hem aan een lange stok en stak deze door de scheur naar binnen, nieuwsgierig, wat er nu zou gaan gebeuren!
Hij behoefde niet lang te wachten. Uit de bron klonk een zware slag, die het hele huis op zijn grondvesten deed trillen. De basilisk was inderdaad bij het aanschouwen van zijn eigen lelijkheid van woede uit elkaar gebarsten, zoals de buurman had voorspeld.
Zo liep alles nog goed af!
De bakker liet de bron dichtmetselen en zorgde er inderdaad voor, dat de mooie dromen van de knecht werkelijkheid werden, zodat hij met zijn uitverkorene kon trouwen.
Het stinkende monster werd echter niet vergeten, want sinds die tijd kreeg het huis van de bakker de naam 'Bij de basilisk'.
* * *
Samenvatting
Een sage uit Oostenrijk over een basilisk. Een dienstmeisje gaat water halen bij de bron en ruikt een vreselijke stank. Deze geur verspreidt zich over het hele hof en dringt overal naar binnen. Er zit een basilisk in de bron en de enige manier om van een slangdraak af te komen is met een spiegel van glanzend metaal.
Toelichting
Vergelijk met Het monster van Utrecht: De Basilisk.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Oostenrijk
- Verhaalsoort: sage, volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 8 minuten
Bron
"Sagen van Europese steden" verteld door Vladimír Hulpach. Holland, Haarlem, 1980. ISBN: 90-251-0412-6
Populair
Verder lezen