dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De worm en de wilde dieren


Er was eens een worm. Hij drong het hol van de haas binnen die er een keertje niet was. Toen de haas thuiskwam en sporen op de grond zag, riep hij: "Wie is er mijn huisje binnengedrongen?" Luidkeels schreeuwde de worm: "Ik ben het, de roemrijke krijger, de zoon van de grote man wiens enkelringen zijn losgeraakt toen hij vocht in het land van Kurtiale. Ik gooi zonder problemen een neushoorn op de grond en stamp een olifant zo fijn als koeienstront. Mij klop je niet!"
De haas ging weg, want hij dacht: Wat kan een arme kleine als ik doen tegen zo'n monster dat neushoorns en olifanten neerlegt? Toen hij de jakhals tegenkwam, riep hij diens hulp in tegen het monster dat zijn huis bezette. De jakhals liep met de haas mee naar het hol en blafte daar: "Wie heeft het aangedurfd het huis van mijn vriend de haas binnen te dringen?" De worm schreeuwde weer: "Ik ben het, de roemrijke krijger, de zoon van de grote man wiens enkelringen zijn losgeraakt toen hij vocht in het land van Kurtiale. Ik gooi zonder problemen een neushoorn op de grond en stamp een olifant zo fijn als koeienstront. Mij klop je niet!"
Na dit gebral hield de jakhals het voor gezien, want wat kon hij beginnen tegen zo'n geweldenaar? De haas hupte de steppe op, en al vrij gauw ontmoette hij een luipaard. Ook de luipaard wou wel even mee naar het hol. Hij brulde: "Wie daar?" En de worm riep vervaarlijk: "Ik ben het, de roemrijke krijger, de zoon van de grote man wiens enkelringen zijn losgeraakt toen hij vocht in het land van Kurtiale. Ik gooi zonder problemen een neushoorn op de grond en stamp een olifant zo fijn als koeienstront. Mij klop je niet!"
De luipaard vroeg zich af: "Als hij de neushoorn en de olifant verpletterd heeft, hoe zal ik er dan uitzien als hij met me klaar is?" en hij koos wijselijk het hazenpad. Weer ging de haas hulp halen, en dit keer kwam hij thuis met een neushoorn. Maar toen de worm zich had bekendgemaakt dacht de neushoorn: Die daar heeft mijn broertje gevloerd, dus ik kijk wel uit. En ook hij droop af. Niet lang daarna liet ook de olifant weten dat hij bij nader inzien toch liever niet tot koeienstront vermorzeld werd.
Mistroostig dwaalde de haas rond met de gedachte dan maar ergens anders te gaan wonen, toen een rode mier hem vroeg waarom hij zo treurig keek. "Ach," zuchtte de haas, "dat is een lang verhaal," en hij vertelde de rode mier hoe hij de hulp van vele grote dieren had ingeroepen om zijn huisje terug te krijgen, maar dat ze allemaal bang waren geworden. "Geen punt," sprak de rode mier, "ik ga wel met je mee. Laat mij dit varkentje maar wassen." Even later liep hij stoer het hol in, en riep: "Goed volk! Is hier iemand?" De worm bulderde met zijn zwaarste stem: "Ik ben het, de roemrijke krijger, de zoon van de grote man wiens enkelringen zijn losgeraakt toen hij vocht in het land van Kurtiale. Ik gooi zonder problemen een neushoorn op de grond en stamp een olifant zo fijn als koeienstront. Mij klop je niet!"
In plaats van weg te lopen antwoordde de rode mier: "O ja? Laat me niet lachen!" Hij greep de worm vast, sleurde hem het hol uit en sloeg hem zo dood als een pier. De haas riep alle dieren bijeen om naar de dode worm te kijken. "Wie niet sterk is moet slim zijn," sprak hij. Toen ging de luipaard op jacht, en toen hij daarvan terugkwam, legde hij zijn prooi aan de voeten van de rode mier, om hem hulde te betonen.
*   *   *
Samenvatting
Een afrikaans-verhaal uit Kenia. Een worm bezet het hol van een haas. Hij gaat bij allerlei wilde dieren hulp halen om de worm te verdrijven, maar deze bluft over zijn kracht waardoor alle dieren afdruipen. Alleen een rode mier is niet bang en verslaat uiteindelijk de worm.
Toelichting
Een Masai sprookje.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen